Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de vermindering voor kinderen in de onroerende voorheffing.

Indiener(s)
Juan Benjumea Moreno
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 70)

 
Datum ontvangst: 12/02/2020 Datum publicatie: 17/03/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 16/03/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
18/02/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Bij de bespreking van de begroting 2020 stelde het rekenhof in haar verslag vast dat er “geen informatie” was terug te vinden in de algemene toelichting over de inventaris van de belastinguitgaven.

Artikel 16/11, 3º, van de algemene bepalingenwet stelt nochtans dat een inventaris van de belastinguitgaven bij het ontwerp van begroting moet worden gevoegd. Die inventaris moet alle kortingen, verminderingen en uitzonderingen op het algemene stelsel van de belastingheffing omvatten die tijdens het begrotingsjaar gelden ten gunste van de belastingplichtigen of van economische, sociale of culturele activiteiten. De inventaris moet gedetailleerde informatie geven over de gevolgen van de gewestelijke belastinguitgaven voor de ontvangsten.

Ik vraag u daarom de gegevens m.b.t. de vermindering in onroerende voorheffing o.b.v. kinderen (art. 257 WIB) voor het meest recente aanslagjaar :

- Welke totale budgettaire massa beslaat de vermindering?

- Wat is de hoogste, laagste en gemiddelde vermindering per kind, in euro?

- Wat is het aantal unieke goederen waarop een vermindering werd toegekend?
 
 
Antwoord    In antwoord op deze vraag, kan ik het geachte Parlementslid het volgende toelichten.

Voor het aanslagjaar 2019 vertegenwoordigt de vermindering voor kinderen in de onroerende voorheffing op datum van 2 maart 2020 een fiscale uitgave van 16.578.565,01 EUR. Dit heeft betrekking op 45.672 patrimoniale percelen of 41.334 aanslagbiljetten.

De hoogste vermindering die in aanslagjaar 2019 werd toegekend bedroeg 7.492,83 EUR. Dit betreft een vermindering voor 2 kinderen (pro memo, artikel 257, §4, WIB1992 stelt dat de vermindering toepassing vindt indien het gezin bestaat uit ten minste één gehandicapte persoon of twee kinderen die kinderbijslaggerechtigd zijn).

Het laagste bedrag bedraagt 0 EUR. Dit is het geval voor kinderen die in onroerend erfgoed wonen. Dit type woningen kunnen immers van een vermindering tot 100% genieten (artikel 257, § 5, WIB).

De gemiddelde vermindering per kind kan op basis van de beschikbare informatie geraamd worden op 145 EUR.

Gezien de aard van de kadastrale informatie kan het gemiddelde niet eenduidig en eenvoudig worden bepaald. De notie gezinswoning bestaat immers kadaster-technisch niet. Een gezinswoning kan namelijk bestaan uit 1 of meer patrimoniale percelen (bijvoorbeeld aan een appartement met een apart gekadastreerde garage en kelder).


Voor de berekening van het gemiddelde werden enkel de gezinswoningen die bestaan uit 1 patrimoniaal perceel in aanmerking genomen, zijnde 34.300 patrimoniale percelen. Het in aanmerking nemen van apart gekadastreerde patrimoniale percelen als garages, tuinen, en kelders die in het algemeen zeer lage K.I.’s vertonen, zou aldus het resultaat sterk beïnvloeden.