Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de uitvoering van de ordonnantie jeugdhulpverlening en jeugdbescherming.

Indiener(s)
Gilles Verstraeten
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 214)

 
Datum ontvangst: 10/09/2020 Datum publicatie: 04/11/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 04/11/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
24/09/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Door de zesde staatshervorming werd de bevoegdheid van het jeugdsanctierecht of jeugddelinquentierecht overgeheveld naar de gemeenschappen. In Brussel is de GGC bevoegd te beslissen over de maatregelen ten aanzien van minderjarigen die een misdrijf hebben gepleegd, over de regels inzake de uithandengeving en de plaatsing in een gesloten instelling.

Voor ons is dit een belangrijk onderwerp, des te meer omdat er in de media zeer vaak berichten opduiken over Brusselse jongeren die bij zware misdrijven betrokken zijn. Op dat vlak was het in Brussel een hele hete zomer met talloze incidenten. Een samenleving moet met jongeren omgaan zoals ouders dat doen met hun kinderen. Ouders die opvoeden, zorgen ervoor dat hun kinderen opgroeien tot verantwoordelijke volwassenen. Dat doen ze niet door hen altijd te beschermen, maar wel door grenzen te stellen en hen op hun verantwoordelijkheden te wijzen.

Op 24 april 2019 is een ordonnantie goedgekeurd betreffende de jeugdhulpverlening en jeugdbescherming. Wij staan als partij achter deze ordonnantie omdat alle mogelijke maatregelen worden behouden die in de regelgeving van de Vlaamse en Franse Gemeenschap voorzien zijn. Op 12 maart heeft minister Maron ook bevestigd dat hij niet aan de kern van deze ordonnantie zal raken. Een ander positief aspect is dat in deze ordonnantie de nadrukt niet alleen ligt op jeugdbescherming maar ook op herstel. Zo gaat er meer aandacht naar de slachtoffers en de schade voor de samenleving, en worden jongeren en ouders op hun verantwoordelijkheid gewezen.

De oorspronkelijke deadline voor de inwerkingtreding, 1 januari 2020, werd niet gehaald. Het samenwerkingsakkoord met de Vlaamse en Franse Gemeenschap is voor zover ik weet alleen in eerste lezing goedgekeurd door het Verenigd College, op 4 april 2019. Op 12 maart van dit jaar verklaarde minister Maron dat het Verenigd College de datum van inwerkingtreding zal vastleggen nadat de besprekingen met de andere bevoegde entiteiten zijn afgerond. Intussen heeft de minister over dit onderwerp een studie besteld bij de VUB over de juridische en andere moeilijkheden die kunnen voortkomen uit de versnippering van de wetgevende bevoegdheden inzake jeugdbescherming tussen de Gemeenschappen, de federale overheid en de GGC, met aanbevelingen over de inhoud van het af te sluiten samenwerkingsakkoord. De conclusies van deze studie werden verwacht op 15 mei 2020.

Daarom had ik graag volgende vragen gesteld:

- Wat zijn de conclusies van de studie van de VUB?

- Hoe ver staan de samenwerkingsakkoorden met de Vlaamse en Franse Gemeenschap voor de uitvoering van de ordonnantie?

- Heeft de regering reeds een datum op het oog voor de inwerkingtreding van deze ordonnantie?
 
 
Antwoord    De overheidsopdracht m.b.t. de uitvoering van een universitaire studie met betrekking tot de aanduiding van de juridische of andere moeilijkheden ten gevolge van de versnippering van de wetgevende bevoegdheden inzake jeugdbescherming tussen de Franse, Vlaamse en Duitse Gemeenschap, de federale staat en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie nam aanvang op 15 februari 2020. Er werd voorzien in een richttermijn van 3 maanden waarbinnen de opdracht diende volbracht te worden.

Bij de indiening van de offerte en bij de start van de opdracht, merkte de VUB echter reeds op dat deze voorziene termijn van 3 maanden te kort was ingeschat om het onderzoek grondig uit te voeren en meer in het bijzonder om de relevante praktijkactoren te raadplegen, hetgeen bijzonder veel tijd vergt (vragenlijsten opstellen en laten invullen, interviews inplannen en afnemen,…). Hierbij dient rekening gehouden te worden met de verlofperiodes en de examenzittingen. Door de gezondheidscrisis Covid19 werd het bevragen van de actoren bovendien bemoeilijkt.

De moeilijke werkomstandigheden voor de rechterlijke macht tijdens de COVID-19-crisis, die veel aanpassingen vereisten, stelden deze laatste immers niet altijd in staat om binnen het voorgestelde tijdsbestek de vragen te beantwoorden.

Gelet op het bovenstaande en het feit dat de termijn van 3 maanden louter indicatief is, heeft het begeleidingscomité, bestaande uit vertegenwoordigers van de Administratie, van de bevoegde kabinetten en van de VUB, beslist om dit onderzoek uit te breiden om zoveel mogelijk actoren de kans te geven de vragenlijst in te dienen, respectievelijk het interview af te leggen.

Op deze manier kan er zoveel mogelijk input verwerkt worden in het definitieve rapport, dewelke verwacht wordt - november 2020.

De opdracht van de VUB wordt afgesloten met het uitwerken van één of meer ontwerpen van samenwerkingsovereenkomsten. Deze ontwerpen moeten de problematische punten, vastgesteld in de uitgevoerde studie, regelen.

Bij ontvangst van het eindrapport zal er een overleg worden georganiseerd met het begeleidingscomité met oog op het bespreken van de resultaten hiervan en het vastleggen van een verdere planning omtrent de samenwerkingsakkoorden.

Vervolgens zal er contact genomen worden met de andere gemeenschappen voor het samenstellen van een werkgroep met het oog op het sluiten van één of meerdere samenwerkingsakkoorden.

De datum van inwerkingtreding van het besluit zal op basis van deze elementen worden vastgesteld.