Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de referentieadressen voor daklozen.

Indiener(s)
Viviane Teitelbaum
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 78)

 
Datum ontvangst: 02/03/2020 Datum publicatie: 04/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 29/04/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Verwijzing commissie Gezondheid en Bijstand aan personen p.m.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van de Verenigde vergadering
 
Vraag    De huidige wetgeving bepaalt dat het OCMW van de gemeente waar een dakloze een verblijfplaats heeft (een referentieadres) bevoegd is om zijn aanvraag voor een leefloon te behandelen.
 
Voor bepaalde rechten, zoals de kinderbijslag, het stemrecht, de werkloosheidsvergoeding, is een officiële verblijfplaats vereist. In dat geval moet men ingeschreven zijn in het bevolkingsregister of over een referentieadres beschikken. Een dakloze heeft echter geen hoofdverblijfplaats, maar kan wel ingeschreven worden in een gemeente via een referentieadres. Daarvoor heeft hij twee mogelijkheden: ofwel neemt hij een referentieadres bij een privépersoon die in de gemeente ingeschreven is en die aanvaardt zijn briefwisseling te ontvangen en door te geven; ofwel schrijft hij zich in bij het OCMW van de gemeente waar hij feitelijk verblijft.
 
Deze federale wetgeving houdt geen rekening met de moeilijkheden die daklozen op het terrein ervaren om een referentieadres te bekomen.
 
Vaak vinden ze voor enkele nachten onderdak op de slaapbank bij vrienden, of veranderen ze van verblijfplaats in functie van waar er een plaats beschikbaar is. Ze veranderen dus noodgedwongen vaak van verblijfplaats, en dus van gemeente, zodat ze geen vast referentieadres hebben. Omdat er geen gemeente is waar ze een feitelijke verblijfplaats hebben, kunnen ze dus niet al hun rechten doen gelden.
 
Daklozen kunnen dus geen aanspraak maken op al hun rechten. Niet doordat ze slecht geïnformeerd zijn of door de vergetelheid van de maatschappelijk assistenten, maar doordat de wet nu eenmaal zo opgesteld is.
 
Het Verenigd College heeft beslist om hiervan een prioriteit te maken.
 
· Wat is er al ondernomen opdat deze mensen niet meer van het ene OCMW naar het andere gestuurd worden en opdat hun dossier zeker ter harte genomen wordt?
 
· Heeft u contact met de federale overheid om deze kwestie op te lossen? Pleit u voor een aanpassing van de rondzendbrief? Zo ja, wat heeft u in naam van het Verenigd College gevraagd om hier paal en perk aan te stellen? Hoe is deze vraag onthaald door de federale overheid en op welke termijn kan de rondzendbrief aangepast worden?
 
· Wat is er op Brussels niveau in de tussentijd mogelijk om de vereiste van een verblijfplaats te versoepelen en om ervoor te zorgen dat een dakloze overal op het grondgebied van het gewest zijn rechten kan laten gelden?
 
 
Antwoord    Zoals u weet is het systeem van "verwijzingsadressen" ontwikkeld om daklozen te helpen bij het verkrijgen van de rechten waarop ze aanspraak maken.

Het probleem is dat het systeem in feite op een andere regel stuit:
de territoriale bevoegdheid van de OCMW's, wat leidt tot de problematiek die u aan de orde stelt: het sturen van mensen van het ene OCMW naar het andere.

Concreet bepaalt de ter zake dienende regelgeving dat het OCMW waar de dakloze volgens de wet "gewoonlijk aanwezig" is, bevoegd is.

Dit levert natuurlijk een aantal problemen op, want daklozen zijn vaak onderweg...

Ik denk dat er twee problemen te onderscheiden zijn: dat van de
toekenning van deze bijstand en dat van de dwingende noodzaak om de territoriale bevoegdheid van de OCMW's te respecteren.

Wij willen op deze twee problemen reageren, dit echter niet noodzakelijkerwijs door een nieuwe circulaire aan te nemen - er zijn er al vier op dit gebied (twee in 1997, één in 1998 en één in 2006) en er kan niet worden gezegd dat ze de praktijken hebben vergemakkelijkt en verduidelijkt - maar veeleer door
te werken op het kruispunt van de harmonisatie van de praktijken van de OCMW's en de strijd tegen de niet-toegankelijkheid van de rechten.

De twee problemen die aan de orde zijn gesteld, hebben rechtstreeks betrekking op deze twee dimensies.

In verband met de moeilijkheid tot toekenning van een adres, heeft de daklozensector immers veel vragen over de praktijken om een referentieadres toe te kennen, omdat de rechthebbenden er niet altijd in slagen om dit adres te verkrijgen.

Uit het verslag over de niet-toegankelijkheid van de rechten dat werd opgesteld door
het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn blijkt dat het aantal mensen dat gebruik maakt van dit systeem in tien jaar tijd is verviervoudigd.

Ondanks dit toenemende gebruik van het systeem hebben veel mensen die het proberen te gebruiken er geen toegang toe.

In het licht van het veldonderzoek werden vooral situaties van niet-toegankelijkheid of niet-toepassing (door ontmoediging, weigering, enz.) vermeld.

De inschrijving op een referentieadres is een nogal omslachtige procedure vanuit administratief oogpunt, die kan bijdragen aan de onderbenutting van dit recht.

Om gelijkaardige praktijken in de 19 gemeenten en 19 OCMW's aan te moedigen, heeft de afdeling Welzijn van de bicommunautaire
Adviesraad voor Bijstand aan Personen en Gezondheid (GGC) reeds in 2013 een praktische gids "Referentieadres voor daklozen - Enkele suggesties voor een optimale toepassing van het systeem" uitgewerkt.

Wat het probleem van de schrappingen betreft, heeft het
Federaal Migratiecentrum Myria verschillende aanbevelingen gedaan die onder meer gericht zijn op een strengere controle van de schrappingen om deze zo veel mogelijk te beperken, een verduidelijking van de regelgeving ter zake en de procedures voor de toepassing ervan, en een vereenvoudiging van de procedure voor de inschrijving op een referentieadres bij het OCMW.

In het verslag over de niet-toegankelijkheid van de rechten dat werd opgesteld door het
Observatorium voor Gezondheid en Welzijn worden de aanbevelingen uiteengezet en uitgebreid door te pleiten voor een betere zichtbaarheid van de bevolking die onvoldoende sociaal beschermd wordt of dreigt te worden, door het opzetten van een monitoring en de publicatie van ter zake dienende indicatoren.

Wij zullen met deze aanbevelingen rekening houden bij onze werkzaamheden in de strijd tegen de niet-toegankelijkheid.

In verband met de verplichting die verbonden is aan de territoriale bevoegdheid van de OCMW's, houdt dit laatste de verplichting in voor het OCMW om elke 3 maanden de daadwerkelijke aanwezigheid van personen op het grondgebied te controleren.

Als de persoon de gemeente heeft verlaten, zal hij of zij naar een ander OCMW moeten gaan, wat ertoe lijdt dat deze personen eindeloos van het kastje naar de muur worden gestuurd.

De werkzaamheden voor de harmonisatie van de praktijken zullen het mogelijk maken om de opportuniteit van het opzetten van een specifieke werkmethode voor de tenlasteneming voor daklozen in vraag te stellen.

In dit verband zal de federale overheid worden geraadpleegd.

De actieplannen voor de harmonisatie van de praktijken van de OCMW's en voor de strijd tegen de niet-toegankelijkheid van rechten worden momenteel afgerond.

Over enkele dagen komen we samen met de Federatie van Brusselse OCMW's om een voorstel en een werkmethode voor te leggen.