Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de Brussels werkgelegenheidsbeleid in het licht van de jongste welzijnsbarometer.

Indiener(s)
Francis Dagrin
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 163)

 
Datum ontvangst: 12/03/2020 Datum publicatie: 2/04/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 21/04/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Verwezen in plenaire vergadering p.m.
16/03/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In de media verschenen de resultaten van de sociale barometer 2019. Daaruit blijkt een toename van de armoede in Brussel, en dat terwijl het bruto binnenlands product (bbp) in Brussel bijna twee keer zo hoog ligt als in Vlaanderen en Wallonië. Het debat moet dus duidelijk gaan over de verdeling van die rijkdom. Nochtans vinden we in de regeerverklaring niets terug over die noodzakelijke herverdeling.  
 
In de barometer zien we ook dat het aantal mensen dat bij het OCMW aanklopt, gestaag toeneemt: op tien jaar tijd ging hun aantal van 24.192 naar 39.574, een stijging met 64%. Vooral jongeren worden getroffen. De regeringen-Di Rupo en -Michel namen maatregelen waardoor jongeren sneller van werkloosheidsuitkering werden uitgesloten. Zij zijn het die, als bij communicerende vaten, op het OCMW een beroep doen.
 
Ook de gepensioneerden verarmen. Het aantal ouderen in Brussel dat recht heeft op de inkomensgarantie voor ouderen (IGO) is meer dan verdubbeld en bedraagt nu 19.135. De pensioenen in België behoren tot de laagste van West-Europa.
 
De barometer heeft het ook over niet-federale maatregelen die de verarming van de Brusselaar in de hand werken, maatregelen dus waarvoor u als Brussels minister verantwoordelijk bent, zoals de hoge huurprijzen, de hoge prijzen van energie en water, het tekort aan stabiele arbeidsplaatsen.
 
Steeds meer mensen werken in een precair statuut: deeltijds of met contracten van beperkte duur. Sommige lonen zijn zo laag, dat ze dicht bij de armoededrempel liggen, denk aan de huishoudhulp via dienstencheques of degenen die tewerk zijn gesteld bij lokale en regionale besturen.
 
Ziehier mijn vragen:
 
- De barometer geeft duidelijk aan dat het beste wapen in de strijd tegen armoede nog altijd stabiel en kwaliteitsvol werk is. Ik vermoed dat de regering het rapport gelezen heeft. Blijft ze vasthouden aan haar oude recepten die de mensen naar de armoede duwen? Of zal ze nu eindelijk het geweer van schouder veranderen? Zal ze aan de steunmaatregelen die ze aan ondernemingen verleent, voorwaarden verbinden, zoals het aanbieden van contracten van onbepaalde duur? Trekt de regering geld uit om tegemoet te komen aan de verzuchtingen uit de openbaren sectoren, waar men vecht tegen de lage lonen? Komt er een loonsverhoging voor wie werkt met dienstencheques?
 
 
 
Antwoord    De Regering is zich wel degelijk bewust van de moeilijkheden die een steeds groter deel van de Brusselse bevolking ondervindt. Het is net de bedoeling van de jaarlijkse studie “Sociale barometer” om deze te documenteren en beter te begrijpen, en aldus te komen tot mogelijke oplossingen. We moeten overigens tevreden zijn dat onze samenleving beschikt over bijzondere mechanismes om in te grijpen ten voordele van kwetsbare personen.

Wat tewerkstelling betreft, die onder de gewestelijke bevoegdheden valt, hebben we in het verleden een hele reeks maatregelen genomen, met name degene die we geërfd hebben als gevolg van de Zesde Staatshervorming, die het mogelijk hebben gemaakt om de gestage daling van de werkloosheid in Brussel te begeleiden. En er werden aanpassingen doorgevoerd aan de steunmaatregelen in verband met tewerkstelling geërfd als gevolg van de Zesde Staatshervorming, waarbij toegezien werd op het verzekeren van een betere kwaliteit ervan, met name door deze steun voor te behouden voor jobs die minstens halftijds zijn en voor een periode van minimaal 6 maanden.

Uw vraag in verband met het loon en de arbeidsvoorwaarden van de huishoudhulpen valt volledig onder de bevoegdheden van het federale niveau. Het sectorale akkoord tussen de vertegenwoordigers van de werkgevers en van de werknemers heeft geleid tot een (te) kleine verhoging van het uurloon. Deze onderhandelingen worden op het federale niveau gevoerd en bijgevolg zijn wij daar niet bij betrokken.

Voor de andere steunmaatregelen die het Gewest toekent aan ondernemingen, nodig ik u uit u te richten tot mijn collega Barbara Trachte.

Wat de bezoldigingen van werknemers van de gewestelijke besturen betreft, laat ik het aan mijn collega voor het Openbaar Ambt over om u te antwoorden.

Wat de plaatselijke besturen betreft, is het in de eerste plaats aan de lokale werkgevers om hun verantwoordelijkheid te nemen. Ze werden onlangs immers door het Gewest geherfinancierd in het kader van de hervorming van de algemene dotatie aan de gemeenten in 2018, waardoor ze een enveloppe van 30 miljoen euro extra hebben ontvangen. Om de baremieke herwaardering van de ambtenaren van de plaatselijke besturen te stimuleren, heb ik de Regering ervan overtuigd een enveloppe van 15 miljoen euro extra voor te behouden en een groeitraject voor de lokale barema’s te bepalen. Mijn kabinet heeft daarover onderhandelingen opgestart met de vertegenwoordigers van de werknemers en voert extrapolaties uit op basis van de huidige barema’s teneinde deze onderhandelingen te doen slagen.

Er moet echter worden opgemerkt dat op 1 juli van dit jaar een nieuwe maatregel die de functionele loopbaan van de personeelsleden met drie jaar versnelt, van kracht wordt. Op die manier zal de overgang van een personeelslid van de eerste schaal van zijn graad naar een gunstigere tweede schaal plaatsvinden na zes jaar in plaats van de huidige negen jaar. Evenzo zal de overgang van de tweede schaal van zijn graad naar de nog gunstigere derde schaal, na vijftien jaar plaatsvinden, in plaats van de huidige achttien jaar. Deze maatregelen, die een aanzienlijke impact hebben op de lokale begrotingen, zullen de koopkracht van de personeelsleden ongetwijfeld vergroten.