Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de ondersteuning voor ouders van sterrenkinderen

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 579)

 
Datum ontvangst: 09/05/2022 Datum publicatie: 07/07/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 30/06/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
16/05/2022 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van de Verenigde vergadering
 
Vraag   

De geboorte van een kind geldt als een van de meest heuglijke gebeurtenissen in het leven van veel mensen. De ouders van een pasgeboren kind kunnen rekenen op allerlei vormen van ondersteuning, bijvoorbeeld vanuit Kind en Gezin en de Huizen van het Kind. In situaties waarin een kind kort na de geboorte overlijdt, is het voor de maatschappij een evidentie dat ouders die ondersteuning behouden. Bovendien zal niemand betwijfelen dat het verlies van een kind, hoe jong ook, een extreem traumatische ervaring is.

Heel anders is de situatie voor ouders van een levenloos geboren kind (de zogenaamde sterrenkinderen). Ook zij hebben een kind verloren, maar op het vlak van emotionele ondersteuning en erkenning van hun verdriet botsen ze vaak op onwetendheid en onbegrip.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

  • Beschikt u over cijfers die het aantal geregistreerde levenloos geboren kinderen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen duiden? Zo ja, kan u deze cijfers nader toelichten? Welke evolutie neemt u hieromtrent waar?

  • Kan u toelichten of er reeds, in samenspraak met de ziekenhuizen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, protocollen werden vastgelegd voor de ethische behandeling van het stoffelijk overschot van een foetus als de ouders zelf geen initiatief nemen tot begraven of cremeren? Zo ja, kan u de inhoud van deze protocollen nader toelichten?

  • Kan u duiden welke manier u bij de ziekenhuizen en de ambulante zorg in ons Gewest nagaat op welke wijze ze ouders van sterrenkinderen informeren over hun rechten en hen begeleiden, alsook hoe ouders dat zelf ervaren? Welke conclusies en vaststellingen vloeien daaruit voort? Welke ondersteuning wordt daarbij voorzien vanuit uw GGC-bevoegdheden?

  • Op welke manier gaat u na welke behoeften ouders ervaren bij de verwerking van een zwangerschapsverlies? Welke initiatieven onderneemt en/of ondersteunt u daaromtrent om enerzijds de huidige goede praktijken in kaart te brengen en te versterken, en anderzijds ouders op een gemakkelijke manier naar de nodige hulpverlening toe te leiden? Welke acties en middelen voorziet u daartoe?

  • Op welke manier gaat u na welke ondersteuning hulpverleners nodig hebben om ouders goed te kunnen ondersteunen bij de verwerking van een zwangerschapsverlies en hen zo nodig door te verwijzen naar gepaste (psychologische) hulpverlening? Welk overleg pleegt u daaromtrent met de hulpverleners en de sector? Welke acties en middelen voorziet u daartoe?

  • Kan u duiden op welke manier u vanuit uw bevoegdheden de Brusselse gemeenten informeert en sensibiliseert omtrent het voorzien van specifieke plekken, zoals een sterretjesweide of een vlinderboom, waar ouders hun levenloos geboren kindje kunnen begraven, assen kunnen uitstrooien of een herdenkingspunt kunnen hebben, ook voor ouders die een zwangerschapsverlies hebben meegemaakt voor 140 dagen zwangerschap? Hoeveel dergelijke plekken bestaan er op dit moment reeds? Welke stappen onderneemt u vanuit uw bevoegdheden om aan deze plekken ook de nodige bekendheid te geven?

 
 
Antwoord    Ik dank u voor uw vragen.
Volgens de laatste cijfers van Statbel, het Belgisch statistiekbureau, werden er in 2019 105 doodgeborenen geregistreerd in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dat zijn er 16 minder dan in 2018.
De vermelde cijfers hebben betrekking op de mortinataliteit, d.w.z. de verhouding tussen het aantal doodgeborenen in het betreffende jaar en het totale aantal geboorten (inclusief doodgeborenen) in datzelfde jaar (per duizend). Doodgeborenen worden gedefinieerd als levenloos geboren kinderen met een geboortegewicht van 500 gram of meer of, als het geboortegewicht onbekend is, met een zwangerschapsduur van ten minste 22 weken. Doodgeborenen van wie noch het geboortegewicht, noch de zwangerschapsduur bekend is, zijn ook inbegrepen.

Wat betreft de protocollen voor de ethische behandeling van het stoffelijk overschot van een foetus als de ouders zelf geen initiatief nemen tot crematie of begraving, wordt in de ziekenhuizen met een kraamafdeling een welomschreven procedure gevolgd. In geen geval wordt het stoffelijk overschot als louter medisch afval beschouwd.

De maatschappelijk werkers van het ziekenhuis waar het kind behandeld werd, zullen de ouders in dit zeer moeilijke moment kunnen begeleiden. Zij kennen de verschillende vormen van ceremonie die ouders voor hun kind wensen te houden.

Daarnaast zijn er de volgende normen:
Bijlage van de dienst voor intensieve neonatologie (NIC) bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd. Kenletter NIC (R.D. 20/08/1996)
→ Art. 8. - IV. Organisatorische normen - 3.4. Bijzondere aandacht dient te gaan naar de adequate opvang van de ouders bij perinatale sterfte.

Werking lokale neonatale zorg (R.D. 20/08/1996).
→ Art. 34. Bijzondere aandacht dient te gaan naar de adequate opvang van de ouders bij perinatale sterfte.

In de praktijk neemt de steun voor ouders de vorm aan van zorg op maat, een praatgroep voor ouders, psychologische ondersteuning voor ouders en familie en een herinneringenboekje voor ouders.


Wat de beoordeling van de behoeften van ouders bij het verwerken van zwangerschapsverlies betreft, heeft de administratie weliswaar verschillende partners over deze kwestie benaderd, maar geen informatie ontvangen binnen de gestelde antwoordtermijn.