Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de tenuitvoerlegging van de ordonnantie van 19 juli 2007 betreffende de bestemming van een gedeelte van de gewestelijke grondreserves voor bepaalde uitrustingen

Indiener(s)
Marc Loewenstein
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 96)

 
Datum ontvangst: 13/01/2020 Datum publicatie: 21/02/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 21/02/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
20/01/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Ik wil u vragen naar de uitvoering van de ordonnantie van 19 juli 2007 betreffende de bestemming van een gedeelte van de gewestelijke grondreserves voor bepaalde uitrustingen (beter bekend als de Gosuin-ordonnantie).

Artikel 2 van die ordonnantie bepaalt dat in elke hefboomzone die door het GewOP is aangewezen, in elk gebied van gewestelijk belang en in elk gebied van gewestelijk belang met uitgestelde aanleg dat door het GBP is aangewezen, een oppervlakte van ten minste 1.000 m² bestemd moet worden voor de bouw van woningen aangepast aan gehandicapten en/of ten minste een infrastructuur voor uitrustingen van collectief belang voor opvang van mensen met een handicap.

Twaalf jaar na de goedkeuring ervan is deze ambitieuze wetgeving nog steeds niet ten uitvoer gelegd.

Mijn vragen zijn als volgt:

1. Heeft de Brusselse Hoofdstedelijke Regering maatregelen genomen of is zij van plan die te nemen om de effectieve uitvoering van de ordonnantie van 19 juli 2007 te waarborgen?
2. Graag de lijst van strategische gebieden die voldoen aan de bepalingen van die ordonnantie?
 
 
Antwoord    Net zoals in mijn antwoorden op eerdere mondelinge vragen over ditzelfde onderwerp zou ik vooraf een aantal dingen willen verduidelijken.


Ten eerste bepaalt de ordonnantie waarnaar u in uw vraag verwijst inderdaad dat in elk hefboomgebied een oppervlakte van ten minste 1.000 m² bestemd moet worden voor de bouw van aangepaste woningen voor personen met een handicap of voor voorzieningen van collectief belang waar dergelijke personen opvang, bijstand en verzorging kunnen krijgen.

Ik wil er in dit verband aan herinneren dat de hefboomgebieden niet meer bestaan, sinds het GPDO in november 2018 van kracht is geworden. Vanzelfsprekend is in de strategische doelstellingen van het GPDO bepaald dat de Brusselaars voorzieningen moeten kunnen vinden die een leefomgeving bieden aan personen met een handicap.

Ten tweede vallen een woning of een voorziening voor personen met een handicap planologisch gezien onder de noemer “woning” of “voorziening”, zoals omschreven in de verklaring van de meest gebruikte termen van het gewestelijk bestemmingsplan (GBP).

Tot slot is het van wezenlijk belang om personen met een handicap een plaats te geven in onze maatschappij. We moeten ons daarvoor elke dag opnieuw respectvol en met waardigheid inzetten. Alle politieke fracties die vertegenwoordigd zijn in het Brussels Parlement, hebben de ordonnantie waarover uw vraag gaat, trouwens ondertekend. Dat bewijst mijns inziens dat deze bekommernis door iedereen gedeeld wordt.


Dat streven moeten we volgens mij op twee manieren in de praktijk brengen.

Eerst en vooral moeten we gaan voor een ambitieus ruimtelijke ordeningsbeleid dat de bouw van woningen en voorzieningen voor personen met een handicap stedenbouwkundig mogelijk maakt. Vervolgens komt het erop aan om project per project werk te maken van concrete oplossingen bij de uitvoering van de globale plannen van aanleg. Daarbij spelen de bevoegdheden en het financiële vermogen van het Gewest een rol.


Daarnaast wil ik nog opmerken dat het ontwerp van gewestelijke stedenbouwkundige verordening (GSV) de bestaande regels van titel IV en titel VI (vroeger VII) op tal van vlakken verbetert en nieuwe eisen stelt in verband met het ontwerp, de bouw en de inrichting van openbare gebouwen en ruimten ten behoeve van personen met beperkte mobiliteit (PBM), onder wie ook personen met een visuele beperking. Daarenboven legt artikel 3 van de nieuwe titel IV de verplichting op om bij elk nieuwbouwproject waarvan de bruto-vloeroppervlakte die bestemd is voor huisvesting, meer dan 2.500 m² bedraagt, te voorzien in 10% “aanpasbare woningen”.

Zo bijvoorbeeld mocht ik in Anderlecht onlangs de inhuldiging bijwonen van de werken voor het nieuwe Centre de Rééducation de l’Enfance à Bruxelles, een dagcentrum met 30 plaatsen voor kinderen met een handicap. Dat project kon tot stand komen doordat Citydev de vzw CREB op basis van een erfpachtovereenkomst een grond ter beschikking had gesteld en dankzij het feit dat dit gebied bestreken wordt door een BBP (BBP MEYLEMEERSCH) dat dit soort voorzieningen toelaat.

De Regering is met haar ruimtelijke ordeningsbeleid nooit ingegaan tegen de letter of de geest van de ordonnantie van 19 juli 2007, in zoverre deze er vanuit stedenbouwkundig oogpunt op aanstuurt om woningen of voorzieningen te bouwen. Alle richtschema’s die in het verleden al zijn goedgekeurd, alle richtplannen van aanleg (RPA’s) die momenteel in opmaak zijn en alle bijbehorende uitvoeringsbeslissingen, besluiten en bijzondere bestemmingsplannen (BBP’s) bieden nu of in de toekomst namelijk de mogelijkheid om projecten voor personen met een handicap te verwezenlijken, zelfs zonder uitvoeringsbesluiten.