Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de cijfers van de daklozentelling van 2020.

Indiener(s)
Céline Fremault
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 436)

 
Datum ontvangst: 27/05/2021 Datum publicatie: 19/07/2021
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 12/07/2021
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
02/06/2021 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Op 17 en 18 maart hebben wij via de pers vernomen dat de langverwachte resultaten van de daklozentelling die op 09 november 2020 werd uitgevoerd onder leiding van Bruss’Help openbaar waren gemaakt. Het lijkt er echter op dat het volledige verslag pas in april beschikbaar zal zijn. Ik vraag mij dan ook af of het gepast is om fragmentarische resultaten te publiceren vóór het volledige verslag en ik zou u bij voorbaat willen vragen of een presentatie van de resultaten door Bruss’Help in de Commissie georganiseerd zou kunnen worden. Voorts heb ik ook nog andere vragen over de paar cijfers die ik al ontvangen heb.

Allereerst, als we de beschikbare cijfers voor 2020 vergelijken met die voor 2018, dan zien we een toename van het aantal daklozen: +27,72% voor Brussel. Kinderen vertegenwoordigen 17,5% van de personen zonder huisvesting, tegenover 14,6% in 2018; het aandeel vrouwen daalt licht van 22,4% in 2018 tot 20,9% in 2020.

- Is er een verklaring voor deze negatieve correlatie? Men had het tegendeel kunnen verwachten: dat een daling van het aantal vrouwen zou leiden tot een daling van het aantal kinderen.
- Is er geen sprake van een vertekening die gedeeltelijk verklaard kan worden door het zeer hoge aantal van "onbepaald geslacht" in 2020? 14,3% tegenover 3,9% in 2018. Hoe valt zo'n percentage te verklaren? En hoe kan zo'n verschil in resultaten worden verklaard tussen 2018 en 2020? Is dit te wijten aan een verschil in de telmethode?

Ik zou u ook willen vragen naar het soort gebrek aan huisvesting. In 2020 wordt in de eerste gepubliceerde cijfers gesproken over openbare ruimte en noodopvang, maar ook over “opvangvoorziening voor thuislozen” en “niet-conventionele woningen”.

- Is het mogelijk te specificeren welke soorten woningen onder de laatste twee categorieën vallen? In 2018 was de nomenclatuur veel fijner, en werd naast de openbare ruimte en de noodopvang ook een onderscheid gemaakt tussen het burgerplatform, de onthaaltehuizen, de religieuze gemeenschappen, de transitwoningen van de OCMW's, de NEOS, de kraakpanden, de onderhandelde bezettingen en de ziekenhuizen. Zal het mogelijk zijn een dergelijke becijferde categorisering te verkrijgen? Zonder dit lijkt het ingewikkeld om een echt vergelijkend werk te verrichten.

Mijn laatste vraag gaat over het gevolg dat de regering aan dit verslag geeft. Zoals u weet, dreigt deze toename namelijk sterk te versnellen wanneer het moratorium op de huisuitzettingen wordt opgeheven. Zoals Nicolas Bernard, professor in de rechten aan de Université Saint-Louis en specialist in huisvestingsbeleid, in RTBF Info zei: het probleem met het moratorium is dat men zich niet voorbereidt op wat erna gebeurt. Het moratorium moet niet gezien worden als een mogelijkheid om in de tussentijd op beide oren te slapen. Nee, het moet uitstel geven om alle herhuisvestingsoplossingen voor te bereiden.

- Ik zou u graag horen over deze voorbereiding op wat erna gebeurt. Hebt u contacten met het kabinet Ben Hamou om preventieve maatregelen in te voeren om te voorkomen dat de meest kwetsbare personen zonder huisvesting vallen? En wat zijn die maatregelen? Gezien de gevreesde toevloed van daklozen als gevolg van de economische crisis, zullen de noodvoorzieningen zoals hotels blijven bestaan? Worden er andere maatregelen genomen om deze stijging op te vangen en te voorkomen dat nog meer gezinnen dakloos worden?
 
 
Antwoord    Gedetailleerde uitleg betreffende de volledige cijfers met betrekking tot de telling werd op 27 mei jongstleden, ter gelegenheid van de voorstelling van het rapport in de gezamenlijke commissie, verstrekt door Bruss’help.

Wat de negatieve correlatie betreft tussen het getelde aantal vrouwen en kinderen, beschikt Bruss’help niet over gegevens die deze negatieve correlatie kunnen verklaren. De aanwezigheid van gezinnen met meerdere kinderen vormt de meest plausibele hypothese, vooral in de crisiscentra zoals het Hotel Président. Het is eveneens mogelijk dat er een toename is van het aantal niet-begeleide minderjarigen dat geen asielaanvraag heeft ingediend en dus niet door Fedasil begeleid werd.


Ik herinner eraan dat er een daling werd waargenomen van het aantal in de openbare ruimte getelde vrouwen (51 in 2020 tegenover 84 in 2018) en van het aantal kinderen op straat (12, er waren er 20 in 2018 en 24 in 2016). Dit geeft duidelijk het effect weer van de maatregelen die tijdens deze crisis genomen werden, waarbij de nadruk lag op de doelgroep van vrouwen en gezinnen.

Betreffende de mogelijks vertekende resultaten met betrekking tot het hoge aantal “onbepaalde genderidentiteit” in 2020: in 2020 betreft het aandeel “onbepaalde genderidentiteit” in de openbare ruimte 16,8 %, en maar liefst 63,4% in de onderhandelde bezettingen en 53,7% in de kraakpanden. Het aandeel mensen dat in kraakpanden woont stemt overeen met een beduidend hoog aantal van de getelde personen: er werden 999 personen geteld in de kraakpanden, onder wie 536 personen waarvan de genderidentiteit onbepaald is. De collectieven die kraakpanden beheren zijn minder vlug bereid om persoonsgegevens mee te delen. Eén persoon op tien die in 2020 geregistreerd werd, betreft een persoon die in een kraakpand woont van wie de genderidentiteit onbepaald is.

In 2018 werden slechts 236 personen in kraakpanden opgemerkt.

Het verschil met betrekking tot het “onbepaalde gender” moet dus gezocht worden in het verschil tussen het aantal personen in kraakpanden in 2018 en 2020.
Wat de telling van personen die in kraakpanden wonen betreft, is de methodologie niet veranderd tussen de tellingen uitgevoerd in 2018 en 2020. In het kader van het beheer van de gezondheidscrisis, zijn de contacten tussen de mensen die in een kraakpand wonen en de professionals uit de welzijns- en gezondheidszorg echter verveelvoudigd. Deze vertrouwensbanden, die in de loop van het jaar werden aangeknoopt, hebben ertoe bijgedragen dat een belangrijk deel van deze doelgroep, die tot nog toe in de schaduw was gebleven, in kaart werd gebracht.

Betreffende uw vraag over het type niet-gehuisvest: de nomenclatuur is niet gewijzigd. Het volledige rapport, dat in de loop van de maand april gepubliceerd werd, houdt gedetailleerde informatie en analyses van alle vermelde categorieën in.
Er werden 719 personen geteld in de openbare ruimte (-5,3 % ten opzichte van 2018), 1430 in de noodopvang en de COVID-crisisvoorzieningen (+102,3 %), 498 binnen het burgerplatform (-16,7 %), 706 in de opvangtehuizen (-18,1 %), 434 in de transitwoningen (+239,1 %), 335 in de NEOS (-29,5 %), 999 in de kraakpanden (+323,3 %), 161 in de onderhandelde bezettingen (-51,7 %) en 31 in de ziekenhuizen (-50 %).


Betreffende het gevolg dat de regering aan dit rapport geeft, verwijs ik naar mijn antwoord tijdens de commissie van 26 mei jongstleden. Ik sprak er over alle reeds ondernomen of nog te ondernemen acties en de verschillende actiehefbomen om met alle vaststellingen van de telling rekening te houden en herbevestigde er enerzijds de noodzakelijke mobilisatie van alle actoren (op alle gewestelijke, gemeentelijke en federale beleidsniveaus) en de duurzame herhuisvesting van daklozen, en anderzijds de doorgezette strijd tegen de oorzaken van de kwetsbaarheid die de kwetsbaarste personen tot dakloosheid dwingen.