Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de resultaten van de eerste ouderbarometer van de Gezinsbond

Indiener(s)
Delphine Chabbert
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 350)

 
Datum ontvangst: 17/12/2020 Datum publicatie: 03/05/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 19/03/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
09/03/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    De Gezinsbond heeft zojuist de resultaten van haar vijfde Ouderbarometer bekendgemaakt. Zoals u waarschijnlijk weet, wordt in elke editie een specifiek thema belicht dat verband houdt met het leven van gezinnen. Dit jaar heeft de Gezinsbond besloten zich toe te spitsen op de toegang tot gezondheidszorg.
Uit deze studie blijkt dat 22% van de ouders de medische verzorging van hun kind al heeft uitgesteld om financiële redenen. Het merendeel van de uitgestelde zorg betreft een bezoek aan een gespecialiseerde arts, de aanschaf van een bril of het aanbrengen van een gebitsapparaat. Dit uitstel van zorg doet nog meer vragen rijzen wanneer men opmerkt dat het meer eenoudergezinnen betreft (28% tegen 17% van de "klassieke" gezinnen) en de meest onzekere. De Gezinsbond merkt op dat het uitstel van essentiële zorg afneemt naarmate het gezinsinkomen stijgt.
Uit de ouderbarometer blijkt ook dat de helft van de gezinnen met een inkomen van minder dan 1 500 euro en 36% van de eenoudergezinnen (tegenover 21% van de "klassieke" gezinnen) moeite hebben om een ziekenhuisrekening voor hun kind te betalen.
Tenslotte laat de gezinsbond de ouders aan het woord die een kind hebben gekregen dat ernstig ziek is of voortdurend verzorging nodig heeft. Meer dan 6 op de 10 (63%) van hen hebben financiële moeilijkheden ondervonden ten gevolge van deze ziekte, waaronder meer dan 7 op de 10 eenoudergezinnen (73%). Bovendien zoekt 36% van de eenoudergezinnen in deze periode psychologische hulp (tegenover 26% van de echtpaargezinnen).
Meneer de minister, deze opmerkingen zijn niet nieuw. Wij weten dat mensen in precaire situaties en/of eenoudergezinnen (meestal vrouwen) de eersten zijn die van zorg afzien of moeilijkheden ondervinden om toegang tot gezondheidszorg te krijgen. Wat mij zorgen baart zijn de gevolgen voor de gezondheid van hun kinderen. Uiteindelijk zijn zij het slachtoffer van dit uitstel van zorg en van de moeilijkheden die hun gezinnen ondervinden.
Graag een antwoord op volgende vragen:
- Hebt u de resultaten van deze studie al gezien?
- Welke lessen kunnen we daaruit trekken met betrekking tot de toegang tot de gezondheidszorg in ons Gewest?
- Staat een gerichte actie ten behoeve van kwetsbare gezinnen en/of eenoudergezinnen op de agenda?
- Ten slotte merken wij op dat eenoudergezinnen meer psychologische steun vragen wanneer hun kind ernstig ziek is. Welke maatregelen kunnen worden genomen om in hun behoeften te voorzien?
 
 
Antwoord   

Net zoals u heb ik kennisgenomen van de laatste baromètre des parents, en die is inderdaad in meer dan één opzicht interessant.

De toegang tot gezondheidszorg blijft een algemeen probleem in Brussel, en zowel de barometer van de Ligue des familles als de recente Gezondheidsenquête (die om de vijf jaar in de drie gewesten wordt gehouden) getuigen van deze verontrustende vaststelling.

Die moeilijkheden doen zich voor bij de toegang tot zowel curatieve als preventieve verzorging, zoals elk jaar blijkt uit het hoofdstuk Gezondheid van de Welzijnsbarometer, en uit het dossier over gezondheidsongelijkheid[3] dat wordt gepubliceerd door het Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad.

Volgens de Gezondheidsenquête 2013[4] verklaarde bijna een kwart van de Brusselse gezinnen (23 %) gezondheidszorg te hebben uitgesteld om financiële redenen.

Uitstel van zorg komt verhoudingsgewijs veel vaker voor in het Brussels Gewest dan in Vlaanderen (5 %) en Wallonië (9 %).

Het uitstel van gezondheidszorg neemt af naarmate de beschikbare financiële middelen toenemen: in het Brussels Gewest verklaart bijna de helft (46 %) van de huishoudens die moeilijk kunnen rondkomen dat ze zorg hebben uitgesteld om financiële redenen, tegenover 17 % in de middencategorie en slechts 5 % bij de huishoudens die gemakkelijk kunnen rondkomen.

Uit een recent onderzoek van Solidaris (uitgevoerd in september 2020) blijkt dat de meest precaire bevolkingsgroepen maar ook de middenklasse de laatste jaren steeds later een beroep op zorg doet.

Er moeten ook een aantal specifieke elementen worden benadrukt:

Afgezien van het inkomensniveau zijn er factoren die specifiek zijn voor het Brussels Gewest en die dit grotere gebrek aan toegang tot zorg kunnen verklaren. Die factoren kunnen gedeeltelijk verband houden met bepaalde specifieke kenmerken van de Brusselse bevolking, zoals de multiculturaliteit, die de toegang tot zorg (en tot rechten in het algemeen) kunnen bemoeilijken, maar ook met andere factoren zoals de hoge huisvestingskosten in het Gewest. Die kosten leggen bijzonder zwaar beslag op het inkomen van de Brusselse gezinnen, waardoor het moeilijk kan worden om andere noodzakelijke uitgaven te dekken, zoals die met betrekking tot gezondheidszorg.

Het gebruik van algemene medische zorg en van thuiszorg ligt in het Brussels Gewest lager dan in de andere gewesten, in tegenstelling tot het gebruik van gespecialiseerde zorg of ziekenhuiszorg. Dat is deels te wijten aan het stedelijke karakter van het Brussels Gewest. Er moet echter ook rekening worden gehouden met andere verklarende factoren: het zorgaanbod (een groot aantal ziekenhuisvoorzieningen), het profiel van de bevolking (met name multicultureel) en de bestaansonzekerheid zijn andere factoren die van invloed zijn op dit gebruiksprofiel.

De sociale gradiënt is duidelijk als het gaat om het uitstellen van zorg: de meest kansarme personen stellen hun gezondheidszorg heel vaak uit om financiële redenen. In het Brussels Gewest moet een derde van de bevolking zien rond te komen met een inkomen dat onder de armoederisicogrens ligt. En dat aandeel ligt nog veel hoger bij eenoudergezinnen, aangezien bijna de helft van hen (46 %) onder de armoederisicogrens in het Gewest leeft.

Bij de koppels met kinderen lopen grote gezinnen ook een bijzonder risico op armoede: van de gezinnen met drie of meer kinderen heeft meer dan de helft (56 %) een inkomen dat onder de armoederisicogrens ligt. Meer dan één kind op vier leeft in een gezin zonder inkomen uit arbeid. Die bestaansonzekerheid van gezinnen verklaart mede de resultaten van de Baromètre des parents.

Om de toegang tot zorg in een vroeg stadium te verbeteren, is het vooral belangrijk om armoede te bestrijden en een beleid te voeren dat zowel gericht is op ondersteuning van het beschikbare inkomen van huishoudens als op verbetering van de toegang tot basisrechten zoals zorg en huisvesting.

Verruiming van de toegang tot sociale zekerheid en sociale bijstand, verhoging van de minimumniveaus van vervangings- of bijstandsinkomens en bestrijding van onzeker werk zijn allemaal belangrijke factoren om de sociaal-economische situatie van de gehele bevolking te verbeteren, via een "universalistisch" beleid.

Daarnaast kunnen een aantal meer specifieke uitdagingen worden vermeld om de toegang tot zorg te verbeteren: de strijd tegen de non-take-up van rechten (op sociaal en gezondheidsvlak), de samenwerking tussen diensten, de vereenvoudiging van het aanbod (meer zichtbaarheid in de sector, zowel voor patiënten als zorgverleners) en voorlichting.

Verschillende diensten (sociale diensten, gezinsplanning, centrum voor geestelijke gezondheidszorg, medisch huis ...) werken structureel samen en zorgen ervoor dat deze gezinnen snel worden opgevangen en doeltreffend worden doorverwezen.  Een groot deel van het werk inzake volksgezondheid wordt uitgevoerd via diensten voor gezondheidsbevordering en medische huizen:

Ten slotte zorgt het proactief informeren (met name door "outreaching") ervoor dat mensen die geen toegang hebben tot zorg of hun zorg, om welke reden dan ook, uitstellen, in hun leefomgeving kunnen worden opgezocht en vervolgens begeleid worden naar de juiste diensten.

Dergelijke initiatieven bestaan al in het Brussels Gewest en worden vandaag nog steeds ontwikkeld.

Wat uw vragen over acties ten aanzien van kansarme en/of eenoudergezinnen betreft, heb ik onder andere een vraag gekregen over het Geïntegreerd Welzijns- en Gezondheidsplan. Ik zal dus in dat kader antwoorden.

Wij werken, zoals u weet, samen met de kabinetten Clerfayt en Ben Amou aan een plan voor eenoudergezinnen. De werkgroepen zijn daarmee bezig. Over een paar weken kan ik u daar meer over vertellen.

Wij steunen ook structureel CAW's (in de GGC) en CGSA's (in COCOF) en een hele reeks eerstelijns sociale gezondheidsdiensten (medische huizen - gezinsplanning) die dit soort publiek ondersteunen, alsook een hele reeks specifieke projecten via subsidies in zogenaamde “initiatieven" ter ondersteuning en begeleiding van het ouderschap.

 

[3] Dossier 2019/2 – Iedereen even gezond in Brussel? Recente cijfers en kaarten over sociale ongelijkheden in gezondheid, Observatorium voor Gezondheid en Welzijn van Brussel-Hoofdstad.

[4] Intussen zijn de resultaten van de Gezondheidsenquête 2018 beschikbaar, maar er zijn aanvullende controles op de representativiteit van de steekproef nodig om de resultaten voor het Brussels Gewest te valideren.