Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de aanplanting van bomen in het Gewest en de daaraan gekoppelde projectoproepen.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 175)

 
Datum ontvangst: 06/03/2020 Datum publicatie: 28/04/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 27/04/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
12/03/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Begin februari maakte Vlaams Minister van Omgeving Zuhal Demir bekend dat ze via drie projectoproepen (die via het Agentschap Natuur en Bos gelanceerd worden) 3,3 miljoen euro uittrekt om particulieren, ondernemers en lokale besturen te stimuleren om bomen aan te planten. Op die manier hoopt ze tegen 2030 in totaal 10.000 hectare extra bos te creëren, waarbij daarnaast ook specifiek aandacht wordt besteed aan de sociale functie en toegankelijkheid van de natuur te verbeteren.

Hoewel ook de Brusselse Regering duidelijk inzet op de ecologische transitie van ons Gewest, valt in het gewestelijk klimaatplan niets concreets te lezen omtrent de aanplanting van extra bomen (hoewel men zou kunnen stellen dat dit mee vervat zit in de geplande uitbouw van groene en blauwe netwerken en koelte-eilanden).

Eind februari werd alvast een veelbelovend voorbeeld gegeven in Vorst, waar de vzw Goodplanet bekend maakte dat het midden maart zou overgaan tot de aanleg van het eerste Brusselse ‘tiny forest’. Dat wordt een klein en gesloten miniwoud met minstens 25 verschillende boomsoorten op een totaal van 600 bomen op zo’n 200 vierkante meter.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Op welke manier hebt u beslist tot een aanplanting van extra bomen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in parken/bossen enerzijds en in het straatbeeld anderzijds? Gebeurt dit via projectoproepen die naar particulieren, natuurverenigingen (het middenveld) en/of lokale besturen gericht zijn? Zo ja, welke timing per oproep en welke middelen voorziet u daartoe per oproep? Welke concrete doelstellingen hebt u opgemaakt hieromtrent, naar analogie van de plannen die in Vlaanderen bestaan? Hebt u hiertoe al overleg gepleegd met uw collega Dhr. Bernard Clerfayt, Minister bevoegd voor Lokale Besturen?

- In hoeverre kaderen deze acties in het ambitieuze Brusselse luik van het Nationaal Klimaatplan? Welke doelstelling hebt u de administratie opgelegd omtrent het aantal bomen die geplant zouden moeten zijn tegen het eind van de legislatuur via de acties van derden enerzijds en de acties van Leefmilieu Brussel anderzijds?

- Welke evolutie kan u geven over de bomenpopulatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zowel in het straatbeeld als in de groene ruimten van het Gewest? Hoe monitort u dat? Beschikt u over een inventaris van de bomenpopulatie naar soort en aantallen?

- Hebt u reeds de mogelijkheden onderzocht om projecten als ‘tiny forest’ uit te rollen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Hebt u beslist of er hieromtrent een projectoproep zal plaatsvinden of zal u dit vanuit uw eigen administratie georganiseerd worden? Heeft Leefmilieu Brussel reeds mogelijke locaties onderzocht waar dergelijke ‘tiny forests’ geplant kunnen worden en hoe daar een gewestelijke aanpak rond ingesteld kan worden? Zo ja, welke middelen maakt u hiertoe vrij?

- Hoeveel bomen werden er in 2018 en 2019 gerooid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Kan u deze cijfers opsplitsen naargelang de locatie en de reden waarom men tot rooiing is overgegaan (ziekte, te oud, stormschade, werken etc.)?

 
 
Antwoord    Op welke manier heeft u beslist tot een aanplanting van extra bomen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in parken/bossen, enerzijds, en in de straten, anderzijds? Gebeurt dit via projectoproepen voor particulieren, natuurverenigingen (burgermaatschappij) en/of plaatselijke besturen?

Zo ja, welke timing en welke middelen voorziet u daartoe per oproep? Welke concrete doelstellingen heeft u hieromtrent vastgesteld, naar analogie van de plannen die in Vlaanderen bestaan?

Heeft u hiertoe al overleg gepleegd met uw collega Dhr. Bernard Clerfayt, Minister bevoegd voor Plaatselijke Besturen?

Er bestaan verschillende mechanismen om de ontwikkeling van de natuur en het plantenleven in de steden te ondersteunen.

Burgers kunnen collectief op wijkniveau een gewestelijke subsidie aanvragen in het kader van de projectoproep "Vooruit met de Wijk" waarvan het luik "Natuur en Biodiversiteit" een twaalftal projecten kan financieren (tot 3.000 euro elk), met het idee om een ambitieuzer project (tot 15.000 euro) te stimuleren dat het concept van een groene straat of een park exploreert. De volgende oproep zou rond half mei moeten worden gelanceerd, waarbij de opdracht eind dit jaar zou worden gegund. De projecten die aan het einde van de oproep van 2019 werden geselecteerd, worden momenteel gelanceerd.

De plaatselijke besturen, gemeenten en OCMW's kunnen ook een subsidie aanvragen, historisch gezien in het kader van de projectoproep Agenda 21, die sinds 2017 een "Natuur"-thema bevat. De oproep tot het indienen van projecten voor 2020 zal meer specifiek gericht zijn op de "aanpassing aan de klimaatverandering en de versterking van de biodiversiteit", waarbij gebruik wordt gemaakt van op de natuur gebaseerde oplossingen, zoals de ontwikkeling van de vegetatie.

De projectoproepen voor gemeenten en OCMW's worden georganiseerd in nauwe samenwerking met Brulocalis, zonder dat tot nu toe de tussenkomst van de Toezichthouder op de Plaatselijke Besturen nodig was.

De toegewezen budgetten worden momenteel besproken in het kader van de begrotingsaanpassing 2020.

Wat de verenigingen betreft, is er geen specifiek budget uitgetrokken voor het planten van bomen. Zij kunnen altijd optionele subsidies aanvragen voor relevante projecten; dit is bijvoorbeeld het geval voor de vereniging NoWayBack, die 50.000 € subsidie ontvangt voor haar project Bûûmplanters. (
http://www.buumplanters.be)


In hoeverre kaderen deze acties in het ambitieuze Brusselse luik van het Nationaal Klimaatplan?

Welke doelstelling hebt u de administratie opgelegd omtrent het aantal bomen die geplant zouden moeten zijn tegen het eind van de legislatuur via de acties van derden enerzijds en de acties van Leefmilieu Brussel anderzijds?

De vergroeningsmaatregelen van de stad waren al opgenomen in het Gewestelijk Natuurplan 2016-2020 en in het Lucht-Klimaat-Energie-Plan (LKE) 2016-2020 in het kader van de aanpassing aan de klimaatverandering dat overigens specifiek verwijst naar het Natuurplan (zie maatregel 50).

Het Brusselse luik van het Energie- en Klimaatplan 2030 verwijst dus naar het LKEP en zet het thema van de vergroening van de stad niet verder uiteen. Het wijst er echter wel op dat een aanpassingsstrategie moet worden geformaliseerd en dat daarbij uiteraard rekening moet worden gehouden met op de natuur gebaseerde oplossingen.

Voorlopig is er geen gekwantificeerde doelstelling vastgesteld. De gewestelijke strategie inzake plantenbedekking ter bevordering van de biodiversiteit en ter bestrijding van de gevolgen van de klimaatverandering zal binnenkort van start gaan in het kader van de herziening van het Natuurplan. Opgemerkt moet worden dat uit bestaande studies blijkt dat niet het aantal bomen van belang is, maar de oppervlakte die door de boomkroon wordt bedekt (het "bladerdak").


Welke evolutie kan u geven over de bomenpopulatie in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zowel in het straatbeeld als in de groene ruimten van het Gewest? Hoe monitort u dat? Beschikt u over een inventaris van de bomenpopulatie naar soort en aantallen?

Er bestaat geen inventarisatie op gewestelijk niveau. Elke beheerder actualiseert zijn eigen databanken, waarvan de twee belangrijkste die van Brussel Mobiliteit (27.000 bomen) en Leefmilieu Brussel (> 36.500 bomen, binnenkort te verhogen tot > 45.000) zijn en waarbij deze laatste uiteraard slechts gedeeltelijk is, gezien de omvang van het beheerde erfgoed en het feit dat verschillende gemeentelijke sites recent opnieuw in beheer werden genomen.

Ook de gemeentelijke inventarissen verschillen sterk per gemeente, zowel qua kwaliteit als qua vorm, en werden niet op gewestelijke schaal opgesteld. Een “bladerdak”-index, d.w.z. het percentage van de boomkruinbedekking, is echter beschikbaar via de “Lifewatch”-studie van de KUL (2015), die door de FWB wordt gefinancierd en waarvan de gegevens recentelijk door Leefmilieu Brussel werden ontvangen.

Zo wordt geschat dat 24,5% van het gewest wordt bedekt, d.w.z. 40 km
2. Ter vergelijking: de stad Lyon, die qua oppervlakte en bevolking in grote lijnen vergelijkbaar is met Brussel, heeft onlangs de doelstelling aangekondigd om tegen 2025 een index van 25% te bereiken; de stad Genève van haar kant streef deze doelstelling na tegen 2050.

Bovendien kunnen de gegevens van Brussel geanalyseerd worden per type ruimte, wat het mogelijk maakt om vast te stellen dat dit “bladerdak” in essentie verdeeld is tussen privé-tuinen (30,4%), het Zoniënwoud (30,2%), openbare groene ruimten (14,7%), wegen (5,7%) en een hele reeks derde ruimten die een meer gedetailleerde analyse vereisen (19%). Naar schatting wordt dus ten minste 50% van het bomenerfgoed door de overheid beheerd, terwijl ten minste 30% tot het privédomein behoort en dus op dit niveau bijzonder kwetsbaar is.

Deze gegevens zijn op dit moment uniek omdat de andere herbegroeiingsstudies niet volgens hetzelfde protocol zijn uitgevoerd. Daarom is het momenteel onmogelijk om de evolutie van het “bladerdak” over een bepaalde periode te beoordelen.


Hebt u reeds de mogelijkheden onderzocht om projecten als ‘tiny forest’ uit te rollen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Hebt u beslist of er hieromtrent een projectoproep zal plaatsvinden of zal u dit vanuit uw eigen administratie georganiseerd worden?

Heeft Leefmilieu Brussel reeds mogelijke locaties onderzocht waar dergelijke ‘tiny forests’ geplant kunnen worden en hoe daar een gewestelijke aanpak rond ingesteld kan worden? Zo ja, welke middelen maakt u hiertoe vrij?

Leefmilieu Brussel wordt af en toe ingeschakeld voor dit soort projecten, hetzij in het kader van de “tiny forest”-projecten die door de stichting “GoodPLanet” worden uitgevoerd, hetzij in het kader van soortgelijke projecten zonder formeel kader.

Zoals uiteengezet op 19 februari 2020 in de Commissie Leefmilieu in antwoord op de mondelinge vragen van mevrouw Agic en de heer Uyttendaele, is de "alles voor de bomen"-aanpak niet noodzakelijkerwijze het juiste antwoord. Bossen moeten niet overal worden aangelegd, vooral niet als dit ten koste gaat van natuurgebieden die al interessant zijn voor de biodiversiteit: braakliggende terreinen, vochtige zones, gazons in bloei, weilanden en andere open ruimten (zeldzaam op gewestelijk niveau in vergelijking met gesloten ruimten zoals beboste gebieden). Het behoud van de biodiversiteit impliceert ook het behoud van de diversiteit van landschappen en leefomgevingen.

Deze projecten zijn het meest relevant in gemineraliseerde gebieden, met name in het stadscentrum, in hitte-eilandgebieden. De uitdaging is daar echter groter: de beschikbare ruimte is beperkt en brengt veel technische en stedenbouwkundige beperkingen met zich mee. Het herstellen van de doorlaatbaarheid en de reconstitutie van levende grond, wat noodzakelijk is voor de levensvatbaarheid van het project, brengen ook hogere kosten met zich mee dan een eenvoudige beplanting op een reeds bestaande open ruimte.

Om deze redenen zal Leefmilieu Brussel geen oproep tot het indienen van projecten voor microbossen uitschrijven, buiten de hierboven vermelde bredere oproepen tot het indienen van projecten. In de loop van het jaar zullen echter richtlijnen voor burgercollectieven worden opgesteld om zo goed mogelijk in te spelen op de vragen en verwachtingen van de burgers.


Hoeveel bomen werden er in 2018 en 2019 gerooid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest? Kan u deze cijfers opsplitsen naargelang de locatie en de reden waarom men tot rooiing is overgegaan (ziekte, te oud, stormschade, werken etc.)?

Voor het kappen van hoogstammen is geen milieuvergunning nodig, maar een stedenbouwkundige vergunning. Met de nieuwe aanvraagformulieren voor stedenbouwkundige vergunningen voor het kappen van bomen, zal Urban.brussels binnenkort weten om hoeveel bomen het gaat en wat de reden is voor het kappen van de bomen.

Voor de gewestelijke groene ruimten (buiten het Zoniënwoud) worden jaarlijks alleen algemene cijfers opgesteld:

- 782 bomen voor 2018, waarvan 57 na stormen;
- 719 bomen voor 2019, waarvan 89 na stormen.

Kappen vindt vooral plaats om gezondheids- of veiligheidsredenen, wanneer de bomen een risico vormen voor de gebruikers van het park. Daarnaast worden er ook bomen gekapt in het kader van het goede beheer van de beboste gebieden, zoals het “regenererend” kappen in verouderde gebieden en het “uitdunnend” kappen in gebieden die te dicht begroeid zijn, terwijl de mooiste bomen (bomen voor de toekomst of doelbomen) behouden blijven. Er zij echter op gewezen dat de cijfers voor het kappen (en zelfs het planten) niet erg significant en moeilijk te interpreteren zijn: zo zal het kappen van 3 geïsoleerde hoogstammige bomen bijvoorbeeld een aanzienlijk grotere impact hebben dan het kappen van 10 kleine bomen in een bos.

Ten slotte wordt voor het Zoniënwoud dezelfde bosbouwkundige aanpak gehanteerd in het kader van het beheersplan. Zo werden in 2019 7.205 kappingen uitgevoerd, in aanvulling op aanplantingen (16.000 bosaanplantingen) die gericht zijn op de diversificatie van soorten en de verbetering van de veerkracht van het bos ten opzichte van de klimaatverandering.