Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de specifieke bepalingen over de laadpalen in de ondergrondse parkeergarages.

Indiener(s)
Aurélie Czekalski
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 121)

 
Datum ontvangst: 02/03/2020 Datum publicatie: 16/04/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 15/04/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Verwijzing commissie Territoriale Ontwikkeling p.m.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Het onderwerp van de elektrische laadpalen is u welbekend. Over hun plaats in de openbare ruimte hebben we al vaak gedebatteerd met uw collega's bevoegd voor Mobiliteit en Leefmilieu. Met u zou ik het graag hebben over de toelatingen en vergunningen om palen te installeren in ondergrondse parkeergarages. Almaar meer bedrijven wagen de sprong en plaatsen elektrische laadpalen.

Of je in Brussel een milieuvergunning nodig hebt voor een laadpaal, hangt af van het vermogen van de paal - en dus van het type paal. Voor gewone laadpalen is er geen milieuvergunning vereist, maar die laden traag op. Voor de medium-snelle, snelle en ultrasnelle opladers liggen de zaken anders. In het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 4_maart 1999 tot vaststelling van de lijst van inrichtingen van klasse IB, II, IC en III met toepassing van artikel_4 van de ordonnantie van 5_juni 1997 betreffende de milieuvergunningen worden "vaste inrichtingen voor de heroplading van accumulatoren met behulp van toestellen met een vermogen van meer dan 5_kW" (rubriek_3) ondergebracht in klasse_3. Als een installatie een vermogen heeft van meer dan 5_kW, moet het bedrijf dat bijgevolg aangeven bij de dienst Leefmilieu van de gemeente in kwestie.

In veel gevallen heeft een bedrijf in het verleden al een milieuvergunning gekregen, bijvoorbeeld voor zijn parkeergelegenheid. Als dat bedrijf daar dan later laadpalen installeert, moet het Leefmilieu Brussel, als vergunnende overheid, op de hoogte brengen van die uitbreiding van de milieuvergunning. Concreet moeten er dan nieuwe plannen voor de parkeergelegenheid ingediend worden, met de laadpalen erop aangegeven. Het gaat immers om een wijziging aan een ingedeelde inrichting.

Het Brussels Wetboek van Ruimtelijke Ordening (BWRO) bevat geen specifieke bepalingen over laadpalen voor elektrische voertuigen. Ook in het besluit dat de zogenaamde 'handelingen en werken van geringe omvang' vastlegt, worden laadpalen voor elektrische voertuigen niet genoemd. Er moet gekeken worden naar de specifieke gemeentelijke context. Wat het aantal parkeerplaatsen betreft, moet er daarenboven rekening worden gehouden met het Brussels Wetboek van Lucht, Klimaat en Energiebeheersing (BWLKE). Dat beoogt het aantal parkeerplaatsen bij kantoorgebouwen te verminderen om de werknemers te ontraden de auto te nemen voor hun woon-werkverplaatsingen.

In ondergrondse parkeergarages mag per verdieping maximaal 10% van de parkeerplaatsen voorbehouden worden voor herlaadbare elektrische of hybride voertuigen. De brandweer levert geen vergunning af als die regel niet wordt gerespecteerd. Voor bedrijven die laadpalen willen installeren op hun parkeergelegenheid, schept dat problemen.

De mentaliteit verandert en ook de bedrijven evolueren mee. Weinig Brusselse bedrijven weten dat ze geen parkeerbelasting hoeven te betalen als ze elektrische laadpalen installeren. Brussel-Stad voerde die maatregel in 2014 in om bedrijven aan te moedigen laadpalen te plaatsen. Het is een win-winsituatie: de parkeerbelasting vervalt en de werknemers stappen sneller over op een elektrisch voertuig.

Mijnheer de staatssecretaris, sta me toe u volgende vragen te stellen:

-_Wordt het BWRO aangepast, in die zin dat er specifieke bepalingen in worden opgenomen over laadpalen voor elektrische voertuigen?

-_Zo ja, wanneer?

-_Zo niet, waarom wordt die vaagheid in stand gehouden?

-_Wat zijn de bepalingen die zullen worden opgenomen?

-_Wordt het de norm dat in ondergrondse parkeergarages per verdieping maximaal 10% van de parkeerplaatsen mag worden gereserveerd voor herlaadbare elektrische of hybride voertuigen?

-_Welke veiligheidsnormen zullen worden opgelegd?

-_ In ondergrondse garages mag per verdieping maximaal 10% van de parkeerplaatsen gereserveerd worden voor herlaadbare elektrische of hybride voertuigen. Vanwaar die veiligheidsmaatregel? Wat zijn de redenen daarvoor?

 
 
Antwoord    Herziening van het BWRO en andere geplande wijzigingen

Een oplaadpaal voor elektrische voertuigen vormt een vaste inrichting in de zin van artikel 98, §1 van het BWRO en op grond van deze bepaling is de installatie ervan a priori onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunning.

Momenteel zijn er voor de oplaadpalen voor elektrische voertuigen geen wijzigingen in het BWRO voorzien. De belangrijkste reden hiervoor is dat het niet het meest geschikte instrument is om dat soort inrichting gedetailleerd te reglementeren.

Twee instrumenten zijn wel geschikt om de oplaadpalen voor elektrische voertuigen erin op te nemen: de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV) en het besluit tot bepaling van de zogenaamde werken van geringe omvang (Vrijstellingsbesluit).


1. De GSV

De GSV wordt momenteel herzien en het voorstel van GSV houdt rekening met de noodzaak om de inrichting van elektrische oplaadpalen te vergemakkelijken.

Artikel 7, §1, tweede lid van Titel VII inzake de parkeernormen buiten de weg bepaalt:

‘Elk [nieuw] gebouw [met meerdere woningen] met meer dan 10 parkeerplaatsen moet voor elke plaats de nodige infrastructuur voorzien voor de plaatsing van oplaadpalen voor elektrische voertuigen.’ 

Deze bepaling beoogt artikel 8.5 van richtlijn 2010/31/EU, zoals gewijzigd door richtlijn 2018/844/EU, om te zetten. Dat artikel vermeldt:
‘”Met betrekking tot nieuwe voor bewoning bestemde gebouwen en voor bewoning bestemde gebouwen die ingrijpende renovaties ondergaan, met meer dan tien parkeerplaatsen, zorgen de lidstaten voor de installatie van infrastructuur voor leidingen, met name goten voor elektrische kabels, om de installatie van oplaadpunten voor elektrische voertuigen op elke parkeerplaats in een later stadium mogelijk te maken, waar:

a) het parkeerterrein zich binnen het gebouw bevindt en, in het geval van ingrijpende renovaties, de renovatiemaatregelen betrekking hebben op het parkeerterrein of de elektrische infrastructuur van het gebouw, of

b) het parkeerterrein zich naast het gebouw bevindt en, in het geval van ingrijpende renovaties, de renovatiemaatregelen betrekking hebben op het parkeerterrein of de elektrische infrastructuur van het parkeerterrein.”

Artikel 10, §4 van Titel VII van het ontwerp van de GSV vermeldt dezelfde verplichting inzake gebouwen bestemd voor kantoren of activiteiten voor de vervaardiging van immateriële goederen en voor hoogtechnologie.


2. Het Vrijstellingbesluit

Net als de GSV ondergaat dit besluit een grondige herziening.

De tekst die in eerste lezing werd aangenomen bevat geen specifieke bepalingen over de elektrische oplaadpalen die in ondergrondse parkings worden geïnstalleerd. Er wordt enkel verwezen naar de oplaadpalen die in de openbare ruimte, op of buiten de voetgangersweg worden geïnstalleerd (zie categorie nr. 14 van de overzichtstabel: wegennetten en openbaar vervoersnetwerk). Over de oplaadpalen die in een gesloten parkeerterrein worden geïnstalleerd, wordt niets gezegd.

Desondanks gaat het niet om een lacune in het ontwerp van herziening. Het Vrijstellingsbesluit dat momenteel van kracht is (besluit van 13 november 2008), vermeldt namelijk in artikel 9 inzake de verbouwings- en inrichtingswerken binnen het gebouw:

“Voor zover ze niet afwijken van een bestemmingsplan, van een stedenbouwkundige verordening of van een verkavelingsvergunning, en ze geen wijziging inhouden van het bouwvolume evenmin als van het architecturaal aanzicht van het gebouw, worden de volgende handelingen en werken vrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunning:
1° het plaatsen of wegnemen van binneninstallaties zoals sanitaire, elektrische, verwarmings-, isolerings-, verluchtings- of telecommunicatie-installaties;
...”

Als een oplaadpaal voor elektrische voertuigen onder het begrip inrichting bedoeld in artikel 98, §1 van het BWRO valt, vereist die enkel de aanwezigheid van kabels en de inrichting van de paal en vormt die zodoende een “elektrische installatie” die in een constructie wordt geplaatst, in dit geval een parkeerplaats.

Bijgevolg en als aan de voorwaarden bedoeld in artikel 9 van het Vrijstellingsbesluit (geen afwijking...) wordt voldaan, is de omvorming van een parkeerplaats voor een voertuig op fossiele brandstof naar een parkeerplaats voor een herlaadbare elektrische wagen via de inrichting van een elektrische oplaadpaal in de parking vrijgesteld van het voorafgaand verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning.


Veiligheidsmaatregelen om het aantal parkeerplaatsen bestemd voor herlaadbare elektrische/hybride voertuigen per niveau van het ondergrondse parkeerterrein tot 10% te beperken

Eerst en vooral merken we op dat de kwestie van een beperking van het aantal parkeerplaatsen bestemd voor herlaadbare elektrische/hybride voertuigen in de ondergrondse parkeerterreinen in de eerste plaats aan het milieubeleid toebehoort omdat de installatie ervan a priori vrijgesteld is van een stedenbouwkundige vergunning en omdat het een ingedeelde inrichting betreft die onderworpen is aan de verklaring van klasse 3, overeenkomstig het besluit van 4 maart 1999 tot vaststelling van de ingedeelde inrichtingen van klasse IB, IC, ID, II en III.

Voor de exploitatie van een overdekte of ondergrondse parking met minstens 10 plaatsen (en of het nu gaat om een garage, een parking voor een woon-, kantoor- of handelscomplex of een publieke parking) is een milieuvergunning nodig. Deze milieuvergunning, is een document dat de technische bepalingen bevat die de eigenaar/exploitant van een parking in acht moet nemen. De voorwaarden die door Leefmilieu Brussel worden vastgelegd, waarborgen de bescherming tegen elke vorm van gevaar, hinder of ongemak die een inrichting of een activiteit, rechtstreeks of indirect, zou kunnen veroorzaken ten opzichte van het leefmilieu, de gezondheid en de veiligheid van de bevolking, met inbegrip van elke persoon die zich binnen de ruimte van de inrichting bevindt, zonder er als werknemer beschermd te kunnen zijn.

We hebben geen weet van eender welke beperking die door de huidige regelgeving wordt opgelegd betreffende het aantal parkeerplaatsen voor elektrische/hybride voertuigen.