Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de modernisering van het stelsel van successierechten.

Indiener(s)
Emmanuel De Bock
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 91)

 
Datum ontvangst: 02/03/2020 Datum publicatie: 31/03/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 27/03/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Met inkomsten van naar schatting 484 miljoen euro in de initiële begroting van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest voor het jaar 2020, vormen de successierechten een van de voornaamste fiscale instrumenten van ons gewest. In haar gewestelijke beleidsverklaring voor de regeerperiode 2019-2024 kondigt de Brusselse regering aan dat zij “het stelsel van successierechten [wil] moderniseren en vereenvoudigen om beter rekening te houden met de veranderingen in de gezinsstructuren. In deze context zullen de situaties van niet-familieleden, de facto samenwonenden en de generatiesprong worden geanalyseerd.” Voor alle duidelijkheid: de gewestelijke meerderheid wil het Brusselse stelsel van successierechten moderniseren via drie verschillende hervormingen.

Allereerst wenst de Brusselse regering de regelgeving tot vaststelling van de tarieven van de successierechten tussen niet-familieleden te wijzigen. Hoewel de gewestexecutieve niet de moeite heeft genomen om in de gewestelijke beleidsverklaring de maatregelen die zij wenst te nemen, gedetailleerd te beschrijven, zou zij met name de bedoeling hebben het Brussels Wetboek der Successierechten aan te passen om de stiefkleinkinderen gelijk te stellen met de kleinkinderen. Wegens de toename van het aantal echtscheidingen en scheidingen van tafel en bed groeien almaar meer kinderen op in nieuwsamengestelde gezinnen, waarin ze niet alleen door hun ouders, maar ook door hun stiefouders worden opgevoed. Het komt vaak voor dat de volwassenen in deze gezinnen geen enkel verschil in behandeling maken tussen hun biologische kinderen en hun stiefkinderen, en ze op precies dezelfde manier opvoeden. In 2015 heeft het Brussels Hoofdstedelijk Gewest het stelsel van successierechten aangepast om rekening te houden met deze veranderingen in de gezinsstructuren. De ordonnantie van 18 december 2015 houdende het eerste deel van de fiscale hervorming heeft immers het Wetboek der Successierechten gewijzigd om de stiefkinderen gelijk te stellen met de kinderen. Bijgevolg genieten de stiefkinderen tegenwoordig verminderde tarieven van de successierechten, die van toepassing zijn in de rechte lijn in geval van overlijden van hun stiefvader of stiefmoeder. Het is echter van belang op te merken dat in de ordonnantie van 18 december 2015 jammer genoeg geen rekening is gehouden met het geval van de stiefgrootouders. De gewestregering wenst dit te ‘corrigeren’ tijdens deze regeerperiode door de stiefkleinkinderen gelijk te stellen met de kleinkinderen. Aangezien de stiefgrootouders ook een affectieve band met hun stiefkleinkinderen kunnen hebben en een belangrijke rol kunnen spelen in hun opvoeding, zou het aangewezen zijn dat de stiefkleinkinderen de verminderde tarieven kunnen genieten die van toepassing zijn in de rechte lijn, net zoals de kleinkinderen.

Ten tweede vermeldt de Brusselse regering in haar gewestelijke beleidsverklaring dat zij zich zal buigen over de situatie van de facto samenwonenden inzake successierechten. Hoewel het regeerakkoord de inhoud van de voorgenomen maatregelen niet verduidelijkt, kan redelijkerwijs worden verondersteld dat deze hervorming als doel heeft het stelsel van de facto samenwonenden in overeenstemming te brengen met dat van de wettelijk samenwonenden, zoals in het Vlaamse Gewest reeds het geval is.

Ten slotte wil de gewestelijke meerderheid de mogelijkheid onderzoeken om in het Brusselse Wetboek der Successierechten de procedure van de ‘generatiesprong’ in te voeren, waarmee kleinkinderen rechtstreeks van hun grootouders kunnen erven met een verklaring van (volledige of gedeeltelijke) verwerping van nalatenschap in een authentieke akte door de ervende ouder in rechte lijn van de eerste graad ten voordele van zijn eigen kinderen. Aangezien de levensverwachting voortdurend stijgt, erven kinderen van hun ouders op almaar latere leeftijd, waardoor ze meestal al hun eigen vermogen hebben opgebouwd op het ogenblik dat ze hun erfenis ontvangen. In werkelijkheid zijn het tegenwoordig veeleer de kleinkinderen die over het algemeen nog aan het begin van hun gezins- en beroepsleven staan wanneer hun grootouders overlijden, en die dus meer een ‘financieel duwtje’ nodig hebben om een onroerend goed te kunnen kopen of andere grote uitgaven te kunnen doen. De procedure van de ‘generatiesprong’ die reeds in Vlaanderen en Wallonië is ingevoerd, maakt het mogelijk om het vermogen van de erflater rechtstreeks over te laten gaan naar zijn kleinkinderen, aangezien ze de erfgenamen in de rechte lijn van de eerste graad (namelijk de kinderen van de de cuius) de mogelijkheid biedt om hun erfenis geheel of gedeeltelijk te verwerpen ten voordele van hun eigen kinderen. Ongetwijfeld zou de techniek van de ‘generatiesprong’ fiscaal heel voordelig kunnen zijn, aangezien de successierechten maar één keer hoeven te worden betaald. Zonder de procedure van de ‘generatiesprong’, moeten de successierechten tegenwoordig twee keer worden betaald: een eerste keer wanneer de kinderen erven van hun ouders, en een tweede keer wanneer de kleinkinderen erven van hun eigen ouders. De huidige wetgeving staat een erfgenaam in de rechte lijn van de eerste graad weliswaar toe om het ontvangen erfdeel rechtstreeks te laten overgaan naar zijn eigen kinderen, maar in dit geval moet hij eerst de successierechten hierop betalen en vervolgens zijn kinderen een schenking geven, die onderworpen is aan de registratierechten. De invoering van de ‘generatiesprong’ in het Brussels Gewest zou dus leiden tot minder belastingen bij een rechtstreekse overgang van de nalatenschap van een grootouder aan zijn kleinkinderen.

Ik zou graag de volgende vragen stellen:

1- Hoever staat het met de reflectie van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering over de modernisering van het stelsel van successierechten? Kunt u ons meer duidelijkheid verschaffen over de fiscale maatregelen die de Brusselse regering tijdens deze regeerperiode gaat nemen om het stelsel van successierechten te moderniseren en te vereenvoudigen?

2- Kunt u bevestigen dat de regering sommige bepalingen van het Brusselse Wetboek der Successierechten wil aanpassen om de stiefkleinkinderen gelijk te stellen met de kleinkinderen? Heeft de Brusselse regering beslist andere wijzigingen aan te brengen aan de regelgeving tot vaststelling van de tarieven van de successierechten die op niet-familieleden van toepassing zijn?

3- Heeft de gewestregering reeds de mogelijkheid onderzocht – of is zij dat van plan – om het stelsel van successierechten van de facto samenwonenden in overeenstemming te brengen met dat van de wettelijk samenwonenden?

4- Heeft de Brusselse regering de mogelijkheid geanalyseerd om de procedure van de ‘generatiesprong’ in te voeren in het Wetboek der Successierechten?

5- Heeft de gewestregering een tijdsschema vastgesteld voor de invoering van de diverse maatregelen om het stelsel van successierechten te moderniseren? Heeft de regering ervoor gekozen om de verschillende hervormingen tegelijk door te voeren (wijziging van het stelsel voor niet-familieleden, afstemming van het stelsel van de facto samenwonenden op dat van wettelijk samenwonenden, invoering van de ‘generatiesprong’, …) of om deze hervormingen in de tijd te spreiden? Worden reeds voorontwerpen van ordonnantie uitgewerkt?

6- Kunt u ons al een raming geven van de budgettaire impact van de fiscale hervormingen tot modernisering van het Brusselse stelsel van successierechten? Zullen deze fiscale hervormingsprojecten door de gewestregering worden onderzocht bij de begrotingsaanpassing die gepland is in de lente van 2020, of zullen ze later worden geanalyseerd?
 
 
Antwoord    Vooralsnog werden geen formele regeringsbeslissingen genomen; voor de maatregelen die in uitvoering van het Brusselse regeerakkoord 2019-2024 in de loop van deze legislatuur zullen worden genomen, verwijs ik dan ook naar datzelfde regeerakkoord dat inderdaad stelt dat het stelsel van successierechten zal worden gemoderniseerd en vereenvoudigd om beter rekening te houden met de veranderingen in de gezinsstructuren; in deze context zullen de situaties van niet-familieleden, de facto samenwonenden en de generatiesprong worden geanalyseerd.

Deze modernisering van het stelsel van de successierechten moet mogelijk zijn in één beweging, op basis van één ontwerp van ordonnantie dat de verschillende maatregelen groepeert.

Gelet op de vele andere prioriteiten op fiscaal en budgettair vlak, stond de aanpassing van een aantal bepalingen inzake successierechten niet bovenaan de agenda van de begrotingsaanpassing 2020. Dit geldt vandaag, in volle corona-crisis, des te meer.

Daarmee wil ik niet gezegd hebben dat de beoogde maatregelen minder belangrijk zijn. Zij komen tegemoet aan terechte maatschappelijke verwachtingen en kunnen voor een particulier dossier een belangrijke impact hebben. In een globaler kader, in het licht van de totale ontvangsten die via de successierechten gegeneerd worden (gemiddeld tussen de 400 tot 500 miljoen per jaar), gaat het echter om maatregelen met a priori een marginale impact die in de mate van het mogelijke te gepasten tijde zal worden begroot.