Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de gevolgen van de COVID-19-crisis voor de huisartsen.

Indiener(s)
Gladys Kazadi
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 136)

 
Datum ontvangst: 27/04/2020 Datum publicatie: 13/07/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 07/07/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
28/05/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Sinds het begin van de COVID-19-crisis is de eerstelijnszorg nog nooit haar naam zo waardig geweest en onze huisartsen hebben onafgebroken moed getoond om hun bezorgde patiënten op afstand te ondersteunen in het licht van de crisis.

Net als veel andere beroepen hebben deze huisartsen hun inkomen zien krimpen als gevolg van een afname van hun "fysieke" consulten. Zo blijkt uit een recente studie van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen over het uitstel van niet-COVID-19-zorg dat 52% van de ondervraagden van mening is dat het op dit moment niet mogelijk is om een arts te raadplegen om welke reden dan ook - al dan niet noodzakelijk.

Het is bekend dat het risico op een tekort aan huisartsen in bepaalde wijken van het Gewest al groot is. Zo was u begonnen met de hervorming van Impulseo, dat tot doel heeft de vestiging van huisartsen in gebieden met weinig dekking te stimuleren. In de periode na de crisis zal het nodig zijn om jonge huisartsen die zich in Brussel willen vestigen beter te ondersteunen.

In dat verband wil ik u de volgende vragen stellen:

- Hoe zit het met het denkwerk over de herziening van de ordonnantie tot organisatie van de Impulseo-maatregelen?

- Wat de economische impact van de COVID-19-crisis op de beroepsgroep betreft, welke steun wordt aan huisartsen gegeven? Welke middelen worden vrijgemaakt? Zijn er huisartsen die hebben besloten om eerder dan gepland met pensioen te gaan als gevolg van de gezondheidscrisis die we nu meemaken?

- Hoe wordt de follow-up op afstand van de meest kwetsbare en de chronisch zieke personen voortgezet?
 
 
Antwoord    1.
Uit de in 2018 uitgevoerde studie van het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn over het huisartsenaanbod (
https://www.ccc-ggc.brussels/sites/default/files/documents/graphics/dossiers/dossier_2018-02_huisartsen_brussel.pdf) blijkt dat 86% van de huisartsen van 25 tot 34 jaar in (mono- of multidisciplinaire) groepspraktijken werkt, 61% van de huisartsen van 35 tot 44 jaar en dat dit aantal daalt tot 39, vervolgens 30 en uiteindelijk 22% voor elk bijkomend decennium.

We stellen dus vast dat jonge artsen eerder geneigd zijn om samen te werken in groepspraktijken en met name multidisciplinaire praktijken.

Wij willen daarom evolueren naar een steun die meer specifiek gericht is op dit soort praktijken.

De denkoefening en de hervorming op zich hebben, gezien de omstandigheden, echter vertraging opgelopen, maar de installatie van jonge artsen in bepaalde wijken die met een tekort kampen is voor ons een prioriteit die in overeenstemming is met de logica van de universele toegang tot de gezondheidszorg zoals voorzien in de algemene beleidsverklaring van de Brusselse regering.


2.
Huisartsen zijn geen uniforme groep, aangezien sommigen zelfstandig zijn en anderen in loondienst werken.

Wat betreft de moeilijkheden voor patiënten om toegang te krijgen tot hun huisarts op het hoogtepunt van de crisis, heeft het RIZIV een nomenclatuurcode opgesteld die het mogelijk maakt dat patiënten een telefonische consultatie kunnen genieten en dat de arts die per verstrekte handeling werkt, deze consultatie aan de derde-betaler kan factureren.

Deze maatregel heeft het mogelijk gemaakt om de continuïteit van de zorg en de economische activiteit van artsen die per verstrekte handeling werken gedeeltelijk te waarborgen, ook al melden zij toch een daling van hun activiteit.

Artsen die in vaste-prijsstructuren werken, hebben geen financiële gevolgen van de crisis ondervonden.

Dit heeft hen in staat gesteld een deel van de vrijgekomen tijd te besteden aan de ondersteuning van rusthuizen.

Sommige huisartsen waren ook actief in de triagecentra waar vermoedelijk besmette patiënten in adequate veiligheidsomstandigheden een consultatie konden genieten.

We hebben geen informatie over artsen die vervroegd met pensioen zijn gegaan.

Wat de coördinerende artsen van de rusthuizen betreft, hebben sommige van hen er, gezien hun ouderdom, de voorkeur aan gegeven hun opdracht tijdens de crisis niet uit te voeren.

De FBHAV heeft hen vervangen door andere artsen die in de rust- en verzorgingstehuizen actief zijn.

Binnen de GGC werden geen specifieke maatregelen genomen om huisartsen financieel te ondersteunen.


3.
Zoals hierboven besproken, kon de opvolging van chronische patiënten telefonisch gebeuren en, indien nodig, was een consultatie in de praktijk of thuis altijd mogelijk.

Het is waar dat veel chronische patiënten hun opvolgingsconsultaties hebben uitgesteld en dit zowel bij huisartsen als bij gespecialiseerde artsen.

Deze vertraging in de toegang tot de zorg zal hoogstwaarschijnlijk gevolgen hebben voor de gezondheid van de bevolking.

In dit stadium, beschikken we echter nog niet over een evaluatie ter zake.