Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de minimumnormen voor het houden van katten en honden door particulieren, zoals voorgesteld door de Raad voor Dierenwelzijn.

Indiener(s)
Victoria Austraet
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 185)

 
Datum ontvangst: 20/01/2020 Datum publicatie: 23/03/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 23/03/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Verwijzing commissie Leefmilieu en Energie p.m.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Tijdens de vorige regeerperiode heeft de Brusselse Raad voor Dierenwelzijn aan de toenmalige regering een reeks aanbevelingen overhandigd. Met sommige daarvan is daarna niets gebeurd. Deze raad, zo staat het op de site van Leefmilieu Brussel, “is verantwoordelijk voor het uitbrengen van advies over thema's en uitdagingen in verband met het dierenwelzijn in het Brusselse stedelijke gebied. Deze adviezen zijn niet bindend, maar zijn afkomstig van experts, professionals en dierenbeschermingsorganisaties. Ze geven analyses, denkpistes en relevante richtsnoeren voor het Brusselse beleid en huidige en toekomstige acties inzake dierenwelzijn.”

Lang niet alle verstrekte adviezen werden omgezet in wetgeving. Dat geldt zeker voor de twee adviezen over het invoeren van minimale normen waaraan iemand zou moeten voldoen om als particulier of als gastgezin dieren – lees: honden en katten - te mogen houden. De adviezen waren nochtans zeer volledig en goed gedocumenteerd. Ze bevatten een lijst van de behoeften van dieren en katten in gevangenschap, wil die gevangenschap tenminste respectvol en stimulerend zijn voor het dier. De meeste aandachtspunten liggen voor de hand: het voedsel en de manier waarop dat wordt toegediend, de rustplaats, de bewegingsvrijheid, de goede gezondheid, het materiaal dat ter beschikking is en de uitdrukking van sociale interactie.

De lijst van normen die de Raad voorstelt oogt indrukwekkend, maar mij lijkt het noodzakelijk dat zulke duidelijke regels worden opgelegd aan wie katten of honden wil houden, en dat om twee redenen. In de eerste plaats omdat mishandeling en verwaarlozing van huisdieren in Brussel nog altijd schering en inslag zijn. In 2019 heeft Leefmilieu Brussel niet minder dan 151 gegronde klachten geregistreerd in verband met dierenwelzijn. Tel daarbij alle andere meldingen die niet ontvankelijk werden verklaard omdat er onvoldoende informatie beschikbaar was. Tel daarbij ook de klachten die bij de politiediensten toekwamen. Tel daarbij ook de klachten die gewoon nergens werden gemeld uit angst voor represailles, uit onverschilligheid of uit onwetendheid. En tel daar ten slotte bij alle gevallen van mishandeling die door niemand worden opgemerkt omdat ze achter gesloten deuren plaatshebben. Men moet er niet aan twijfelen dat heel wat mensen dieren houden zonder dat ze bereid zijn om met de elementaire noden van die dieren rekening te houden. Het invoeren van wettelijke normen is dan ook een must. Het zou geen toverstokje zijn dat meteen alle problemen oplost, maar het zou tenminste betekenen dat de noden van elk dier eens expliciet worden gecommuniceerd.
 
Er is nog een tweede reden om zulke normen op te leggen: de inspectie- en interventiediensten die zich met dierenwelzijn bezighouden, zouden dan een houvast hebben. Ik vraag me af of er nu geen grote onduidelijkheid heerst over de beslissingen van politiemensen en milieu-inspecteurs ten aanzien van situaties van dierenleed. Iedereen kan deze situaties vrij interpreteren en dus ook naar eigen goeddunken optreden. Dat heb ik zelf kunnen vaststellen toen ik of mensen uit mijn omgeving meldingen deden. Het invoeren van concrete evaluatiecriteria zou voor de betrokken diensten een handig instrument zijn om objectief vast te stellen of er al dan niet sprake is van dierenmishandeling of –verwaarlozing, en hoe ernstig de toestand is.
 
Ziehier mijn vragen:
 
- Is de nieuwe regering op de hoogte van deze adviezen van de Raad voor Dierenwelzijn, adviezen die tijdens de vorige regering bleven liggen, meer bepaald de twee adviezen betreffende het opstellen van normen voor het houden van honden en katten?
 
- Heeft de regering al nagedacht over deze adviezen en heeft ze al iets ondernomen om die in een ordonnantie om te zetten?
 
- Doen de inspectiediensten die moeten toezien op het dierenwelzijn, hun werk op basis van objectieve en concrete criteria? Kunnen zij in elk concreet geval objectief bepalen of er sprake is van mishandeling of verwaarlozing of laten ze dat afhangen van hun persoonlijke interpretatie?
 
 
Antwoord    De wet van 14 augustus 1986 bepaalt dat elke eigenaar van een dier hem huisvesting, verzorging en voeding dient te bieden overeenkomstig zijn behoeften.

Deze verplichting uit artikel 4 is opzettelijk ruim geformuleerd, aangezien elke diersoort zijn eigen specifieke behoeften heeft. U zal het er inderdaad mee eens zijn dat we niet op dezelfde manier een hond, een vis of een paard voedert of huisvesting biedt.

In november 2018 bracht de Brusselse Raad voor Dierenwelzijn een advies uit over de minimumnormen voor het houden van katten. In maart 2019 werd vervolgens het advies met betrekking tot de honden gepubliceerd.

Deze adviezen zijn, zoals u terecht opmerkt, afkomstig van experts en vakmensen. Ze worden bijzonder onderbouwd en weerspiegelen de stand van de huidige wetenschappelijke kennis.

In dit stadium werd nog niet overwogen om deze adviezen in een wetgevende bepaling om te zetten, maar eerder om er een ​​zekere bekendheid aan te geven. Deze adviezen bevatten een reeks minimumnormen die weinig bekend zijn bij het grote publiek. Het voedsel en water van de kat moeten bijvoorbeeld minimaal 1,5 m van elkaar verwijderd zijn omdat de kat niet graag drinkt waar hij eet.

Gelet op hun wetenschappelijk karakter, worden deze adviezen gebruikt door inspecteur-dierenartsen van de afdeling Dierenwelzijn. Wanneer de dienst dus naar potentiële overtreders schrijft, wordt er verwezen naar de normen die als aanbeveling zijn opgenomen in de adviezen van de Raad.

Wat ten slotte de door de inspectiedienst uitgevoerde controles betreft, voeren de inspecteurs hun controles uit aan de hand van checklists die zijn aangepast aan de soort controle die wordt uitgevoerd (er bestaan ​​specifieke kaders voor asielen, veehouderijen en dierentuinen). Deze inspecties worden uitgevoerd door dierenartsen die het bestaan ​​van een inbreuk uiteraard wetenschappelijk zullen rechtvaardigen wanneer dat nodig is.