Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de middelen om de kosten van de RH's/RVT's te drukken en het demedicaliseren ervan.

Indiener(s)
Véronique Jamoulle
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 599)

 
Datum ontvangst: 30/05/2022 Datum publicatie: 20/09/2022
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 21/22 Datum antwoord: 27/07/2022
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
12/07/2022 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag   
In een artikel van Le Soir van dinsdag 24 mei staat dat België op de vierde plaats staat van de lidstaten van de Europese Unie die het meest uitgeven voor woonzorgcentra voor bejaarden. De gegevens en cijfers zijn afkomstig van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg en worden doorgegeven door de Europese Commissie.

Zo blijkt dat in België 8,5% van de 65-plussers in woonzorgcentra woont en 5,1% thuiszorg krijgt. In Europa woont 4,3% van de 65-plussers in woonzorgcentra, terwijl 8,7% thuiszorg krijgt. In vergelijking met Vlaanderen en Wallonië telt ons Gewest een hoger percentage bejaarden in woonzorgcentra (10,3% in Brussel tegenover 9,0% in Wallonië en 8,0% in Vlaanderen) en het laagste percentage thuiszorg (3,3%) samen met de provincies Luik en Luxemburg.

De Europese Commissie deelt ook mee dat bijna een op de vier bewoners te vroeg in een woonzorgcentrum terechtkomt. In dat verband beveelt ze aan om voorrang te geven aan thuiszorg voor mensen die nog niet erg afhankelijk zijn. Dat is in het belang van de overheidsfinanciën.

In dat verband wens ik u de volgende vragen te stellen:

Welke maatregelen heeft de GGC getroffen om bejaarden die zulks wensen, zo lang mogelijk thuis te laten wonen?

Wat doet uw regering vervolgens om te voorkomen dat de woonzorgcentra in ziekenhuizen veranderen? De RH’s lijken immers meer op ziekenhuizen dan op woningen. Ik denk onder meer aan de lege gangen waarin enkel medische karretjes staan en de witte jassen die de facto een afstand creëren in de relaties tussen zorgverleners en bewoners. Verschillende proefprojecten hebben ertoe geleid dat de zorgverleners in burgerkleding werken, en hebben overtuigende resultaten opgeleverd wat de levenskwaliteit van de bewoners en jobtevredenheid van de zorgverleners betreft. Hoe is de situatie in Brussel?

In de RH’s en RVT’s wordt zelden naar de mening van de bejaarden gevraagd. Toch blijkt uit onderzoeken dat hoe meer aandacht besteed wordt aan de relaties, namelijk hoe meer belangstelling men toont voor de persoon op  zich en hoe meer de zorgverlener over zichzelf praat, hoe beter de levenskwaliteit van de bejaarde wordt; hij is minder depressief, wat een voordeel oplevert op het vlak van de medicamenteuze behandeling. De demedicalisering van de structuren blijkt een grote uitdaging te zijn; relationele communicatie heeft positieve effecten, niet alleen voor de bewoner, maar ook voor de zorgverlener, aangezien zijn werklast daardoor vermindert. De Covid-19-crisis heeft het medische aspect van die structuren alleen maar versterkt. De instellingen zijn niet langer plaatsen waar men woont, maar ze werden gereduceerd tot plaatsen waar zorg wordt verleend. Daardoor worden ze ontmenselijkt. Dat aspect komt tot uiting in de chronische onderbezetting van de RH’s/RVT's: te weinig kinesitherapeuten, ergotherapeuten en psychologen. Wordt met deze vaststelling rekening gehouden bij de herziening van de personeelsbezettingsnormen?1

We weten dat uw regering het Tubbe-model wil ontwikkelen in de Brusselse woonzorgcentra. Dit model omvat een aanpak waarin de bewoner centraal staat, alsook een "huiselijke" sfeer, een responsabilisering van het personeel en een gezamenlijk besluitvormingsproces. De resultaten van de onderzoeken over de effecten van de invoering van een dergelijk systeem zijn bemoedigend, zowel voor de bewoners als voor het personeel, dat meer voldoening in het werk vindt. Hoeveel Brusselse woonzorgcentra hebben soortgelijke werkingsmodellen als het Tubbe-model ingevoerd? In antwoord op een parlementaire vraag over dit onderwerp heeft u in augustus 2020 het volgende verklaard - ik citeer – "op 2 jaar tijd zullen 10 Brusselse woonzorgcentra steun krijgen om het Tubbe-model in te voeren". Hoever staat het daarmee? Wat zijn de resultaten?

Hoe kunnen we, ten slotte, de overmedicatie van bejaarden, die door talrijke wetenschappelijke onderzoeken is vastgesteld, vermijden en de betrokkenen daarvan bewustmaken? Zo worden bijvoorbeeld te snel anxiolytica toegediend aan de bejaarden, wat tot evenwichtsverlies en vallen leidt en bijgevolg tot verlies van autonomie en ziekenhuisopname- en zorgkosten. Dat leidt uiteindelijk tot residentiële zorg.

1 Wat de demedicalisering van de structuren betreft, baseren we ons hoofdzakelijk op de opmerkingen/onderzoeken van Stéphane Adam (neuropsychiater), professor in de verouderingspsychologie (ULG).

 
 
Antwoord    De Diensten van het Verenigd College financieren drie projecten voor de ontwikkeling van een geïntegreerd model voor buurthulp en -zorg om ervoor te zorgen dat ouderen zelfstandig kunnen blijven wonen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het gaat om het project ‘Senior Solidarité(it)’ van de gemeente Etterbeek, het project ‘CitiSen’ van de vzw Maison Biloba Huis en het project ‘Zoom Seniors’ van de vzw Gammes.
Die drie projecten, die aanvankelijk voor een periode van 4 jaar – die dit jaar afloopt – werden gefinancierd, zijn nu verlengd. Die projecten maken deel uit van de geïntegreerde territoriale logica, die met name wordt verdedigd in het Geïntegreerd Welzijns- en Gezondheidsplan en de lokale welzijns- en gezondheidscontracten.

Daarnaast financiert Iriscare verschillende projecten die tot doel hebben om ouderen in staat te stellen zo lang mogelijk thuis te blijven wonen en een alternatief te ontwikkelen voor rusthuizen.


Om de diversifiëring van de structuren voor ouderen in het Brussels Gewest te ondersteunen, heeft Iriscare een bedrag van bijna 800.000 euro toegekend in het kader van een projectoproep voor de ontwikkeling van sociale serviceresidenties.


Die projectoproep had een sociale doelstelling, zowel door de toepassing van een aan de financiële middelen van de bewoners aangepast en toegankelijk prijsbeleid, als door een gemeenschapsaanpak die gericht is op het stimuleren van de sociale banden tussen de bewoners, het contact met de wijk, zijn bewoners en zijn verenigingsleven.

Zo werden 3 projecten gefinancierd:
- het project Lemaire van het OCMW van Molenbeek, dat bestaat uit de bouw en de inrichting van de gemeenschappelijke ruimten van een residentie met 31 sociale woningen en de ontwikkeling van een gemeenschapsaanpak die erop gericht is de sociale banden van de bewoners te stimuleren;
- het project Alliance van het OCMW van Molenbeek, dat bestaat uit de bouw van een serviceresidentie met 24 appartementen gericht op het concept van een sociale serviceresidentie, en de ontwikkeling van een gemeenschapsaanpak die erop gericht is de sociale banden van de bewoners, onderling en binnen de wijk, te stimuleren;
- en tot slot de uitvoering van een haalbaarheidsstudie voor de oprichting van een sociale serviceresidentie, gedragen door de CSD in samenwerking met de vzw Bras dessus Bras dessous en Senior Montessori. Het doel van die studie is de ontwikkeling van een vastgoed- en architectuurmodel voor het ontwerp van een sociale serviceresidentie, maar ook van een economisch model en een leefproject daaromheen.

Ter ondersteuning van initiatieven in de ouderensector is ook een bedrag van 2.121.000 euro uitgetrokken voor de projectoproep voor de sector van ouderen en van personen met een handicap. Voor de ouderensector hebben de projecten betrekking op thema’s zoals aanpassing van de woning en alternatieve huisvesting.


Dat brengt me bij uw tweede vraag. Er worden verschillende acties ondernomen om de transformatie van rusthuizen te ondersteunen en ze gastvrijer te maken. In het kader van de herziening van de erkenningsnormen van rusthuizen wordt die kwestie hoofdzakelijk volgens twee actielijnen aangepakt.


De eerste actielijn betreft de ondersteuning van de deelname van de bewoners aan de werking van het rusthuis. Zo is bijzondere aandacht besteed aan de plaats en de rol van de participatieraad. Voorgesteld wordt dat de participatieraad een rol speelt bij:

- de uitwerking en de evaluatie van het leefproject van de instelling;
- de uitwerking en de evaluatie van de operationele doelstellingen in verband met het leefproject van de instelling;
- de uitwerking en de evaluatie van de maaltijden;
- de uitwerking en de evaluatie van het beleid voor het onthaal van nieuwe bewoners;
- de uitwerking en de evaluatie van het activiteitenprogramma.

De tweede actielijn betreft de openstelling van het rusthuis voor de buitenwereld. In de nieuwe normen zal dan ook de nadruk worden gelegd op de noodzaak om in het leefproject van de instelling melding te maken van de maatregelen die zijn genomen om zich voor de buitenwereld open te stellen.

Ter ondersteuning van die participatieve en open aanpak wordt voorgesteld dat elke instelling een personeelslid aanwijst dat verantwoordelijk is voor het leiden van de participatieraad, het ontwikkelen en uitvoeren van het activiteitenprogramma en het ontwikkelen van de samenwerking met externe diensten en organisaties.


Die voorstellen zijn onlangs voorgelegd aan de werkgroepen die zich binnen de instanties van Iriscare met dat onderwerp bezighouden. We wachten op hun feedback, zodat het Verenigd College het besluit tot uitvoering van die maatregelen begin 2023 kan goedkeuren, zoals aangekondigd.

Verder moet worden opgemerkt dat bij de hervorming van de omkaderingsnormen rekening wordt gehouden met de uitdagingen in verband met de medicalisering van rusthuizen. De herziening van de omkaderingsnormen is dus in de eerste plaats gericht op de uitbreiding van het paramedisch en psychosociaal personeel, waaronder psychologen, fysiotherapeuten, ergotherapeuten, maar ook logopedisten, diëtisten, animatoren en gespecialiseerde opvoeders.

Naast de verhoging van de omkaderingsnormen van het paramedisch en psychosociaal personeel is ook voorzien in de ondersteuning van bijscholing van personeelsleden op het gebied van goede behandeling, luisteren en de band met ouderen.



Zoals u in een van uw vragen opmerkt, kan het Tubbe-model een organisatiemodel zijn, naast andere, dat de ontwikkeling van meer zorgzame benaderingen mogelijk maakt. In Brussel experimenteren een twintigtal rusthuizen met het Tubbe-project. Die projecten worden opgevolgd door de Koning Boudewijnstichting. Iriscare cofinanciert de uitvoering van dat project met de Koning Boudewijnstichting in 10 rusthuizen. Die steun wordt gebruikt om coaching door een persoon van buiten de instelling te financieren.

Een eerste evaluatie van de projecten zal in september 2022 aan de sector worden voorgelegd, in het kader van een door Iriscare georganiseerde technische commissie. Die evaluatie zal betrekking hebben op alle Brusselse instellingen – niet alleen op de 10 instellingen die door Iriscare worden gecofinancierd. Daarna zal verder worden nagedacht over de voortzetting van de financiering van Tubbe-projecten.

Wat ten slotte het gebruik van geneesmiddelen in rusthuizen betreft, moet u weten dat dat wordt geregeld door het besluit tot vaststelling van de erkenningsnormen waaraan de voorzieningen voor opvang of huisvesting van bejaarde personen moeten voldoen. Die normen preciseren de modaliteiten voor de verdeling en de bewaring van geneesmiddelen, en voor de controle van de toediening ervan. In het kader van de herziening van de erkenningsnormen worden die normen verduidelijkt. Zo zullen geneesmiddelen tijdens het hele proces identificeerbaar moeten zijn, om medicatiefouten te voorkomen. Er zijn ook plannen om rusthuizen te verzoeken een beleid te ontwikkelen rond de niet-medicamenteuze aanpak voor de begeleiding van bewoners met ernstige cognitieve stoornissen of dementie.