Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de implementatie van interne controlesystemen bij de OCMW-besturen.

Indiener(s)
Mathias Vanden Borre
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 58)

 
Datum ontvangst: 04/03/2020 Datum publicatie: 04/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 04/05/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
04/03/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Artikel 107 van de Brusselse organieke wet betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, stelt dat de openbare centra voor maatschappelijk welzijn instaan voor de interne controle op hun activiteiten.

Interne controle is het geheel van maatregelen en procedures die ontworpen zijn om een redelijke zekerheid te verschaffen over onder andere:

   1° het bereiken van doelstellingen;
   2° het naleven van wetten en procedures;
   3° de beschikbaarheid van betrouwbare financiële en beheersinformatie;
   4° het efficiënt en economisch gebruik van middelen;
   5° de bescherming van de activa;
   6° het voorkomen van fraude.

Het interne controlesysteem bepaalt op welke wijze de interne controle wordt georganiseerd, met inbegrip van de te nemen controlemaatregelen en procedures en de aanwijzing van de personeelsleden die ervoor verantwoordelijk zijn, alsook de rapporteringsverplichtingen van de personeelsleden die bij het interne controlesysteem betrokken zijn.

De secretaris van het OCMW is, volgens artikel 45, §2, 13°, verantwoordelijk voor de implementatie, organisatie, werking en opvolging van het interne controlesysteem, zoals bedoeld in de artikelen 107bis, 107ter en 107quater. Hierover rapporteert hij jaarlijks aan de raad voor maatschappelijk welzijn.

Mijn voorganger, de heer Johan Van den Driessche, peilde tijdens de vorige legislatuur naar een stand van zaken inzake de implementatie van een intern controlesysteem, zoals bedoeld in de Brusselse OCMW-wet. Uit het antwoord op zijn eerste schriftelijke vraag (nr. 106, d.d. 22 juni 2017) omtrent dit onderwerp, bleek dat slechts 8 OCMW-besturen de moeite genomen hebben om te reageren op het schrijven van de toenmalige collegeleden.

Uit het antwoord op een schriftelijke opvolgingsvraag van mijn voorganger (nr. 1060, d.d. 22 oktober 2018), bleek dat de implementatie van de interne controle door de Gewestelijke School voor Openbaar Bestuur (GSOB) nog aan de gang was. De desbetreffende implementatie bevond zich toen in een tweede fase, die uit begeleidingssessies bestond voor de «  referentiepersonen interne controle », aangesteld in de deelnemende administraties, met het oog op de implementatie van het intern controlesysteem. Elke administratie kon 7 sessies van 4 uur vragen tot de zomer van 2019. De eerste fase betrof een serie van 6 seminaries ter attentie van de secretarissen en ontvangers van de gemeenten en de OCMW’s.

In dat verband heb ik de volgende vragen:

1. Uit de antwoorden op de schriftelijke vragen bleek dat het OCMW van Vorst geen systeem van interne controle heeft en nam het OCMW-bestuur ook niet deel aan de twee fasen georganiseerd door de GSOB. Heeft het OCMW van Vorst ondertussen een intern controlesysteem, zoals bedoeld in de Brusselse OCMW-wet? Indien neen, waarom niet en wat onderneemt het Verenigd College om het OCMW-bestuur aan te zetten tot de implementatie van een intern controlesysteem? Waarom nam het OCMW-bestuur niet deel aan de implementatie van de interne controle door de GSOB?
2. De OCMW-besturen van Ukkel, Ganshoren en Elsene hebben niet de moeite genomen te reageren op het schrijven van het toenmalig college, en namen eveneens niet deel aan de twee fasen, georganiseerd door de GSOB. Hebben die OCMW-besturen ondertussen een intern controlesysteem? Indien neen, waarom niet en wat onderneemt het Verenigd College om die OCMW-besturen aan te zetten tot de implementatie van een intern controlesysteem? Waarom namen die OCMW-besturen niet deel aan de implementatie van de interne controle door de GSOB?
3. De OCMW-besturen van Brussel en Schaarbeek hebben volgens het antwoord op de schriftelijke vraag (nr. 106, d.d. 22 juni 2017) geen systeem van interne controle maar wel een systeem van interne audit. Beide OCMW-besturen namen deel aan de eerste fase maar niet aan de tweede fase, georganiseerd door de GSOB. Hebben zij ondertussen een intern controlesysteem, zoals bedoeld in de Brusselse OCMW-wet? Indien neen, waarom niet en wat onderneemt het Verenigd College om die OCMW-besturen aan te zetten tot de implementatie van een intern controlesysteem?
4. De OCMW-besturen van Jette, Anderlecht, Sint-Joost-ten-Node, Sint-Agatha-Berchem en Sint-Gillis hebben, volgens het antwoord op de schriftelijke vraag (nr. 106, d.d. 22 juni 2017) een systeem van interne controle. Hebben die OCMW-besturen een systeem van interne controle die beantwoordt aan het systeem van interne controle zoals bedoeld in de Brusselse OCMW-wet?
5. Wat is de stand van zaken omtrent de overige OCMW-besturen (Evere, Etterbeek, Sint-Lambrechts-Woluwe, Sint-Pieters-Woluwe, Koekelberg, Sint-Jans-Molenbeek, Oudergem en Watermaal-Bosvoorde)? Hebben die OCMW-besturen ondertussen een systeem van interne controle, zoals bedoeld in de Brusselse OCMW-wet? Indien neen, waarom niet en wat onderneemt het Verenigd College om die OCMW-besturen aan te zetten tot de implementatie van een intern controlesysteem?
6. Oefent de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie toezicht uit op de werking van die interne controle en op welke wijze ? Zo ja, welke dienst oefent deze controle uit, hoe gebeurt deze controle en hoe gebeurt de rapportering daarvan aan het Verenigd College?
 
 
Antwoord    Artikel 107 van de organieke wet van 8 juli 1976 is, in zijn huidige bewoordingen, opnieuw ingevoerd bij artikel 53 van de ordonnantie van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van 14 maart 2019 (B.S. van 23 april 2019), die op 1 juni 2019 in werking is getreden (artikel 82).

In het artikel is het volgende bepaald:

« De openbare centra voor maatschappelijk welzijn staan in voor de interne controle op hun activiteiten.
Interne controle is het geheel van maatregelen en procedures die ontworpen zijn om een redelijke zekerheid te verschaffen over onder andere:
1° het bereiken van doelstellingen;
2° het naleven van wetten en procedures;
3° de beschikbaarheid van betrouwbare financiële en beheersinformatie;
4° het efficiënt en economisch gebruik van middelen;
5° de bescherming van activa;
6° het voorkomen van fraude. »

Ter herinnering, het doel van de ordonnantie van 14 maart 2019 was om de basisprincipes van het systeem vast te leggen:
“Dit proces vereist een diepgaande reflectie. Het is juist hierom dat het wenselijk is dat de uitwerking van de vereisten waaraan het interne controlesysteem dient te voldoen, het voorwerp uitmaakt van latere uitvoeringsmaatregelen. Toch wordt er in dit voorontwerp van ordonnantie alvast een definitie gegeven en worden de hoofdprincipes bepaald, waarmee er voorlopig voldaan is aan de verplichtingen van de Europese richtlijn 2011/85/EU en tevens de wettelijke basis gecreëerd wordt om latere uitvoeringsmaatregelen aan te nemen” (Parl. doc., Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, Gewone zitting 2018-2019, doc. nr. B-136/1, pp. 12 en 13).

Volgens artikel 13 van de al vermelde ordonnantie van 14 maart 2019 is het de taak van het vast bureau om "
de implementatie van het interne controlesysteem" op te volgen (Parl. doc., op. cit., p. 13). Vandaag is de secretaris-generaal “verantwoordelijk voor de volledige organisatie van het interne controlesysteem. Dit houdt in dat hij behalve voor het opmaken van het ontwerp, ook instaat voor de implementatie ervan en tevens belast is met de goede werking en de opvolging van het interne controlesysteem. Jaarlijks dient hij hierover te rapporteren aan de raad voor maatschappelijk welzijn” (Parl. doc., op. cit., p. 20). De financieel directeur, van zijn kant, is “in het kader van het interne controlesysteem belast met het doeltreffend en economisch gebruik van de middelen en de bescherming van de activa” (Parl. doc., op. cit., p. 23). Ten slotte is het zo dat om de onafhankelijkheid van het interne controlesysteem te bewaken, “een lid van het directiecomité wordt aangeduid die rechtstreeks rapporteert aan de voorzitter en de secretaris-generaal middels een jaarverslag. Ook worden het vast bureau en de raad voor maatschappelijk welzijn middels een jaarlijks rapport geïnformeerd” (Parl. doc., op. cit., p. 25).

De huidige wetgeving voorziet niet in sancties in geval van niet-naleving van de wettelijke bepalingen inzake interne controle.

De beslissingen die de OCMW’s nemen om deze bepaling ten uitvoer te leggen, vallen ook niet onder het voogdijtoezicht dat wordt uitgeoefend door de administratie Brussel Plaatselijke besturen (BPB).

Ter herinnering: het protocolakkoord dat op 5 januari 2004 is ondertekend tussen het Verenigd College van de GGC en de Brusselse Regering, delegeert aan BPB, administratie van de GOB, de uitoefening van het administratieve toezicht op de OCMW’s. Binnen BPB bestaat een cel ‘Bicommunautaire Zaken’ die deze opdracht uitvoert.

Op basis hiervan hebben we geen informatie over de specifieke gevallen van de OCMW’s die u in uw vraag aanhaalt.

De bepalingen met betrekking tot de interne controle hebben als enig doel de interne werking van de centra te verbeteren, en het is dan ook aan hen om ervoor te zorgen dat ze worden nageleefd.