Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de investeringen in onderzoek, ontwikkeling en innovatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Indiener(s)
Gilles Verstraeten
aan
Barbara Trachte, staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Economische Transitie en Wetenschappelijk Onderzoek (Vragen nr 22)

 
Datum ontvangst: 04/11/2019 Datum publicatie: 19/12/2019
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 18/12/2019
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
18/11/2019 Ontvankelijk p.m.
18/12/2019 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    Volgens de Europese doelstelling zou Brussel idealiter 3% van het BBP moeten investeren in onderzoek, ontwikkeling en innovatie (OOI). De ondersteuning van onderzoek en innovatie wordt daarbij beschouwd als een precursor van lokale groei en tewerkstelling en als een belangrijke factor om tegemoet te komen aan grote maatschappelijke uitdagingen. Via uw voorganger weten we dat cijfers over de ‘OOI-intensiteit’ gepubliceerd worden op innovationdata.be. Volgens die website is het laatst beschikbare cijfer dat van 2015. Toen werd 1,81% van het Brussels BBP in OOI geïnvesteerd, ver verwijderd van de beoogde 3%. Meer recente cijfers over Brussel bestaan niet, ondanks de belofte van uw voorganger in april van dit jaar dat de OOI-gegevens voor de jaren 2016 en 2017 officieel zouden gepubliceerd worden eind juni 2019. Ik deel u nog mee dat Vlaanderen met een ‘OOI-intensiteit’ van 2,9% in 2017 ei zo na de Europese norm haalde.

Daarom had ik graag volgende vragen gesteld:

- Zijn er cijfers voor 2018 en zo niet, wanneer kunnen we die cijfers verwachten?
- Wanneer kunnen we cijfers voor 2019 verwachten?
- Het regeerakkoord is eerder vaag over de doelstellingen rond OOI: Brussel moet ‘meer investeren in onderzoek, ontwikkeling en innovatie’. Kan u dit concreet maken en meedelen hoeveel % van het Brussels BBP u gaat investeren in onderzoek, ontwikkeling en innovatie?


 
 
Antwoord    Ik zou uw eerste en derde vraag samen willen beantwoorden, omdat ze beide betrekking hebben op de timing.

1. Wanneer kunnen we cijfers voor 2019 verwachten ?

3. Zijn er cijfers voor 2018 en zo niet, wanneer kunnen we die cijfers verwachten ?

De cijfers over de O&O-intensiteit worden afgeleid uit de tweejaarlijkse O&O-survey. Deze op Europees niveau geharmoniseerde survey wordt in alle even jaren uitgevoerd en heeft altijd betrekking op de twee jaren voorafgaand aan het jaar dat de survey wordt uitgevoerd. In België staat Belspo in voor de coördinatie van deze denkoefening in nauwe samenwerking met de deelstaten. De meest recente survey werd gerealiseerd in 2018 en heeft betrekking op de jaren 2016 en 2017. De definitieve data die voortkwamen uit deze editie werden, geheel volgens de gebruikelijke planning, door Belspo overgemaakt aan Eurostat in juni 2019. Dit gebeurde zoals steeds na de goedkeuring van de gegevens door de Commissie federale samenwerking die belast is met de statistieken over de Innovatie, het Onderzoek en de Ontwikkeling, de “CFS-STAT”. De finale, officiële cijfers voor 2016 en 2017 zijn dus in november 2019 beschikbaar gemaakt op de website van Eurostat (en ze zullen bij de volgende update van Innovationdata.be eveneens op deze website opgenomen worden). Deze cijfers worden getoond in de tabel hieronder:

Jaar

O&O-intensiteit BHG

2013

1,51%

2014

1,71%

2015

1,8%

2016

2%

2017

2.16%



Bron: Eurostat, 2019 (laatste update Eurostat-website 27-11-2019)

De cijfers voor de jaren 2018 en 2019 zijn waarschijnlijk niet beschikbaar vóór 2021. Volgens een timing die vergelijkbaar is met de bovenstaande timing, zal de survey tussen mei en november 2020 worden uitgevoerd. De aldus verzamelde gegevens zullen vervolgens analytisch worden verwerkt volgens een strikte methodologie die het onderbouwde karakter van de gepubliceerde geconsolideerde resultaten waarborgt. De resultaten zullen naar verwachting in de zomer van 2021 worden gepubliceerd op de BELSPO-website (
https://www.belspo.be/belspo/stat/b21_nl.stm) en in november op de Eurostat-website.

Er dient bijkomend te worden opgemerkt dat het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zich enkel baseert op de O&O-survey wanneer het uitspraken doet over de O&O-intensiteit. Innoviris gebruikt geen tussentijdse gegevens uit de Community Innovation Survey (CIS) om de O&O-intensiteit te schatte
n (zoals dit gebeurt in de Vlaamse 3% “light” nota’s die worden gepubliceerd door het Ecoom, Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring). Zoals aangegeven door het Ecoom, zijn de CIS-gegevens minder gedetailleerd en accuraat wat betreft de O&O-uitgaven: “Dit omdat de CIS-gegeven niet hetzelfde niveau van detail bevatten als de OESO O&O-enquête en derhalve leiden tot een iets minder accurate schatting” (Ecoom, “3% light nota”, 2018, p. 3).

2. Het regeerakkoord is eerder vaag over de doelstellingen rond OOI : Brussel moet “meer investeren in onderzoek, ontwikkeling en innovatie”. Kan u dit concreet maken en meedelen hoeveel % van het Brussels BBP u gaat investeren in onderzoek, ontwikkeling en innovatie ?

De cijfers van het BHG betreffende de O&O-intensiteit moeten met de grootst mogelijke voorzichtigheid geïnterpreteerd worden. In vergelijking met Vlaanderen en Wallonië en zelfs in vergelijking met vergelijkbare Europese stadsregio’s, wordt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gekenmerkt door een zeer groot aandeel van haar toegevoegde waarde uit diensten (In 2017 was dit volgens cijfers van het INR maar liefst 92%). Voor stedelijke dienstenregio’s is het nu eenmaal moeilijker om een erg hoge O&O-intensiteit te bekomen.

De publicatiereeks Brussels Innovation Insights (pp 23-24), gepubliceerd door Innoviris, verklaart waarom de Brusselse O&O-intensiteit in perspectief geplaatst moet worden:

- De Brusselse O&O-intensiteit evolueert al een hele tijd gunstig: “
Ten eerste, is Brussel aan een inhaalbeweging bezig. De Brusselse O&O-intensiteit groeide de laatste jaren immers aan een relatief hoog tempo. Zo steeg deze Brusselse intensiteit tussen 2011 en 2015 met maar liefst 0.46 procentpunten. Dit impliceert dat de verhouding tussen de Brusselse O&O-uitgaven en het Brusselse BBP de laatste jaren sterker toenam dan in België (0.30 punten) en de EU-28 (0.07 punten).” Indien we deze cijfers doortrekken tot 2017, dan blijft deze conclusie gelden. Tussen 2011 en 2017 steeg de Brusselse O&O-intensiteit met 0.81 procentpunten, tegenover 0.11 punten (EU-28) en 0.49 punten (België). Zie bijlage grafiek.

- De O&O-intensiteit is sterk contextafhankelijk: “
De intensiteiten van de bovenstaande regio’s mogen niet blindelings met elkaar vergeleken worden zonder de economische structuur van de vergelijkingspunten in het achterhoofd te houden. Voor een dienstengerichte regio met relatief weinig (fysieke) ruimte voor een uitgebreid hoogtechnologisch industrieel weefsel is het nu eenmaal een grotere uitdaging om erg hoge O&O-uitgaven te bekomen. Het feit dat Brussel een groter deel van haar toegevoegde waarde uit diensten haalt dan de andere Belgische regio’s én de Europese vergelijkingsregio’s relativeert dan ook de bescheiden Brusselse O&O-intensiteit.

De werkhypothese luidde in 2014 dat zonder bijkomende inspanning tegen 2020 slechts 1,9% van het BBP aan O&O zal worden besteed (Devillé, 2014). In tegenstelling tot deze werkhypothese stijgen zowel de kredieten voor onderzoek als de reële uitgaven, met name in de publieke sector, de laatste jaren sterk en systematisch. Zo werden de publieke middelen ter ondersteuning van O&O (“budgettaire overheidskredieten voor onderzoek en ontwikkeling” of “BOKOO”) bij onderzoeksinstellingen en ondernemingen met gemiddeld 4% uitgebreid in de periode 2010-2017 om in 2018 een historisch maximum te bereiken van 52 miljoen euro (initiële gegevens). In 2020, worden de verbintenissen van de Brusselse Regering om bij te dragen tot de nationale doelstelling van 3% van het BBP bevestigd met een initiële begroting van meer dan 53 miljoen euro om de sociale, economische en klimaattransitie te ondersteunen.

Het Gewestelijk Innovatieplan (GIP) is het strategisch raamwerk dat de return-on-investment (ROI) en het hefboomeffect voor O&O van deze toegenomen middelen in het BHG effectueert en garandeert; dit op basis van de vier transversale, strategische hoofdlijnen en een slimme specialisatiestrategie. Deze laatste omvat drie domeinen van strategische activiteit (DSA) voor dewelke Brussel over een comparatief voordeel beschikt en die als hefboom moeten dienen voor de Gewestelijke economie.

Ten slotte, dient benadrukt te worden dat de O&O-intensiteit slechts één mogelijk cijfer is om de prestaties van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op vlak van onderzoek en innovatie te beoordelen. In het Regional Innovation Scoreboard (RIS) van de Europese Commissie (EC) wordt een composite indicator gebruikt – de zogenaamde Summary Innovation Index – om het Brussels RDI-ecosysteem te beoordelen. Op basis van 17 indicatoren, komt de Europese Commissie tot de conclusie dat het BHG een “Innovation Leader” is. De Commissie stelt het volgende: “
Région de Bruxelles-Capitale (BE1), or Brussels-Capital Region, is an Innovation Leader -. Vlaams Gewest (BE2), or the Flemish Region occupying the norther