Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de positie van de OCMW's tegenover de modaliteiten verbonden aan de bijkomende gewestelijke middelen.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 301)

 
Datum ontvangst: 27/11/2020 Datum publicatie: 01/02/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 29/01/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
23/12/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Recent mocht ik u reeds ondervragen omtrent de stand van zaken wat betreft de extra middelen voor de Brusselse OCMW's in het kader van de coronacrisis (cf. schriftelijke vraag nr. 219).

In uw antwoord lichtte u de modaliteiten en termijn van deze bijkomende subsidies toe, maar intussen vernam ik dat een of meerdere OCMW's zich verzetten tegen de instructies die hierin werden opgenomen. Men meent immers dat deze praktijken buiten de bevoegdheden van de GGC vallen en dat deze niet het recht heeft om te bepalen hoe de OCMW’s de desbetreffende middelen moeten aanwenden. Naar verluidt is men dan ook van plan om deze beslissing aan te vechten bij de rechtbank.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Wanneer werd u exact ingelicht over de opmerkingen en bezwaren van deze OCMW's rond de omzendbrief? Bevestigt u dat de betrokken OCMW's daarmee naar de rechter zijn gestapt?

- Sinds wanneer is de GGC gevat door een klacht en heeft men daarop reeds een advocaat onder de arm genomen? Zo ja, welk kantoor werd daarbij aangeduid?

- Heeft de advocaat van de GGC in dit dossier reeds contact gehad met de OCMW’s in kwestie om dit geschil uit te klaren? Zo ja, welke? Welke mogelijke oplossingen werden daarbij op tafel gelegd?

- Is er binnen de GGC reeds overlegd om deze omzendbrief richting de OCMW’s (tot nader order) opnieuw in te trekken? Op welke manier brengt dit de uitbetaling van de tweede schijf aan bijkomende middelen al dan niet in het gedrang?
 
 
Antwoord    Wat de verdeling van de bevoegdheden betreft, beschikt de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC) - zoals de andere gemeenschappen - over de meest uitgebreide bevoegdheid over de OCMW’s - inzake organisatie, financiering en controle -, op enkele uitzonderingen na, die een federale bevoegdheid blijven.

In dat kader, en meer bepaald met betrekking tot de algemene bestemming en specifiek tot de bijkomende lopende uitgaven verbonden aan de COVID-19-crisis, was het aan de GGC om, via haar voogdij over de OCMW’s, de toekenningsvoorwaarden vast te stellen van deze facultatieve subsidie van 30 miljoen euro.

Die voorwaarden werden gevalideerd door de Federatie van OCMW’s en tijdens een directiecomité voorgesteld aan de Brusselse OCMW-voorzitters en -secretarissen.

Sinds die presentatie vonden er meerdere vraag-en-antwoordsessies plaats met alle OCMW's, en van dat nauwe contact is vandaag nog steeds sprake. Mijn administratie staat tot hun beschikking om dit dossier tot een goed einde te brengen.

Slechts één OCMW heeft zijn ongenoegen geuit over de verdeling van middelen die werden gevalideerd door de Federatie van OCMW’s. Er werden gesprekken gevoerd met dat specifieke OCMW om van gedachten te wisselen over de kwestie, waardoor de situatie kon worden opgelost zonder de toekenningscriteria voor de facultatieve subsidie te wijzigen.

Zoals u weet, moeten de uiteindelijke voorwaarden van de 12 miljoen voor een specifieke bestemming voor energiebegeleiding, ondersteuning bij woonst, schuldbemiddeling, voedselhulp, sociale coördinatie (in verband met de lokale welzijns- en gezondheidscontracten), hulp aan eenoudergezinnen worden vastgelegd in een overeenkomst tussen elk OCMW en de leden van het Verenigd College.

Dit werk werd eind vorig jaar afgerond met de 19 OCMW’s van het Gewest, om de tweede subsidieschijf zonder problemen te kunnen vereffenen tegen eind 2020.