Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het hoge risico op toekomstige waterschaarste in België volgens het World Resource Institute

Indiener(s)
Ariane de Lobkowicz
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 11)

 
Datum ontvangst: 30/09/2019 Datum publicatie: 15/11/2019
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 12/11/2019
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
02/10/2019 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Als bijlage bij deze vraag stuur ik u een bijzonder verontrustende kaart die zojuist werd gepubliceerd door het World Resource Institute.

Op de website van die organisatie vindt u een studie die het risico op toekomstige waterschaarste in 150 landen in kaart brengt.

Verrassend genoeg zijn slechts vijf Europese landen rood gekleurd op de kaart, omdat zij een hoog risico op toekomstige waterschaarste lopen: Spanje, Portugal, Italië, Griekenland ... en België.

Wij staan dus op de ranglijst met even sombere vooruitzichten als die voor Zuid-Europa, het hele Arabische schiereiland, Mexico of de Maghreb.

Ongetwijfeld heeft uw bestuur zich over die studie gebogen.

Graag wil ik weten hoe die geanalyseerd werd? Gaat het om serieuze informatie? Zo ja, is dit nieuwe informatie voor u of gaat het integendeel om een herhaling van overwegingen die reeds in voorgaande jaren zijn gemaakt?

Deelt u de bezorgdheid van het WRI voor ons land?

Als u dit risico voor België bevestigt, is het dan niet nog groter voor ons Gewest vanwege de geringe watervoorzieningsmogelijkheden?

Hoe ziet u de toekomst? Worden oplossingen onderzocht of zelfs al gepland?
 
 
Antwoord    1) Hoe is deze studie geanalyseerd? Gaat het om serieuze informatie? Zo ja, is deze informatie nieuw voor u of herhaalt zij integendeel de overwegingen die de voorbije jaren reeds zijn gemaakt?
Leefmilieu Brussel heeft kennis kunnen nemen van deze studie van het World Resources Institute.

De informatie kan als ernstig worden beschouwd. Zoals we weten, is water een kostbaar goed buiten de handel en een basisbehoefte die moet worden behouden voor toekomstige generaties, rekening houdend met de toenemende demografische druk en de mogelijke gevolgen van de klimaatverandering voor de beschikbaarheid van deze hulpbron.
De plaats van België in deze rangschikking van landen onder “waterstress” betreft een nieuwe informatie voor Leefmilieu Brussel, maar het is belangrijk om na te gaan op basis van welke gegevens en welke exploitatie-index van de hulpbron deze studie is gebaseerd.
De kwestie van de hoeveelheid grondwater in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt echter al decennialang op de voet gevolgd.

Leefmilieu Brussel volgt de evolutie van het piëzometrisch peil van de grondwaterspiegel in het kader van het grondwatercontroleprogramma. Deze controle wordt uitgevoerd in het gebied voor de grondwaterwinning en de bescherming van de gebieden waarin grondwater wordt gewonnen dat bestemd is voor consumptie door de exploitanten van waterwinningen (voornamelijk VIVAQUA voor de winning in het Zoniënwoud en het Ter Kamerenbos) om de impact van de winningen op het grondwater te evalueren.
De piëzometrische niveaus van de grondwaterspiegel in de Brusselse ondergrond zijn onderhevig aan seizoensgebonden schommelingen en neerslaggerelateerde langere-termijnevoluties. De grondwaterspiegel van het (meest oppervlakkige) Brusseliaanzand wordt rechtstreeks gevoed door de infiltratie van regenwater in de bodem en de ondergrond, met een zekere vertraging ten opzichte van het tijdstip van de wateroverdracht. De perioden van optimale aanvulling van de waterspiegel situeren zich in de wintermaanden (december tot maart) wanneer de plantengroei stilligt. Een gebrek aan regenval tijdens de zomermaanden heeft – a fortiori - minder gevolgen voor de aanvulling van de grondwaterspiegel.
Uit deze controle blijkt dat de trends in sommige piëzometrische kronieken sinds 2014 zijn afgenomen.


Deze trend houdt met name verband met de neerslagtekorten in de winterperioden van 2013 en 2016 waarin de grondwaterspiegel normaal gezien wordt aangevuld. De winterneerslag in 2015, 2017 en 2018 – die gekenmerkt werd door een klein overschot - was niet voldoende om de ontoereikende aanvulling tijdens de winter in de jaren 2013 en 2016 te compenseren. Naast deze over het algemeen ontoereikende aanvulling tijdens de winter, is er sinds 2013 (met uitzondering van 2016) sprake van opeenvolgende regenvaltekorten in de zomer die - in combinatie met de hoge temperaturen van de afgelopen zomers - hebben geleid tot een toename van de vraag naar water.

Wat de watervoorziening van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreft, wijst VIVAQUA erop dat minder dan 2% van haar waterwinningen voor de hoofdstad zich op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevindt. Dit zijn de waterputten van het Ter Kamerenbos en de waterwinningsgalerij van het Zoniënwoud. Samen leveren ze gemiddeld 2 miljoen m³ per jaar (op een totaal van 135 miljoen m³ van VIVAQUA voor alle klanten (waarvan het Brussels Gewest de helft vertegenwoordigt)). De druk die wordt uitgeoefend op de watervoorraad van de Brusselse ondergrond moet dus in perspectief worden geplaatst, althans voor de productie van water bestemd voor menselijke consumptie.
2) Deelt u de bekommernis van het WRI voor ons land? Als u dit risico voor België bevestigt, is het dan niet nog belangrijker voor ons Gewest vanwege de zwakke watervoorzieningsmogelijkheden?
Het behoud van de hulpbron is van het grootste belang voor een stadsgewest als het onze dat sterk afhankelijk is (>98%) van het water van Wallonië. Gezien het feit dat de grondwaterspiegel in Brussel de laatste jaren een dalende trend vertoont en de droogteperiodes in Wallonië bepaalde waterwinningen in het gedrang hebben gebracht, is het de moeite waard om de index die in deze WRI-studie wordt gebruikt om de “waterstress” te kwalificeren, nader te bekijken. Er wordt een combinatie van factoren gebruikt en voor de beschikbare hoeveelheid water gaat de studie uit van de totale onttrekking van water aan het milieu om welke reden dan ook (openbare watervoorziening, onttrekking voor de landbouw en de industrie en energieproductie) .... vergelijkbaar met de door het Europees Milieuagentschap gebruikte Water Exploitation Index).

Rekening houdend met al deze onttrekkingen, blijkt dat twee derde van de totale hoeveelheid water die in België wordt onttrokken, in feite wordt onttrokken voor de koeling van elektriciteitscentrales. Een vijfde wordt onttrokken door de verwerkende industrie en slechts 10% door de openbare watervoorziening. De landbouwsector is bijzonder marginaal (vooral in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest). AQUAWAL, de Waalse federatie van de watersector, heeft de vergelijking gemaakt met andere Europese landen en concludeert dat België daarin een heel ander profiel heeft:
- De onttrekkingen voor elektriciteitsproductie vertegenwoordigen een veel groter aandeel dan het Europese gemiddelde;
- De landbouw verbruikt zeer weinig water in België, terwijl dit gemiddeld 20% van de wateronttrekkingen in de EU vertegenwoordigt;
- De industrie verbruikt verhoudingsgewijs veel meer water in België dan in de rest van de EU;
- De openbare distributie vertegenwoordigt slechts 10% van de onttrekkingen in België, terwijl dit in Europa ongeveer 20% is.



Het water dat wordt onttrokken voor de koeling van de Belgische elektriciteitscentrales (bijna 67%) verklaart deze relatief hoge waterexploitatie-index in België. Het betreft echter water dat snel terugkeert naar de natuurlijke omgeving. Het risico moet dus genuanceerd worden, maar het is duidelijk dat het aanwezig is en niet mag worden verwaarloosd bij de uitvoering van het gewestelijk waterbeleid.
3) Hoe ziet u de toekomst? Worden oplossingen bestudeerd of zelfs al overwogen?
De bovenstaande vaststelling (vermindering van de hoeveelheid water in de grondwaterspiegel van Brussel) zet Leefmilieu Brussel ertoe aan om de waterspiegel regelmatig en nauwgezet te blijven opvolgen. Op dit niveau zou er ook een strategische denkoefening kunnen plaatsvinden over de watervoorziening van de Brusselaars en de besprekingen die hierover met de andere gewesten moeten worden gevoerd met het oog op een gecoördineerd beheer van onze hulpbronnen (de grondwatermassa’s overschrijden de administratieve grenzen van ons land). Dit werd trouwens opgenomen in de "belangrijke vraagstukken" van het waterbeleid die op hun beurt zijn opgenomen in de inleiding tot de ontwikkeling van het toekomstige Waterbeheerplan voor de periode 2022-2027.

In het kader van dit Plan, beoogt Leefmilieu Brussel de impact van de klimaatverandering op de piëzometrie van de grondwaterspiegel te analyseren volgens verschillende scenario's van het Belgische consortium van klimaatdeskundigen CORDEX dat is samengesteld uit het KMI, de KUL, de UCL, de ULg, de VITO, het BIRA, het KBIN en de Koninklijke Sterrenwacht. Klimatologische gegevens zullen worden geïntegreerd in onze hydro-geologische modellen om hun mogelijke impact op de algemene daling van de piëzometrische niveaus tegen 2030, 2040 en 2050 te beoordelen. In het beschrijvende deel van het toekomstig Waterbeheerplan zal deze analyse worden weerspiegeld.

Tot slot, is de Regering sinds de herziening in mei 2019 van de Kaderordonnantie “Water” van 20 oktober 2006 bevoegd om de maatregelen te nemen die zij noodzakelijk acht voor het behoud van de watervoorraden in geval van droogte (artikel 36, 5). Het is de bedoeling een luik “droogte” toe te voegen aan het toekomstige Waterbeheerplan (voor de periode 2022-2027). Leefmilieu Brussel werkt hier momenteel aan in coördinatie met VIVAQUA (en in mindere mate met Brussel Preventie en Veiligheid).