Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het aantal speeltuintjes in de Brusselse parken.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 174)

 
Datum ontvangst: 06/03/2020 Datum publicatie: 16/04/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 27/04/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
12/03/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Kinderen vormen een belangrijk onderdeel van ons Gewest. Volgens cijfers van het BISA telde het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op 1 januari 2019 in totaal meer dan 237.000 kinderen jonger dan 15 jaar. Daarmee vormen zij een aanzienlijk aandeel van de bij benadering 1,2 miljoen inwoners die Brussel telt. Ook qua gemiddelde leeftijd is ons Gewest volgens diezelfde gegevens het jongste van het land.

Eerdere verklaringen van de Regering lieten al verstaan dat de belangrijke rol van kinderen en jongeren binnen ons Gewest inderdaad onderstreept dient te worden. Ook bij de ruimtelijke vormgeving, en dan in het bijzonder wat betreft de toegang tot speeltuintjes en speeltuigen in de Brusselse parken, mogen die vele kinderen dus niet uit het oog verloren worden. De gemeenschapscommissies hebben, vanuit hun bevoegdheid voor het domein Jeugd, eveneens reeds de ambitie uitgesproken om elk Brussels kind van de nodige speelruimte te kunnen voorzien. Voorlopig lijkt het er echter op dat veel kinderen nog over te weinig speelruimte kunnen beschikken in hun buurt, hoewel ook het jeugdwerk aandringt om hier werk van te maken en graag in overleg zou willen gaan met de overheden.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Op welke manier vindt er regelmatig overleg plaats met de VGC, de Franse Gemeenschap, COCOF en de gemeenten omtrent het uitbouwen van voldoende speelplekken voor Brusselse ketjes? Welke concrete taakverdelingen en budgettaire afspraken werden of worden daaromtrent gemaakt tussen de betrokken actoren? Op welke manier worden prioritaire zones bepaald? Hoe gebeurt het overleg met het jeugdwerk hierover?

- Worden de beslissingen met betrekking tot de plaatsing van speeltuinen of speelmeubilair systematisch afgestemd met de jeugdverenigingen of de jeugdraad uit de gemeente? Uit hoeveel personen bestaat de bevoegde dienst in uw administratie die zich bezighoudt met de conceptualisering (tekeningen, aanvragen, openbare aanbestedingen …) van speeltuinen in parken, bossen of straatbeeld? Is er voor de jongeren een SPOC of een mailadres binnen Leefmilieu Brussel waarnaar ze suggesties of ideeën kunnen opsturen?

- Hebt u een zicht op het aantal speeltuintjes en speeltuigen er momenteel reeds staan in de Brusselse parken en bossen? Hoe zijn deze speeltuintjes evenmatig verdeeld over het grondgebied en uit hoeveel speeltuigen bestaan deze tuintjes gemiddeld?

- Hoe vaak worden deze tuigen gecontroleerd? Worden de gebruikers ook betrokken in de evaluatie en ondervraagd over de tevredenheid?

- Hoeveel speeltuintjes en speeltuigen werden er nieuw geïnstalleerd sinds de start van de huidige legislatuur in parken en bossen? Kunt u dezelfde oefening maken voor speelmateriaal in het straatbeeld en -meubilair, gelet op het feit dat parken vaak niet of in beperkte mate aanwezig zijn in de meest dichtbevolkte gebieden in BHG (met een hoge concentratie kinderen)? Waar voor beide gevallen? Voor welk budget? Welk budget maakt u hiertoe vrij in 2020?

- Wat is de gemiddelde duur tussen de aanvraag van plaatsing van speeltuintjes of speeltuigen en de effectieve plaatsing daarvan? Hoe gaat dit proces concreet in zijn werk? Is er sprake van een achterstand inzake de af te leveren vergunningen hieromtrent? Zo ja, hoe wordt dit dan opgepikt bij de bevoegde instanties?
 
 
Antwoord   
1. Op welke manier vindt er regelmatig overleg plaats met de VGC, de Franse Gemeenschap, COCOF en de gemeenten omtrent het uitbouwen van voldoende speelterreinen de Brusselaars?

Er is regelmatig overleg tussen Leefmilieu Brussel, de andere gewestelijke administraties en de gemeenten.

Het “Sport- en Speelnetwerk” van Leefmilieu Brussel wordt regelmatig ingeschakeld door gemeenten die nieuwe kwalitatieve speelterreinen willen ontwikkelen (het uitwisselen van ervaringen, het communiceren van lastenboeken, raadgevingen en het verlenen van advies over projecten, ...).

Tussen Leefmilieu Brussel en de BGHM werd een kaderovereenkomst opgesteld om de implementatie van een netwerk van sport- en speelterreinen binnen de sociale woningbouw te vergemakkelijken. Leefmilieu Brussel werkt samen met de Facilitator “Scholen” van Perspective.brussels voor de actualisering van het sportkadaster en het “Running”-plan, alsook voor de inrichting van de schoolpleinen en hun openstelling voor de wijk, wat bijdraagt tot de versterking van het groene en speelnetwerk.

Welke concrete taakverdelingen en budgettaire afspraken werden of worden daaromtrent gemaakt tussen de betrokken actoren?

Er is geen specifieke budgettaire of methodologische overeenkomst. Leefmilieu Brussel heeft een strategie uitgewerkt voor de herontplooiing van de sport in de groene ruimten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (
https://leefmilieu.brussels/themas/groene-ruimten-en-biodiversiteit/acties-van-het-gewest/de-netwerken/het-speelnetwerk). Zij voert deze strategie uit in de groene ruimten die zij beheert en ondersteunt andere actoren bij de acties die zij ondernemen (zie supra).
Op welke manier worden prioritaire zones bepaald?

Een uitgebreide inventaris van de speel- en sportterreinen in het BHG werd in 2009 uitgevoerd door het BRAT en in 2011 geactualiseerd. Alle gegevens werden opgenomen in een GIS-databank (geogerefereerd informatiesysteem). De opgemaakte inventaris werd gekruist met een aantal statistische variabelen die voor het hele gewest beschikbaar zijn om de zones van het grondgebied die de grootste tekorten hebben op het vlak van recreatie en sport te kwalificeren. De statistieken die in aanmerking werden genomen, zijn deze die een impact hebben op de praktijken, verwachtingen en behoeften op het vlak van speelterreinen in de openbare ruimte.

Om te bepalen welke zones van het grondgebied met een tekort aan speelterreinen kampen, werd elk speel- en/of sportterrein vervangen door een schijf met een straal van 300 meter om zo een "invloedszone" te kunnen afbakenen in plaats van een eenvoudige locatie. Dit betekent dat in gebieden die niet onder een van deze "invloedszones" vallen, geen speel- en/of sportterrein beschikbaar is binnen 300 meter.

Deze straal komt overeen met een redelijke afstand in vogelvlucht ten aanzien van de dagelijkse behoeften omdat zij overeenkomt met een reistijd van maximaal 10 minuten (aan 2,5 km/u komt dit neer op 417 meter).


Veel statistische indicatoren versterken de diagnose van een acute behoefte: omvang van het huishouden, aandeel buitenlanders, inkomensniveau, vierkante meter woonruimte per inwoner, niveau van wooncomfort, aandeel private woningen, enz.

Dankzij deze statistische aanpak heeft Leefmilieu Brussel een kaart van de prioritaire interventiezones op gewestelijke schaal kunnen opstellen. Deze zones liggen precies in (eerste prioriteit) en rond (tweede prioriteit) de "arme sikkel" van Brussel, in buurten waar, over het algemeen, noch de openbare, noch de private ruimte momenteel in staat is om aan de grote vraag naar speelterreinen te voldoen.


Naast deze statistische analyses, wordt er bij de beslissingen over prioritaire interventies ook rekening gehouden met het door Leefmilieu Brussel vastgestelde afschrijvingsplan voor de uitrusting. Er wordt van uitgegaan dat een speelterrein na een gemiddelde periode van 10 jaar wordt afgeschreven. Deze levensduur kan variëren en is natuurlijk afhankelijk van de gebruiksfrequentie en de recreatief karakter ervan.

Hoe gebeurt het overleg met het jeugdwerk hierover?

Afhankelijk van de duur en de schaal van het project, het beschikbare personeel en de locatie, kan er gekozen worden voor een verschillende intensiteit m.b.t. het participatieproces. Over het algemeen onderscheiden we de volgende gradaties van lage naar hoge intensiteit:
Informeren -> raadplegen -> adviseren -> coproduceren -> (mee)beslissen

Idealiter is het mogelijk om een traject op te zetten waarin jongeren kunnen coproduceren en beslissen, maar dit is helaas niet altijd mogelijk (door gesloten timing, te grote schaal, te weinig personeel, moeilijke locatie). Het is altijd van belang transparant te zijn naar het doelpubliek om geen valse verwachtingen te scheppen.


Bij het bepalen van de intensiteit zijn er een aantal stelregels waarmee men rekening moet houden:

- Wie zijn de kinderen / jongeren die we willen bereiken? Het is belangrijk tussen de lijnen te leren lezen door te observeren en te analyseren hoe men ‘speelt’. Hoe wordt het speelplein gebruikt, en door wie, op verschillende momenten van de dag? Welke maatschappelijke actoren omkaderen de jongeren (scholen, buurt – en jeugdhuizen, etc.). Hoe verschilt het spel in leeftijd en meisjes/jongens. Hoe gebruiken volwassenen een speelplein?

=> In deze fase leren we de diversiteit aan actoren kennen om zo goed mogelijk tegemoet te komen aan de noden van alle gebruikers en niet enkel degene die het gemakkelijkst te bereiken zijn.

- Na deze mapping fase kan men verschillende methodieken ontplooien om de noden te ontdekken:


° Welke speeltuigen vinden gebruikers leuk en welke niet (bvb. selfies met smileys) ? Hoe kunnen we dit vertalen naar bredere interpretaties (bvb. gebrek aan avontuurlijke spelen, multifunctioneel en collectief gebruik van speeltuigen) om te beantwoorden aan de noden.


° Hoe kunnen we speelpleinen opnieuw inrichten (maquettes of superheld voor een dag (wat zou je veranderen als je kon))?

° Als de noden duidelijker zijn kan dit vertaald worden naar specifieke tijdelijke interventies (indien mogelijk) in de ruimte als testfase.

° Tenslotte dienen deze resultaten vertaald te worden naar het architecturale plan.

2. Worden de beslissingen met betrekking tot de plaatsing van speelpleinen of speelmeubilair systematisch afgestemd met de jeugdverenigingen of de jeugdraad uit de gemeente?

Zoals hierboven vermeld, kan Leefmilieu Brussel enkel rechtstreeks ingrijpen in de groene ruimtes die het beheert. De beslissing om een speelplein te ontwikkelen en het ontwerp ervan zijn ook afhankelijk van andere specifieke beperkingen (geklasseerd gebied, Natura 2000, bodemvervuiling, enz.).


De wijze van overleg over een project voor de ontwikkeling van speelpleinen verschilt naargelang het project deel uitmaakt van een duurzaam wijkcontract, een stadsvernieuwingscontract of buiten deze kaders valt. De gemeenten zijn de belangrijkste partners in dit overlegproces.

Uit hoeveel personen bestaat de bevoegde dienst in uw administratie die zich bezighoudt met de conceptualisering (tekeningen, aanvragen, openbare aanbestedingen …) van speelpleine in parken, bossen of het straatbeeld?

Twee gespecialiseerde en complementaire diensten zijn specifiek gericht op de ontwikkeling van speel- en sportterreinen.

1. Het Sport- en Speelnetwerk binnen de Afdeling “Groene Ruimten”. Vier mensen met verschillende profielen (tuin- en landschapsarchitect, architect, communicatie, enz.) werken er. Het Sport- en Speelnetwerk werkt in overleg met de tuin- en landschapsarchitecten en beheerders van Leefmilieu Brussel, die het eerste contactpunt zijn voor de ontwikkeling van een speelnetwerk in Brussel. Het biedt analyses, expertise en ondersteuning bij de ontwikkeling van recreatieve projecten. Dit kan betrekking hebben op verschillende aspecten, zoals de voorbereidende analyse, de programmering, het ontwerp, het lastenboek, de analyse van offertes, de werfopvolging, enz.) Deze transversale dienst heeft ook de taak om op gewestelijk niveau geïdentificeerde projecten voor de ontwikkeling van speelpleinen te sturen.

2. De Afdeling “Technische Uitrusting” is belast met de instandhouding, de levering en het onderhoud van de uitrustingen voor de 42 bestaande speelpleinen en sportterreinen. Het gaat hierbij om administratief personeel (2 VTE's van niveau A en B) dat zorgt voor de opvolging van de opdrachten voor de levering van goederen en diensten, alsook voor de coördinatie van de frontlinieteams. Hiervoor beschikken we over een Werkopzichter (1 VTE niveau C) en een technische timmermanswerkplaats met een personeelslid dat kan worden ingezet voor specifieke taken die "op maat" moeten worden uitgevoerd (1 VTE niveau D). Deze meer technische knowhow, die voldoet aan de veiligheidsnormen, laat Leefmilieu Brussel toe om reactief te zijn en een optimale opvolging te verzekeren, zowel op korte termijn (dringende herstellingen) als op langere termijn (vervanging van afgeschreven materiaal).

Is er voor de jongeren een SPOC of een e-mailadres binnen Leefmilieu Brussel waarnaar ze suggesties of ideeën kunnen opsturen?

Er is geen specifiek adres.

Elke aanvraag, elke suggestie of elk idee kan worden ingediend via het algemene contactadres van Leefmilieu Brussel en zal worden doorgestuurd naar de dienst Sport & Spel van LB.

Verzoeken kunnen ook rechtstreeks naar
cduvivier@environnement.brussels worden gestuurd.

3. Hebt u een zicht op het aantal speeltuinen dat momenteel reeds bestaat in de Brusselse parken en bossen? Hoe zijn deze speeltuinen evenredig verdeeld over het grondgebied en hoeveel speeltuigen zijn er gemiddeld aanwezig in deze speeltuinen?

Vandaag, in 2020, beschikken de gewestelijke parken en bossen die door Leefmilieu Brussel worden beheerd over 42 sportterreinen en speeltuinen (6 meer dan in 2009), met in totaal 360 speeltuigen, 81 sportuitrustingen en 28 sportinfrastructuren (velden of gelijkaardig, skateboardbaan, klimmuren...).

Op de kaart hieronder staan de speeltuinen (in het groen) en sportterreinen (in het geel) in de groene gebieden die door Leefmilieu Brussel worden beheerd.



Perspective.brussels is bezig met het opstellen van een "sportkadaster" dat een volledige lijst van alle openbare en private sportfaciliteiten in het Brussels Gewest zal bevatten.

Hoe vaak worden deze uitrustingen gecontroleerd?
De uitrusting die door het Leefmilieu Brussel wordt beheerd, wordt op de volgende manier gecontroleerd (gedefinieerd door het Koninklijk Besluit van maart 2001 betreffende de veiligheid van de speelterreinen):

- Niveau 1: Dagelijkse visuele controle met "gezond verstand" (gebruikers, parkwachters, tuiniers, ...). De informatie wordt verzonden via een schriftelijk rapport (e-mails, fixmystreet, software...)

- Niveau 2: Maandelijkse interne controle uitgevoerd door een technicus die belast is met de controle van elke uitrusting (stabiliteit, slijtage, conformiteit...), het inventariseren van de toestand ervan in een geogelokaliseerde databank en het uitvoeren van herstellingen (anders het beveiligen van de zone).

- Niveau 3: Jaarlijkse controle door een onafhankelijk bureau van deskundigen dat belast is met de controle van elke uitrusting, met inbegrip van een analyse van het desbetreffend risico. Vervolgens wordt een verslag ingediend, op basis waarvan de uitbater de nodige herstellingen/aanpassingen kan uitvoeren voor de goede werking van de aldus beveiligde infrastructuur.

Worden de gebruikers ook betrokken in de evaluatie en ondervraagd over de tevredenheid?

De gebruikers van het speelplein worden op verschillende niveaus betrokken bij de ontwikkeling van het speelplein, via een proces dat kan variëren van eenvoudig overleg tot, in sommige gevallen, co-constructie.

Deze participatieve benaderingen worden geïmplementeerd in functie van de behoeften en hun relevantie en met name op basis van de specifieke sociale dynamiek van de wijk.

Daarnaast zijn onze parkwachters, die dagelijks op het terrein contact hebben met de gebruikers, het eerste aanspreekpunt voor de tevredenheid van het publiek en/of eventuele ontevredenheid over onze speelpleinen. Een dagelijkse controle wordt uitgevoerd door de parkwachters en doorgegeven in de vorm van een verslag aan de beheerders.

5. Hoeveel nieuwe speelpleinen en speeltuigen werden er geïnstalleerd in parken en bossen sinds de start van de huidige legislatuur? Kunt u dezelfde denkeofening maken voor de speeltuigen en het meubilair in de straten, gelet op het feit dat parken vaak niet of in beperkte mate aanwezig zijn in de meest dichtbevolkte gebieden in BHG (met een hoge concentratie kinderen)? Waar voor beide gevallen? Voor welk budget? Welk budget maakt u hiertoe vrij in 2020?

Sinds het begin van de huidige legislatuur (2019) zijn er op alle 109 sportterreinen en -voorzieningen die Leefmilieu Brussel in 2020 beheert, 20 uitrustingen geïnstalleerd/vervangen. Van de 42 speelpleinen die LB beheert, werden 4 speelpleinen (her)ingericht die in 2019-2020 in gebruik werden of zullen worden genomen (Kruidtuin, Rood Klooster, Scheutbos en Ninoofse Poort). Daarnaast werden in 2019 24 van de in totaal 360 speeluitrustingen vervangen in de bestaande speelpleinen.

- De speeluitrustingen en het meubilair op de wegen (buiten parken en bossen) worden niet beheerd door Leefmilieu Brussel, maar door Brussel Mobiliteit of de gemeentebesturen. We hebben geen cijfers of statistieken over dit soort ruimten.

Voor het onderhoud en de reparatie van bestaande uitrustingen, hebben we een jaarlijks budget van 192.000 euro. Als investering werd eind 2019 275.000 euro vastgelegd voor de aankoop van nieuwe speeltuigen en vloerbedekkingen die in 2020 moeten worden geïnstalleerd. Het in 2020 vast te leggen budget werd geraamd op 183.000 euro voor de uitrustingen die in 2020-2021 moet worden geïnstalleerd. Tot slot werd het budget dat nodig is voor de realisatie van nieuwe ludieke sportinrichtingen als volgt geraamd:

Lopend:
- Scheutbos klein: 35.000 euro
- Scheutbos groot: 630.000 euro
- Rood Klooster: 1 000 000 euro
- Dailly: 300 000 euro

Budget voor toekomstige projecten voor 2020: 1.735.000 euro.

6. Wat is de gemiddelde duur tussen de aanvraag van de installatie van speelpleinen of speeluitrsutingen en de effectieve installatie ervan? Hoe gaat dit proces concreet in zijn werk? Is er sprake van een achterstand inzake de af te leveren vergunningen hieromtrent? Zo ja, hoe wordt dit dan opgepikt bij de bevoegde instanties?

Wat betreft de vervanging of integratie van een kleine uitrusting, zoals sporttoestellen (fitnesstoestellen, klimtrekstang, enz.) of speeltoestellen (veerspelen, kleine schommel, enz.) in een ruimte met een reeds gedefinieerde functie (sport- of recreatiedoeleinden), ligt er gemiddeld 9 maanden tussen de beslissing om het de uitrusting te installeren, de bestelling via de openbare opdracht en de installatie door een gekwalificeerd bedrijf.

Opgemerkt moet worden dat al deze uitrustingen een levertijd hebben en een betonnen fundering vereisen die niet in alle seizoenen kan worden geïnstalleerd.

Voor wat betreft de ontwikkeling of herinrichting van sport- of recreatieruimten, vindt dit vaak plaats in het kader van een groter project.


Leefmilieu Brussel stelt immers alles in het werk met het oog op een bundeling van de inspanningen en de landschappelijke integratie van deze visueel zware infrastructuren.

Bij deze projecten wordt rekening gehouden met het afschrijvingsplan van onze uitrusting, de conformering van de uitrusting die we geërfd hebben bij de overname van het beheer van de gemeenteparken, of de aanleg van nieuwe groene ruimten.

Als gevolg daarvan variëren de termijnen tussen 2 en 5 jaar.

Het betreft ruimte termijnen, die echter variëren in functie van de vele parameters waarmee rekening kan worden gehouden:

- het creëren of renoveren van bestaande uitrusting;

- project uitgevoerd door LB of uitbesteed aan een studiebureau;

- eigen of "gesubsidieerde" financiering;

- al dan niet volledig grondbeheer door LB;

- aanwezigheid of afwezigheid van uitrusting in een zone die met een tekort kampt;

- aanwezigheid van een participatief proces, overleg;

- noodzaak om al dan niet een SV in te dienen;

- aanwezigheid of niet van verontreinigde grond;


- de behoefte aan aanvullende studies (uitgevoerd door Leefmilieu Brussel of door adviesbureaus, afhankelijk van de capaciteit en de vaardigheden van het personeel),

- • …

Is er een achterstand in de afgifte van vergunningen in dit verband? Zo ja, hoe wordt deze informatie dan door de bevoegde autoriteiten verzameld?
De vergunningen worden door de gedelegeerde ambtenaar afgegeven binnen de in de wetgeving vastgestelde termijnen.