Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de naleving van de taalwetgeving bij de OCMW's en het jaarverslag van de vicegouverneur.

Indiener(s)
Gilles Verstraeten
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 266)

 
Datum ontvangst: 12/11/2020 Datum publicatie: 10/12/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 09/12/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/11/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Voor N-VA is de verdediging van de rechten van de Nederlandstaligen in Brussel van het allergrootste belang. Dat zien wij niet alleen als een voorrecht, maar ook als een absolute noodzaak. Taal speelt daarin uiteraard een sleutelrol. We zijn nog ver af van een echt doorleefde tweetaligheid in Brussel, die nochtans wettelijk vereist is. De Nederlandstalige Brusselaars genieten nog altijd niet van de dienstverlening waar ze recht op hebben. Dat is een oud zeer, waar wij zullen blijven op hameren.

Het jaarverslag van de vicegouverneur van het Administratief Arrondissement Brussel-Hoofdstad voor 2019 maakt nog maar eens duidelijk hoe groot dit probleem is en hoe weinig verbetering er merkbaar is. De vicegouverneur toetst de benoemingsbesluiten voor de OCMW’s – en gemeenteoverheden maar dit zal mijn fractievoorzitster Cieltje Van Achter in een andere commissie aankaarten- aan de wetten en verordeningen op het gebruik der talen in bestuurszaken. Als de vicegouverneur een onwettige beslissing vaststelt, dan kan hij deze tijdelijk schorsen. Het OCMW in kwestie kan dan de beslissing intrekken. Het probleem is dat de schorsing van de vicegouverneur slechts tijdelijk is en dat alleen het Verenigd College van de GGC de beslissing van de gemeente kunnen vernietigen. Gezien Nederlandstaligen en Franstaligen binnen het Verenigd College hierover tot een consensus moeten komen, leidt de schorsing de facto nooit tot een vernietiging.

De cijfers in het jaarverslag van de vicegouverneur liegen er niet om. In 2019 voldeed slechts 4,7% van de contractuele aanwervingen aan de bestuurstaalwet, terwijl 66,4% van de dossiers geschorst werden. 28,9% van de gevallen werden getolereerd omwille van de korte looptijd van het contract. In vergelijking met voorgaande jaren blijven de cijfers stabiel, maar van enige verbetering is dus geen sprake. Het is echter uiterst onzeker dat we de grootte van het probleem op basis van deze cijfers volledig en correct in kaart kunnen brengen. Er blijven vragen rijzen omtrent de toepassing van de wettelijke verplichting om alle benoemingen aan te geven. Zo heeft Sint-Lambrechts-Woluwe voor 2019 geen enkele benoeming voor het OCMW doorgegeven. Naast het feit dat dit onrealistisch is, is het absoluut niet conform de geldende wetgeving. De vicegouverneur spreekt in zijn verslag over onzorgvuldigheid, maar dit lijkt ons eerder schuldig verzuim. Gezien sommige benoemingen hoogstwaarschijnlijk niet worden doorgegeven, kan het aantal benoemde OCMW-werknemers dat geen Nederlands spreekt dus nog veel hoger liggen. Net zoals in de voorgaande jaren leidde in 2019 geen enkele schorsing door de vicegouverneur tot een beslissing tot vernietiging door het Verenigd College van de GGC. Dit betekent dat het College de taalwetgeving de facto naast zich neer legt en deze illegale aanstellingen gewoon toelaat.

De cijfers voor 2019 wijzen hoe dan ook op een markant gebrek aan respect voor de taalwetgeving in Brusselse OCMW’s. Enerzijds plegen de OCMW’s schuldig verzuim door zich niet te conformeren aan de geldende taalwetgeving. Anderzijds verzaakt het College aan zijn bevoegdheid om de schorsingen door de vicegouverneur te vernietigen. Op deze manier wordt de wetgeving niet gehandhaafd en krijgen de verschillende OCMW’s gewoon een vrijgeleide om hiermee door te gaan. Dit is absoluut niet nieuw maar met dit rapport wordt bevestigd dat er geen enkele verbetering waarneembaar is. Er is ook geen enkele indicatie dat zowel het College als de OCMW’s de intentie hebben om dit probleem aan te pakken.

Ik richt me met deze vraag vooral tot het Nederlandstalige collegelid. Welke boodschap geef je als je enerzijds een minister van Meertaligheid aanduidt en anderzijds de kennis van het Nederlands bij de officiële gemeentebesturen en OCMW’s totaal verwaarloost? De taalwetgeving is de ruggengraat van het samenlevingsmodel in Brussel-Hoofdstad en wanneer men de taalwetgeving naast zich neer legt, legt men ook een gelijke behandelingen tussen Nederlandstaligen en Franstaligen naast zich neer. Dit is een handboekvoorbeeld van discriminatie. Zonder een basistweetaligheid bij de diensten, dicht bij de burger, is er geen enkele grondige basis om van een sociale en maatschappelijke tweetaligheid te kunnen spreken.

Daarom had ik graag volgende vragen gesteld:

- Collegelid Van den Brandt, wat vindt u van deze cijfers en van het feit dat geen enkele schorsing door het College wordt vernietigd?

- Heeft het College überhaupt nog de intentie om dit probleem aan te pakken? Zo ja, op welke manier? Zal u de illegale aanstellingen bespreken met de OCMW’s?
 
 
Antwoord    In toepassing van artikel 65 van de wet van 18 juli 1966 is het de taak van de vicegouverneur en zijn teams om na te gaan of de beslissingen van de gemeentebesturen en de OCMW's in overeenstemming zijn met de wetten en reglementen op het gebruik der talen in bestuurszaken.

Ik heb het taalkundig verslag van de vicegouverneur van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad voor het jaar 2019 aandachtig gelezen.

Ik heb vastgesteld dat in totaal niet minder dan 3.123 beraadslagingen waarop de taalwetten van toepassing zijn, naar de vicegouverneur werden gestuurd, 1.492 door de gemeenten, 1.631 door de OCMW's.

De totale stijging bedraagt dus 0,3% ten opzichte van 2018 waardoor de gemiddelde hoeveelheid werk die de afgelopen jaren werd verricht vrij stabiel is gebleven.

Uit dit verslag blijkt dat de OCMW’s minder werknemers met een taalbrevet tellen dan de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Uit een gesprek tussen mijn kabinet en de vicegouverneur is gebleken dat dit fenomeen niet het resultaat lijkt te zijn van een nalatigheid van de OCMW’s bij het aanwerven van werknemers maar eerder te wijten is aan de verschillende soorten functies bij de gemeenten en OCMW’s.

Gemeenten worden ertoe aangezet om verhoudingsgewijs meer administratief personeel aan te werven, terwijl de OCMW's ook andere soorten professionals, zoals onder andere maatschappelijk werkers of zorgkundigen, in kwantitatief opzicht in dienst nemen.

Dit verschil heeft dus gevolgen voor het aantal werknemers dat in eerste instantie over het taalbrevet beschikt of dit binnen twee jaar na hun aanwerving weet te behalen.

Door met de vinger naar een bepaald OCMW te wijzen, maakt u een foute veralgemening.

19 gemeenten en 18 OCMW's sturen wel degelijk maandelijks hun documenten naar de vicegouverneur.

U zegt dat er geen tekenen van verbetering zijn, maar de vicegouverneur zelf geeft aan dat er een goede dialoog is tussen de OCMW's, de gemeenten en deze federale dienst voor toezicht op de toepassing van de taalwetten.

Verscheidene gemeenten en OCMW’s moedigen het personeel immers aan om hun talenkennis te ontwikkelen tijdens de hele duur van hun contract en soms zelfs na de door de vicegouverneur vastgestelde schorsingsperiode.

Dit werk van lange adem werpt ook zijn vruchten af, aangezien de vicegouverneur bevestigt dat hij elk jaar brevetten van de Selor ontvangt voor werknemers die zich in de nalevingsperiode bevinden en die hun brevet hebben weten te behalen.

Het echte probleem is ongetwijfeld dat de Brusselse arbeidsmarkt er vandaag nog niet in slaagt de twee- of meertaligheid te versterken ondanks de maatregelen die op dit gebied werden genomen.

De regering van het Gewest heeft zich er in de gemeenschappelijke algemene beleidsverklaring toe verbonden het leren van talen te ondersteunen, met name door de organisatie van meertalig onderwijs.

Wij zijn een groot voorstander van deze aanpak, die helaas niet onder mijn bevoegdheid valt.