Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de besluiten van de welzijnsbarometer 2019.

Indiener(s)
Dominiek Lootens-Stael
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 65)

 
Datum ontvangst: 12/03/2020 Datum publicatie: 04/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 29/06/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Verwezen in plenaire vergadering p.m.
17/03/2020 Ontvankelijk p.m.
29/06/2020 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    Op 9 maart publiceerde het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad, dat zich afficheert als de studiedienst van de GGC, zijn welzijnsbarometer 2019. Dat werd ook in de pers overgenomen. In de samenvatting wordt onder meer gesteld dat een op de drie Brusselaars moet rondkomen met een inkomen onder de armoederisicogrens. Eén volwassene op vijf leeft van een bijstandsuitkering of een vervangingsinkomen. Vooral het aantal mensen dat een leefloon ontvangt, neemt sterk toe de laatste jaren, en dit in het bijzonder bij jongeren. Tussen 2008 en 2018 kwamen er 68 procent bij.

Ook de groeiende wachtlijsten voor sociale woningen – de wachtlijst is met 45.000 mensen zelfs langer dan de lijst met de woningen – zijn een opvallende tendens.

In de pers geven de auteurs bij monde van Mevr Luyten een aantal conclusies:

“De groeiende armoede is onder meer te wijten aan de afbouw van de sociale zekerheid op federaal niveau. Denk maar aan de afbouw van de werkloosheidsuitkeringen, die nu afnemen na een bepaalde periode. Maar ook de levenskosten in Brussel spelen een belangrijke rol. De prijzen van huurwoningen stijgen snel. De gemiddelde prijs ligt rond de 700 euro, maar dat is voor bestaande contracten. Wie vandaag een appartement moet zoeken, betaalt honderden euro’s meer en die nieuwe huurprijzen stijgen ook sneller.”

In de studie echter lezen we dat : “de stijging van het aantal erkende vluchtelingen die een uitkering ontvangen van het OCMW eveneens in belangrijke mate bijgedragen aan de stijging van het aantal leefloongerechtigden, in het bijzonder tussen 2015 en 2017.”

Over dit aandeel in het ontvangers leefloon vind ik echter geen concrete cijfers terug in de studie.

Ik vind het een beetje vreemd dat er bepaalde politieke besluiten worden getrokken maar dat die slechts in één bepaalde richting gaan.

Daarnaast vraag ik me af welke invloed de ongeremde immigratie heeft op de armoedecijfers. De sterke toevloed van erkende vluchtelingen naar ons Gewest doet het aantal leefloners sterk stijgen maar verhoogt ook de druk op de woonmarkt waardoor ook daar de prijzen stijgen. Deze elementen worden evenwel onvoldoende uitgewerkt in de rapportage.

Daarom had ik van de collegeleden graag antwoord op volgende vragen:

1. beschikt uw studiedienst over de cijfers die duidelijk maken wat het aandeel erkende vluchtelingen is tegenover het aantal mensen dat een leefloon ontvangt?
2. staat u achter de politiek gekleurde uitspraak die mevrouw Luyten laat optekenen? Ziet u verdere oorzaken van de stijgende armoedecijfers?
3. laat u verder onderzoeken in hoeverre de immigratie via de asielprocedure invloed heeft op de armoedecijfers voor ons hoofdstedelijk Gewest?
 
 
Antwoord    Allereerst mag men niet vergeten dat vluchtelingen hun land verlaten om zich te beschermen tegen aanvallen op hun vrijheid en/of fysieke integriteit. Het Verdrag van Genève, dat op 28 juli 1951 werd aangenomen om vluchtelingen te beschermen tegen vervolging na twee wereldoorlogen, bepaalt aan de hand van welke criteria een staat het vluchtelingenstatuut moet toekennen aan personen die daarom vragen. Hierna artikel 1 van het Verdrag van Genève van 1951, aangevuld met het Protocol van New York van 1967:

"Elke persoon die, uit gegronde vrees voor vervolging wegens zijn ras, godsdienst, nationaliteit, het behoren tot een bepaalde sociale groep of zijn politieke overtuiging, zich bevindt buiten het land waarvan hij de nationaliteit bezit, en die de bescherming van dat land niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil inroepen, of die, indien hij geen nationaliteit bezit en ten gevolge van bovenbedoelde gebeurtenissen verblijft buiten het land waar hij vroeger zijn gewone verblijfplaats had, daarheen niet kan of, uit hoofde van bovenbedoelde vrees, niet wil terugkeren".

De grafiek in de bijlage (grafiek 1) toont de evolutie van het aantal begunstigden van het leefloon, en maakt meer bepaald onderscheid tussen erkende vluchtelingen en subsidiair beschermden.

Erkende vluchtelingen hebben dus recht op het leefloon. Op het niveau van het Brussels Gewest is het aantal erkende vluchtelingen dat een leefloon ontvangt, gestegen van 1.280 in januari 2009 tot 5.007 in januari 2019. Op het totaal van alle personen die een leefloon ontvangen, vertegenwoordigen de erkende vluchtelingen 13% in 2019, tegenover 5% in 2009. Hun aandeel is dus inderdaad toegenomen. Die evolutie kan voor een groot deel worden verklaard door de internationale context.

Tot december 2016 hadden subsidiair beschermden geen recht op een leefloon maar op het equivalent van het leefloon (zie hieronder). Vanaf die datum hebben subsidiair beschermden recht op een leefloon; er heeft dus een overdracht plaatsgevonden van equivalent leefloon naar leefloon, vandaar de duidelijk zichtbare breuk in de reeks op de grafiek. In januari 2019 waren er onder de leefloonbegunstigden 1.523 subsidiair beschermden (tegenover 1.156 in december 2016).

Tussen januari 2009 en 2019 is het totaal aantal leefloonbegunstigden gestegen van 24.192 naar 39.589, dat is een toename met 15.397 personen, inclusief de subsidiair beschermden. In diezelfde periode is het aantal erkende vluchtelingen met 3.718 gestegen.

Zonder rekening te houden met subsidiair beschermden, is de stijging van het aantal erkende vluchtelingen goed voor 26% van de stijging van het totaal aantal leefloonbegunstigden in de voorbije tien jaar. Rekening houdend met de overdracht van het aantal subsidiair beschermden, is een derde van de stijging van het aantal leefloonbegunstigden te verklaren door de stijging van het aantal erkende vluchtelingen en door de overdracht van subsidiair beschermden naar het leefloon. Bijgevolg is een groot deel, namelijk twee derde, van de stijging van het totaal aantal leefloonbegunstigden in de voorbije tien jaar te verklaren door andere factoren (in het bijzonder de verstrenging van de toegang tot werkloosheids- en inschakelingsuitkeringen).

Het is interessant om ook de evolutie van het aantal begunstigden van het equivalent leefloon te bekijken (zie bijlage, grafiek 2).

Het equivalent leefloon (of equivalente maatschappelijke hulp - EMH) is een financiële steun die het OCMW toekent in het kader van het recht op sociale bijstand (wet van 2 april 1965) aan personen die om bepaalde redenen (bijvoorbeeld met betrekking tot de nationaliteit) niet in aanmerking komen voor het recht op maatschappelijke integratie. De bedragen zijn identiek aan die van het leefloon. Het recht op sociale bijstand (en dus op het equivalent leefloon) wordt toegekend aan asielzoekers en vreemdelingen die niet in het bevolkingsregister zijn ingeschreven.

De boodschap van het Observatorium die door de pers is overgenomen, is gebaseerd op de volgende feiten:

1) Algemeen is in België de herverdelende werking van de sociale uitgaven afgenomen en vertoont het armoedecijfer bij werklozen de neiging tot stijgen. In 2008 zorgden de sociale uitgaven voor een daling van het armoederisico in België met 46%, in 2018 was dat nog 35%. In de voorbije jaren is de armoede in België toegenomen, in het bijzonder bij werklozen of personen die leven in een huishouden met een lage werkintensiteit. Dat heeft ook gevolgen in het Brussels Gewest, waar voor veel Brusselaars de toegang tot de arbeidsmarkt moeilijk is.

2) De opeenvolgende hervormingen van het recht op werkloosheidsuitkeringen van de voorbije jaren dragen bij tot bovenstaande vaststelling.

Sinds enkele jaren heeft de federale regering immers een reeks maatregelen genomen in verband met de regeling inzake werkloosheidsverzekering. Die gaan meer bepaald in de richting van een verstrenging van de voorwaarden voor behoud en toegang tot de werkloosheids- en inschakelingsuitkeringen, als een gevolg daarvan stijgt het aantal personen dat wordt uitgesloten van het recht op uitkering of dat een lagere uitkering ontvangt.

3) De hoge en stijgende huurprijzen in het Brussels Gewest vormen, zoals blijkt uit de barometer, een factor voor bestaansonzekerheid, in het bijzonder voor de Brusselaars met een laag inkomen.

Tal van andere factoren verklaren mee de hoge armoedecijfers in het Brussels Gewest. Dit is een complex en multidimensionaal verschijnsel zoals wordt geïllustreerd in de barometer. Andere voorbeelden van factoren die de armoede verklaren, zijn de schooluitval, de sociaal-economische geschiedenis van het Brussels Gewest, de interne en externe migratiebewegingen, de onzekere werkgelegenheid enz.

Er zijn op dit moment geen plannen voor een dergelijk onderzoek.

Ook moet worden benadrukt dat in de meeste beschikbare statistieken de groep van mensen zonder papieren niet voorkomt. De armoede is dus hoog in het Brussels Gewest, zelfs zonder rekening te houden met de groep mensen zonder papieren.

Een aantal jaar geleden heeft het HIVA-onderzoekscentrum (Schockaert et al., 2012) onderzoek gedaan naar de levensomstandigheden van twee groepen van "verborgen armen": daklozen en illegalen. Dat onderzoek bracht de uiterst moeilijke levensomstandigheden van die mensen in extreme armoede aan het licht: het armoederisico bij de bevraagde illegalen bedroeg 96%.

Overigens herinneren we eraan dat, zoals hierboven vermeld, 4.395 personen een equivalent leefloon ontvangen, of bij benadering 0,6% van de bevolking tussen 18 en 64 jaar (en dat percentage is een overschatting aangezien de begunstigden van het equivalent leefloon geen deel uitmaken van de officiële bevolking). Als we de erkende vluchtelingen en de subsidiair beschermden die een leefloon ontvangen, meetellen, bedraagt het percentage in de bevolking op actieve leeftijd 1,4%.