Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de pediatrische thuiszorg.

Indiener(s)
Véronique Jamoulle
aan
Elke Van den Brandt en Alain Maron, leden van het Verenigd College bevoegd voor Welzijn en Gezondheid (Vragen nr 661)

 
Datum ontvangst: 02/10/2022 Datum publicatie: 02/02/2023
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 22/23 Datum antwoord: 01/02/2023
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
18/01/2023 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag   

In haar laatste verslag, dat op 27 september werd bekendgemaakt1onderzocht het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) de organisatie van de pediatrie in de Belgische ziekenhuizen en met name de mogelijkheid om in België een zogenaamde "transmurale" pediatrische zorg te ontwikkelen, d.w.z. zorg waarbij kinderen die normaal gezien in het ziekenhuis zouden worden behandeld, thuis kunnen worden verzorgd.

Deze aanpak kan namelijk gunstig zijn voor de levenskwaliteit van het kind en zijn naasten, doordat onnodige ziekenhuisopnames, die moeilijk of zelfs traumatisch kunnen zijn voor kinderen en hun ouders, worden vermeden. In België staat de pediatrische transmurale zorg echter nog in de kinderschoenen.

Volgens het KCE zijn veel kinderafdelingen alleen echt "vol" tijdens de winterpiek en blijven ze het grootste deel van het jaar zeer licht bezet. Een volledige pediatrische dienst 24 uur per dag in bedrijf houden is duur, om nog maar te zwijgen van het tekort aan verpleegkundigen en kinderartsen.

Het KCE vindt daarom dat ziekenhuizen de capaciteit van kinderafdelingen en hun verdeling binnen lokale en regionale netwerken moeten heroverwegen, rekening houdend met de geografische bereikbaarheid.

Vandaar de belangstelling van het KCE voor transmurale zorg. Hun voorstellen? De uitbreiding van het huidige model van door het ziekenhuis gecoördineerde pediatrische verbindingsteams (bestaande uit kinderartsen, verpleegkundigen, fysiotherapeuten enz. Het kenniscentrum meent ook dat het Nederlandse model, waarbij de coördinatie wordt toevertrouwd aan de actoren van de thuiszorg, een alternatief zou kunnen bieden. "Maar in beide gevallen zou een struikelblok het gebrek aan thuisverpleegkundigen met voldoende expertise in pediatrische zorg kunnen zijn", aldus het KCE.

Graag een antwoord op volgende vragen:

Wat is de bezettingsgraad van de pediatrische diensten in Brussel en welke zijn de pathologieën die hen het meest bezighouden? En hoe staat het met de transmurale pediatrische zorg in ons gewest? Wat zijn de vooruitzichten op dit gebied?

Bent u op de hoogte van de bevindingen en aanbevelingen van dit onderzoek?

Welke daarvan zijn (of worden) door uw regering ten uitvoer gelegd? Wordt in Brussel een reorganisatie van de sector bestudeerd?

Binnenkort zullen proefprojecten worden opgezet om verschillende modellen van pediatrische transmurale zorg te evalueren en na te gaan of deze kunnen worden veralgemeend. Zal een en ander in Brussel worden uitgevoerd?

 

1 https://gcm.rmnet.be/clients/rmnet/content/medias/kce_358b_organisation_soins_hospitaliers_pediatriques_belgique_synthese.pdf

 
 
Antwoord    Bedankt voor uw vragen over dit onderwerp dat voor de meeste ouders van jonge kinderen interessant zou kunnen zijn.

Ik heb eind september vorig jaar inderdaad dit interessante rapport van het KCE gelezen over de organisatie van de pediatrische ziekenhuiszorg in België.
Daaruit blijkt vooral dat het huidige model niet erg efficiënt is: de pediatrische ziekenhuisdiensten zijn slecht verspreid over het Belgische grondgebied, ze zijn onderbezet in de zomer en ze hebben moeite om te reageren op winterpieken ... Dat is deze winter opnieuw duidelijk geworden. Naast die historische structurele problemen is er sinds ongeveer 2018 een groeiend tekort aan verpleegkundigen, met name verpleegkundigen die gespecialiseerd zijn in pediatrie en neonatologie, en aan artsen die gespecialiseerd zijn in pediatrie en bereid zijn om in ziekenhuizen te werken in plaats van in een privépraktijk. Ten slotte wijst het KCE op het gebrek aan transmurale zorg, een soort ‘kers op de taart’ die sommige pediatrische ziekenhuisopnames minder lang zou kunnen laten duren of zelfs voorkomen.
In het rapport van het KCE wordt voorgesteld om de pediatrische ziekenhuisdiensten te reorganiseren. Dat kan met name door de opdrachten aan de locoregionale ziekenhuisnetwerken toe te vertrouwen en door het transmurale aspect op te nemen in de verplichte opdrachten die in het kader van het pediatrische zorgprogramma in het BFM gefinancierd worden.
De aanbevelingen in het rapport van het KCE zijn daarom gericht aan de federale overheid, die bevoegd is voor al deze zaken: programmatie van bedden, reorganisatie van diensten, beschrijving van locoregionale opdrachten en financiering van het BFM.

In Brussel is de situatie bijzonder omdat we een groot aantal pediatrische bedden hebben. Dat komt omdat de federale programmatie gebaseerd is op het aantal geboorten en ook omdat we een concentratie van academische ziekenhuizen hebben.
Momenteel zouden die diensten in Brussel, net als in de aangrenzende provincies, ‘verzadigd’ zijn.

Zoals uit het rapport van het KCE blijkt, is dat zo goed als elke winter het geval als gevolg van luchtwegaandoeningen die vooral kinderen van 0 tot 5 jaar treffen tussen november en februari. Het gaat voornamelijk om RSV, dat ernstige bronchiolitis kan veroorzaken, maar ook om griep en andere seizoensgebonden ziekteverwekkers. Tegenwoordig is de maximale bezetting 90 %. De overige 10 % zijn bedden die wegens gebrek aan verpleegkundigen gesloten zijn.
Zoals u zelf aangeeft, is het probleem met de door het KCE voorgestelde oplossingen voor transmurale zorg hetzelfde als in het ziekenhuis, namelijk dat er verpleegkundigen gevonden moeten worden om die kinderen te begeleiden en te verzorgen.
Een andere door het KCE genoemde mogelijkheid is om de capaciteit van pediatrische thuisverpleging beter te ontwikkelen, in plaats van ‘het ziekenhuis uit zijn voegen te laten barsten’. Maar ook hier, ik vertel u waarschijnlijk niets nieuws, is de financiering van de thuisverpleging door het RIZIV, het federale niveau dus, ruim onvoldoende om te voldoen aan de vraag naar thuiszorg van alle patiënten, of het nu kinderen of volwassenen zijn. Het gaat dus niet alleen om het aantal verpleegkundigen en de organisatie van de thuiszorg, maar ook de financiering ervan is een probleem. We weten bijvoorbeeld dat een thuisverpleegkundige 15 euro netto per uur krijgt en dat het controleren van ademhalingsparameters of het toedienen van een aerosol bijvoorbeeld geen deel uitmaken van de gefinancierde thuisverpleging. We zullen dus nog heel wat hervormingen op federaal niveau nodig hebben voordat we kunnen rekenen op eerstelijnsverpleegkundigen om kinderen te verzorgen, met name kinderen met bronchiolitis.


Ondanks het feit dat al die bevindingen en de bijhorende oplossingen uitsluitend afhankelijk zijn van federale bevoegdheden, blijf ik niet bij de pakken neerzitten.
Enerzijds heb ik begin december nog een brief gestuurd naar de IMC Volksgezondheid met het verzoek aan de federale overheid om in 2023 een schokbehandeling toe te passen voor verpleegkundigen in ziekenhuizen en in andere sectoren, waaronder de eerstelijnszorg. Ik kijk uit naar de vergadering in februari om dat debat te voeren.
Anderzijds, als het federale niveau ooit echt investeert in transmurale of extramurale zorg, al dan niet pediatrisch, zal het essentieel zijn om te zorgen voor een uitstekende continuïteit van de zorg en informatieoverdracht tussen het ziekenhuis en de eerstelijnszorg. Daarom ben ik van plan om de ziekenhuizen al op die evolutie voor te bereiden door volgende week aan het Verenigd College een tweede lezing voor te stellen van het ontwerp van het besluit betreffende aanvullende normen waarin de verplichtingen van ziekenhuizen op dat vlak beschreven zijn.
Ten slotte, als die pediatrische eerstelijnszorg bij toeval ontwikkeld wordt, zouden we in de GGC inderdaad, net als bijvoorbeeld bij palliatieve zorg, een vorm van ondersteuning kunnen voorzien voor de actoren die betrokken zijn bij de eerstelijnszorg, via een ondersteunings- en coördinatieteam. Maar dat zal ongetwijfeld voor een toekomstige legislatuur zijn.