Logo Parlement Buxellois

De organen van het Parlement

De voorzitter

Rachid Madrane is geboren in 1968 in de Marollenwijk, in hartje Brussel.

Hij begint zijn politieke carrière in 2000 in de gemeenteraad van Etterbeek, waar hij fractievoorzitter en schepen wordt.

Van 2004 tot 2009 is Rachid Madrane lid van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement, waar hij onder andere een ordonnantie laat goedkeuren die de anti-discriminatiewetgeving uitbreidt. Daardoor krijgen de overheden de mogelijkheid om bij aanwerving voorrang te geven aan werkzoekenden uit de wijken van ons Gewest met de meeste werkloosheid.

Van 2010 tot 2012 wordt hij volksvertegenwoordiger in het federale parlement. Daarna wordt hij aangewezen als staatssecretaris voor Openbare Netheid en Stedenbouw in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en minister van Beroepsopleiding, Sociale Actie, Cultuur, Sport, Internationale Betrekkingen en Schoolvervoer bij de Franse Gemeenschapscommissie (FGC).

In 2014 wordt hij minister van Jeugdbijstand, Justitiehuizen en de Promotie van Brussel van de Federatie Wallonië-Brussel. Onder zijn ministerschap wordt op 18 juli een belangrijk decreet goedgekeurd: het wetboek van preventie, hulpverlening aan de jeugd en jeugdbescherming. In de loop van de zittingsperiode wordt hij ook bevoegd voor Sport en Jeugd.

Na de verkiezingen van 2019 wordt Rachid Madrane op 18 juli voorzitter van het Brussels Hoofdstedelijk Parlement.

De eerste ondervoorzitter

Guy Vanhengel werd geboren te Brussel op 10 juni 1958, jaar van de Brusselse Expo.

In 1979 studeerde hij af als onderwijzer aan de Karel Buls Normaalschool, hierna gaf hij tot 1981 les in de Kakelbontschool te Laken. Vandaar ook zijn pedagogische vaardigheden en zijn grote liefde voor het Brusselse onderwijs en de toekomst van onze kinderen. Onder zijn impuls werd de capaciteit in het Brussels onderwijs flink opgevoerd en werden een groot aantal nieuwe scholen bijgebouwd.

Verder ligt hij aan de basis van een groot aantal maatregelen en hervormingen in de Brusselse fiscaliteit en de erfenis- en registratierechten.

Zijn politieke carrière startte hij als woordvoerder, eerst van toenmalig Staatssecretaris voor Brusselse Zaken Annemie Neyts, daarna van de partij en Guy Verhofstadt en vervolgens van Patrick Dewael. Lokaal werd hij in 1983 verkozen tot OCMW-raadslid van Evere. Sinds 1989 en tot heden is hij onafgebroken gemeenteraadslid in de gemeente.

In 1995 werd hij verkozen als Volksvertegenwoordiger in het Brussels Hoofdstedelijk Parlement. Tijdens de daarop volgende verkiezingen in 1999, 2004, 2009 en 2014 werd hij telkens in dit mandaat herkozen. In 1995 was hij naast Brussels Volksvertegenwoordiger eveneens Secretaris van het Bureau van de Brusselse Hoofdstedelijke Raad en Voorzitter van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.

In 2000 werd hij in opvolging van Annemie Neyts, Minister van Financiën, Begroting, Ambtenarenzaken en Buitenlandse Betrekkingen in de Brusselse Hoofdstedelijke Regering.
Hij was tevens Collegelid bevoegd voor Onderwijs en Begroting in de Vlaamse Gemeenschapscommissie en Collegelid bevoegd voor de Bijstand aan Personen en het Openbaar Ambt in de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

In 2002-2003 was hij Vlaams Minister van Sport en Hoofdstedelijke Aangelegenheden. Tussen 2004 en 2009 is hij tegelijkertijd Brussels Minister van Financiën, Begroting, Externe Betrekkingen en Informatica en Voorzitter van het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, bevoegd voor Onderwijs en Begroting en Collegelid bevoegd voor de Gezondheid en Begroting in de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Tussen 2009 en 2011 was hij Vice-Eerste Minister en Minister van Begroting in de federale regering en na zijn eedaflegging op 7 juli 2010 Lid van de Kamer van Volksvertegenwoordigers. Om na zijn eedaflegging op 16 december 2011 opnieuw terug te keren als Brussels Minister van Financiën, Begroting en Externe Betrekkingen en Voorzitter van het college van de Vlaamse Gemeenschapscommissie bevoegd voor Onderwijs en Begroting en Collegelid bevoegd voor Gezondheid en Begroting in de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Guy Vanhengel is dan ook, tot op heden, als unicum, de enige Belgische politicus die zowel in de Brusselse (Financiën en Begroting, Nederlandstalig Onderwijs en Externe Betrekkingen), in de federale (Vice-eerste minister en Begroting) als in de Vlaamse (Sport en Hoofdstedelijke Aangelegenheden) regeringen heeft gezeteld. Hij was 19 jaar lang minister.

Na de verkiezingen van 2019 is hij sinds 18 juli 2019 Eerste ondervoorzitter van het Brussels parlement.

Het Bureau en het Bureau in uitgebreide samenstelling

Het Bureau neemt alle beslissingen die nodig zijn om de goede werking en het dagelijks beheer van het Parlement te waarborgen. Het is eveneens belast met de benoeming van het personeel en de organisatie van de diensten. Het Bureau wordt samengesteld volgens het principe van de evenredige vertegenwoordiging van de taalgroepen en de erkende politieke fracties; ten minste een derde van zijn leden moet tot de Nederlandse taalgroep behoren.

Het Bureau, aangevuld met de voorzitters van de erkende politieke fracties, vormt het Bureau in uitgebreide samenstelling. De erkende politieke fracties met minstens vijftien leden stellen een tweede lid aan dat eveneens zitting heeft in het Bureau in uitgebreide samenstelling. De voorzitters van de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en van het “Parlement francophone bruxellois”, alsook een lid van de regering, worden uitgenodigd op de vergaderingen en hebben daar een raadgevende stem.

Het Bureau in uitgebreide samenstelling is belast met de voorbereiding van de plenaire vergaderingen van het Parlement en met het opstellen van de agenda ervan. Het treedt eveneens op als intern overlegorgaan, dat beslissingen moet nemen betreffende de werking van het Parlement en zijn relaties met andere machtsniveaus (contacten met de Regering en de andere assemblees, voordracht van kandidatenlijsten voor de uitoefening van een mandaat in diverse adviesinstanties of beroepsorganen).

Het voorzitterschap, het Bureau en het Bureau in uitgebreide samenstelling van de Verenigde Vergadering zijn dezelfde als die van het Brussels Parlement.

 

De commissies

De aard, samenstelling en werking van de commissies worden geregeld bij de artikelen 23 tot 51, 99, 128 en 130 van het Reglement.

De commissies worden ermee belast de door het Parlement overgezonden ontwerpen en voorstellen van ordonnantie te bespreken. Ze kunnen vergaderingen houden ter informatie van hun leden (hoorzittingen met deskundigen…) en aan de Regering vragen stellen over allerhande aangelegenheden. Om het standpunt van het Parlement uit te drukken, kunnen ze, mits ze een voorafgaande consultatieprocedure volgen, zelf een voorstel van ordonnantie of resolutie opstellen en daarover verslag uitbrengen.

Het Parlement heeft vaste commissies, waarvan de bevoegdheden en benaming, na advies van het Bureau in uitgebreide samenstelling, worden vastgesteld door de voorzitter. Ze bestaan uit vijftien leden die benoemd worden volgens de evenredige vertegenwoordiging van de taalgroepen en de erkende politieke fracties. Elke commissie heeft een voorzitter en drie ondervoorzitters. De voorzitter en eerste ondervoorzitter van het Parlement zitten van rechtswege een van de commissies voor. Het aantal plaatsvervangers is gelijk aan het aantal vaste leden, voor elke politieke fractie, verhoogd met één.

Die verschillende commissies kunnen gemeenschappelijke vergaderingen organiseren om samen onderwerpen te behandelen die tot hun verschillende bevoegdheden behoren. Het betreft dan verenigde commissies (bijvoorbeeld voor de aangelegenheden die tegelijk behoren tot leefmilieu en vervoer, economie en territoriale ontwikkeling…).

De commissies kunnen subcommissies in het leven roepen, waarvan zij de bevoegdheden bepalen en de vaste en plaatsvervangende leden, alsook de voorzitter aanwijzen. Die subcommissies zijn ofwel vast, ofwel belast met het onderzoeken van een bijzondere kwestie binnen een bepaalde termijn.

Naast de permanente commissies die in principe elke week bijeenkomen, zijn er andere commissies die af en toe bijeenkomen: dat zijn de niet-permanente commissies. Er zijn er meerdere.

De commissie belast met de Europese aangelegenheden heeft als opdracht, naast de opdrachten die een permanente commissie heeft, adviezen te verstrekken, op eigen initiatief of op verzoek van de Regering, over alle Europese aangelegenheden die verband houden met het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met de gewestelijke of bicommunautaire aangelegenheden, alsook met de aanwezigheid van de Europese instellingen en hun personeel in Brussel.

De commissie voor de begroting en de rekening is belast met het onderzoek van de rekening van het Parlement, alsook met het onderzoek van de ontwerpbegroting van de ontvangsten en de uitgaven van het Parlement. Zij komt daarvoor een maal per jaar bijeen.

Het comité voor de follow-up van de wetgeving is belast met de evaluatie van de ordonnanties, de resoluties en de verordeningen die sedert ten minste twee jaar aangenomen zijn door het Parlement. Het zal ook de eventuele moeilijkheden met de toepassing ervan onderzoeken.

Er kunnen bijzondere commissies worden gevormd om bepaalde ontwerpen of voorstellen te onderzoeken, of telkens als het Parlement dat nuttig acht. De werkingsregels zijn dezelfde als die van de vaste commissies. Tenzij anders beslist wordt, loopt hun opdracht ten einde bij het indienen van het parlementair verslag over de kwesties die hun werden voorgelegd.

Overeenkomstig de artikelen 28 en 72 van de bijzondere wet betreffende de Brusselse instellingen, kan het Parlement eveneens beslissen een onderzoekscommissie in te stellen, die onderworpen is aan dezelfde regels als de bijzondere commissies.

Er bestaat ook een bijzondere commissie voor het reglement, belast met de bespreking van de voorstellen tot wijziging van het reglement die naar haar verwezen worden. De samenstelling van deze bijzondere commissie is dezelfde als die van het Bureau in uitgebreide samenstelling.

Het Bureau in uitgebreide samenstelling functioneert eveneens als samenwerkingscommissie die de samenwerking met de andere parlementaire assemblees van het land moet bevorderen.

Sedert de zesde Staatshervorming, kunnen de parlementen van de Gemeenschappen en de Gewesten interparlementaire commissies instellen, die samengesteld zijn uit een gelijk aantal vertegenwoordigers van elk van de betrokken parlementen en die belast zijn met het onderzoeken van de ontwerpen en voorstellen of de ontwerpen van gezamenlijk decreet en/of ordonnantie die hun worden overgezonden door hun respectieve assemblee.

De permanente commissies van het Parlement

De commissies van de Verenigde Vergadering

De andere commissies