Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de stand van zaken bij de energie-unie

Indiener(s)
Aurélie Czekalski
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 52)

 
Datum ontvangst: 04/11/2019 Datum publicatie: 10/12/2019
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 10/12/2019
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/11/2019 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In juli 2019 is het vierde rapport over de stand van zaken bij de energie-unie gepubliceerd. We kunnen lezen dat de luchtkwaliteit is verbeterd, maar dat er nog verdere vooruitgang nodig is.

Staat u mij toe dat ik u bij het lezen van dit verslag de volgende vragen stel:

- Wat is de evolutie van de luchtkwaliteit in Brussel sinds 2018?
- Kunnen de broeikasgasemissiefactoren worden verminderd? Zo ja, met welke middelen?
- Welke hulp is gepland om huishoudens te helpen bij het vervangen van inefficiënte verwarmingsapparatuur?
- Wat is het budget dat wordt uitgetrokken voor de ontwikkeling van duurzamere vervoersmiddelen in Brussel?
- Is er een meer specifieke studie uitgevoerd door uw diensten en welke lessen kunnen we daaruit trekken?
 
 
Antwoord   

1) Hoe is de luchtkwaliteit in Brussel geëvolueerd sinds 2018?
De evolutie van de luchtkwaliteit kan worden beschreven door een periode van meerdere jaren, meestal 5 of 10 jaar, in aanmerking te nemen. Een periode van 1 jaar is niet voldoende om een significante trend vast te stellen, gezien de verschillen in weersomstandigheden van jaar tot jaar.

Voor de periode 2010-2019 geven de onderstaande grafieken de maandelijkse evolutie weer van de concentraties van de belangrijkste verontreinigende stoffen die onder de Europese richtlijn 2008/50/EG vallen, en dat in gemiddelden voor het Brussels Gewest. Een lijn geeft voor elke verontreinigende stof ook de lineaire trend aan.

Evolutie van de concentraties stikstofoxiden (NO en NO
2) in de periode 2010-2019


img2


Evolutie van de concentraties koolmonoxide (CO) in de periode 2010-2019


img2


Evolutie van de concentraties fijn stof (PM10 en PM 2.5) in de periode 2010-2019


img2


Evolutie van de concentraties ‘black carbon’ in de periode 2010-2019


img2


Evolutie van de ozonconcentraties (O
3) in de periode 2010-2019


img2

Over het algemeen vertonen de concentraties van verontreinigende stoffen een duidelijke neerwaartse trend.

Wat de verontreinigende stoffen betreft die sterk verband houden met de emissies van het wegverkeer, kunnen de volgende trends worden waargenomen voor de jaarlijkse concentraties:
- -1,2 µg/m³ per jaar (-4%) voor stikstofdioxide (NO
2);
- -0,6 µg/m³ per jaar (-4%) voor stikstofmonoxide (NO);
- -0,3 mg/m³ per jaar (-7%) voor koolmonoxide (CO);
- -0,25 µg/m³ per jaar (-8%) voor black carbon (BC).

Hoewel minder afhankelijk van de emissies van het verkeer, nemen ook de concentraties van fijne stofdeeltjes PM10 en PM2.5 aanzienlijk af:
- -1,2 µg/m³ per jaar (-4%) voor fijn stof PM10 ;
- -1,0 µg/m³ per jaar (-5%) voor fijn stof PM2.5.

Alleen ozon neemt jaarlijks toe met 0,8 µg/m³ (+2%), wat een gevolg is van de daling van de uitstoot van stikstofoxiden en het transport van precursoren van verontreiniging over lange afstand.

Wat de naleving van de normen betreft, is stikstofdioxide (NO
2) de enige problematische verontreinigende stof. Hoewel de situatie geleidelijk verbetert, wordt de jaarlijkse grenswaarde van 40 µg/m³ nog steeds niet nageleefd op locaties met een grote blootstelling aan verkeersemissies. De onderstaande tabel toont de jaarlijkse NO2-concentraties in elk Brussels meetstation van 2005 tot 2018:

img2

In 2018, en enkel rekening houdend met de stations die in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van de naleving van de Europese normen (alle stations behalve Kunst-Wet en Belliard), voldeed enkel het station in Elsene niet aan de jaarlijkse grenswaarde van 40 µg/m³. Het station in Haren voldoet sinds 2017 aan de jaarlijkse grenswaarde. Het station in Sint-Jans-Molenbeek, waar tot 2013 systematisch een overschrijding werd vastgesteld, voldoet sinds 2014 aan de jaarlijkse grenswaarde. Het station in Sint-Lambrechts-Woluwe, dat tot 2014 dicht bij de jaarlijkse grenswaarde bleef, vertoont sinds 2015 een grotere marge ten opzichte van die waarde.

2) Kunnen de broeikasgasemissiefactoren worden verminderd? Zo ja, met welke middelen?
In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat er geen rechtstreeks verband bestaat tussen broeikasgassen en de luchtkwaliteit.

Voor een bepaalde brandstof is het niet mogelijk om de emissiefactoren te verminderen, maar het is wel mogelijk om de overschakeling naar de minst vervuilende brandstoffen te bevorderen voor een bepaalde sector en een bepaald gebruik (bv. verwarming in woningen). Dat is wat het Gewest aanmoedigt in het Energie-Klimaatplan 2030 dat de Brusselse regering zopas heeft goedgekeurd en dat tal van maatregelen bevat om de maatschappij koolstofarm te maken.

De vermindering van het energieverbruik door een betere energie-efficiëntie beïnvloedt ook de uitstoot van broeikasgassen en luchtverontreinigende stoffen - ook al worden de emissiefactoren niet gewijzigd.

3) Welke steun wordt voorzien om huishoudens te helpen om hun inefficiënte verwarmingsapparatuur te vervangen?
Er zijn 7 verschillende Energiepremies beschikbaar voor huishoudens in de categorie ‘efficiënte verwarming’. De volgende cijfers hebben betrekking op het jaar 2018:

img2

4) Welk budget wordt uitgetrokken voor de ontwikkeling van duurzamere vervoersmiddelen in Brussel?
Het totale budget voor mobiliteit, openbare werken en verkeersveiligheid in het Brussels Gewest voor 2020 bedraagt 1,274 miljard euro. Dit budget is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van duurzamere vervoersmiddelen in Brussel.

Zo heeft het Gewest een budget van 884 miljoen euro toegewezen aan de MIVB voor de exploitatie en ontwikkeling van het openbaarvervoersnetwerk en de intermodaliteit met andere duurzame vervoerswijzen. Er zijn dus aanzienlijke investeringen gepland om het netwerk en het aanbod uit te breiden.

Daarnaast worden specifieke middelen voorzien om de actieve vervoerswijzen (fietsen en wandelen) te stimuleren, via het beleid en de investeringen van Brussel Mobiliteit, bijvoorbeeld om grote fietsinfrastructuur te ontwikkelen. Er worden ook subsidies toegekend aan gemeenten en vzw's, met name om het gebruik van de fiets te bevorderen.

5) Is er een meer specifieke studie uitgevoerd door uw diensten en welke lessen kunnen we daaruit trekken?
Gezien de verschillende onderwerpen die in de vorige vragen aan bod zijn gekomen, is het wenselijk het onderwerp te preciseren waarop deze vraag betrekking heeft, om na te gaan of er eventueel specifieke studies zijn uitgevoerd door Leefmilieu Brussel.