Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het gebruik van bepaalde OVM-woningen als spontane crèches of kinderdagverblijven

Indiener(s)
Bertin Mampaka Mankamba
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 1)

 
Datum ontvangst: 10/09/2019 Datum publicatie: 18/10/2019
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: SO19 Datum antwoord: 18/10/2019
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/09/2019 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Wij hebben vernomen dat, ondanks de geldende regelgeving en de maatregelen van de OVM-beheerders, sommige huurders illegale of officiële, gekende of niet-erkende, kinderopvangactiviteiten uitoefenen.

Kunt u ons vertellen wat op heden de stand van zaken is?

Hoeveel woningen zijn door de huurders veranderd in kinderopvangverblijven met of zonder toestemming van de OVM-beheerders?

Welke maatregelen denkt u in dit verband te nemen, gezien de huidige huisvestingscrisis in Brussel?
 
 
Antwoord    Ik heb de eer u de volgende elementen van antwoorden te geven:

Artikel 2 van de standaardhuurovereenkomsten die van toepassing zijn op de huisvestingssector en die door OVM’s worden beheerd, luidt als volgt: "De ruimten worden verhuurd voor persoonlijk residentieel gebruik. De huurder mag deze bestemming niet wijzigen zonder de uitdrukkelijke voorafgaande schriftelijke toestemming van de maatschappij-verhuurder, goedgekeurd door de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij".

De BGHM heeft daarom een omzendbrief uitgevaardigd waarin deze bestemmingswijziging wordt geregeld.

De BGHM heeft de volgende criteria opgesteld om elk verzoek tot professioneel gebruik van een door een OVM beheerde woning te analyseren: het bedrag aan inkomsten dat fiscaal niet significant is, het overwegende sociale karakter, toezicht op de activiteit door de overheid en een beperkte en niet-permanente immobilisatie van de huurwoning.

De opvang van kinderen door huurders van een woning die door een maatschappij wordt beheerd, valt onder deze criteria, gezien het gebrek aan kinderopvangplaatsen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het bedrag aan inkomsten uit deze activiteit is fiscaal gezien immers niet erg belangrijk, de activiteit is overwegend van sociale aard en staat onder toezicht van het
office National de l’Enfance of Kind &Gezin.

Tijdens alle opleidingen die de BGHM aan OVM- of DMBSH-personeelsleden over huurcontracten geeft, wordt systematisch aandacht besteed aan de inhoud van artikel 2 van de contracten en die van de bovengenoemde omzendbrief.

Sinds 2008 heeft de BGHM OVM’s ontvangen en 15 ingediende verzoeken van OVM’s voor kinderopvang in een sociale woning goedgekeurd (telkens onder toezicht van ONE of Kind&Gezin). Sommige verzoeken hadden betrekking op het regulariseren van een reeds gestarte activiteit, waarbij de betrokken OVM ermee heeft ingestemd deze in aanmerking te nemen bij het indienen van een aanvraag tot goedkeuring bij de BGHM.

Wat uw laatste vraag betreft, kan de toestemming voor een professionele kinderopvangactiviteit (kinderopvanger(-ster)) in een sociale huurwoning alleen worden gegeven als de sociale huurwoning door de sociale huurder als woning gebruikt blijft worden. Een van de criteria die gebruikt wordt voor de analyse van de aanvragen luidt als volgt: een beperkte en niet-permanente immobilisatie van de huurwoning.

Zo behoudt de sociale woning die herbestemd wordt als spontane kinderdagverblijf of kinderopvang zijn primaire functie als woning van de sociale huurder.


Bovendien geldt, zoals hierboven vermeld, het volgende: indien een woning niet is aangepast aan de gezinssamenstelling, staat het feit dat er in de woning een kinderopvangactiviteit wordt uitgeoefend, de toepassing van de herbestemmingsregels niet in de weg.

Ter conclusie: de kinderopvangactiviteiten hebben nooit geleid tot de schrapping van een huurwoning en er staat geen herbestemming op de agenda.