Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het vermijden van registratierechten

Indiener(s)
Luc Vancauwenberge
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 39)

 
Datum ontvangst: 09/01/2020 Datum publicatie: 19/02/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 18/02/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
14/01/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In 2011 wordt in een onderzoek van N. Bernard, M. Verdonck, C. Lasserre en V. Lemaire de inkomstenderving voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest als gevolg van het vermijden van registratierechten door vastgoedondernemingen op 83 miljoen euro per jaar geraamd.

Graag een antwoord op volgende vraag:

Op hoeveel kan de inkomstenderving in 2019 worden geraamd?
 
 
Antwoord    In antwoord op deze schriftelijke vraag, dient vooreerst te worden gepreciseerd dat het bedrag van 83 miljoen euro vermeld in de studie van april 2010 van de Facultés Universitaires Saint-Louis slaat op de registratierechten die zouden ontweken zijn in 2005. Het betreft een raming op basis van een analyse van de grotere vastgoedoperaties die in het Brusselse plaatsvonden in datzelfde jaar 2005 en van een aantal hypothesen.

Voor 2007 en 2008 raamden de auteurs van de studie volgens dezelfde methodologie de ontweken rechten respectievelijk op 71 en 62,5 miljoen euro.

Er werd sedertdien geen nieuwe studie uitgevoerd en bijgevolg kan geen antwoord worden gegeven op de vraag naar hoeveel rechten er zouden zijn ontweken in 2019.

Het huidige evenredige registratierecht van 12,5% ligt hoger dan in de ons omringende landen (tussen de 2 en 7%). Door dit concurrentiële nadeel vinden grote vastgoedoperaties elders plaats of wordt gebruik gemaakt van legale technieken tot gehele of gedeeltelijke ontwijking van de registratierechten. Zo is de overdracht van gesplitste zakelijke rechten (erfpacht bv.) een stuk voordeliger dan de overdracht van de volle eigendom. De vestiging van een recht van erfpacht wordt immers gelijkgesteld met een huurcontract waarop (federale) registratierechten worden geheven aan het evenredig tarief van 2%, terwijl de overdracht van de volle eigendom onderhevig is aan het regionale registratierecht van 12,5%.



De studie van de FUSL van 2010 wees reeds op de complexiteit voor de gewesten om zulke technieken tegen te gaan omwille van de bestaande bevoegdheidsverdeling in het federale België, alsook dat zulke ontweken bedragen nooit volledig te recupereren zijn daar stringentere regels ook maken dat diverse vastgoedoperaties dan niet meer zouden plaatsvinden of elders zouden plaatsvinden.

In 2012 werden op het bevoegde federale niveau wel nieuwe antimisbruikbepalingen, ingevoerd: een erfpachtconstructie of een gesplitste aankoop van een onroerend goed door gelieerde vennootschappen kan als fiscaal misbruik worden beschouwd, tenzij de belastingplichtige bewijst dat de keuze voor de rechtshandeling verantwoord is door andere dan fiscale motieven.

De taskforce bestaande uit eminente juristen en professoren die de Brusselse fiscale hervorming van 2016-2017 heeft voorbereid, concludeerde eveneens dat de interventiemogelijkheden van de regionale wetgever tegen de toepassing van legale technieken tot ontwijking van de registratierechten in feite zeer beperkt zijn.

Tot slot, ter illustratie van de complexiteit van de materie, kan nog worden gewezen op het regeerakkoord 2019-2024 (blz. 17) dat stelt dat
de Regering de vastgoedoperatoren zal verzoeken om gebruik te maken van erfpacht- en opstalmechanismen en zal onderzoeken of nieuwe mechanismen kunnen worden ingevoerd om gronden los te koppelen van gebouwen voor een deel van de nieuwe koopwoningen, teneinde de prijs voor de gezinnen te verminderen en tegelijk het voortbestaan van het publiek grondbeheer te bestendigen.