Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de aanzienlijke verhoging van het gewestelijk aandeel in de begrotingsenveloppe voor de financiering van de tweetaligheidspremies voor de personeelsleden van het Gewest en van de plaatselijke besturen.

Indiener(s)
Vincent De Wolf
aan
Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Werk en Beroepsopleiding, Digitalisering, Plaatselijke Besturen en Dierenwelzijn (Vragen nr 194)

 
Datum ontvangst: 28/02/2020 Datum publicatie: //
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 21/04/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Het Brussels Gewest, instellingen van openbaar nut (ION), gemeenten en hun OCMW's en openbare ziekenhuizen krijgen van de federale overheid een bedrag van 25 miljoen euro voor de financiering van de tweetaligheidspremies voor personeel dat over een Selorattest beschikt. Tussen de federale overheid en het gewest zijn de afgelopen jaren flink wat problemen gerezen over het beheer van die enveloppe. Omdat het bedrag niet systematisch overgemaakt werd aan hogergenoemde rechthebbenden, werd voor de jaren 2015, 2016 en 2017 overgestapt op een alternatief systeem van voorschotten.

De problemen rond de taalpremies gaan in werkelijkheid verder dan de vastgestelde vertragingen en hangen in het bijzonder samen met de situatie binnen het gewest, waar er sprake is van een indexering met twee snelheden. Sinds 2012 worden de taalpremies van het gewest en die van de gemeenten op een ongelijke manier geïndexeerd. In enkele jaren tijd is het aandeel van het gewest aanzienlijk toegenomen, van 3,5 naar 9,4 miljoen euro. Omdat het hier om een gesloten begrotingsenveloppe gaat, betekent een verdrievoudiging van het bedrag voor het gewest noodzakelijkerwijze dat de andere rechthebbenden minder krijgen. De gemeenten krijgen bijvoorbeeld op dit moment nog geen 30% van de federaal verstrekte middelen.

Die situatie doet vragen rijzen. De stijging van het gewestelijke aandeel is significant en valt moeilijk te rijmen met de situatie van de betrokkenen. Sommige gewestelijke instellingen ontvangen veel hogere bedragen dan de gemeenten, hoewel die laatste een personeelslast hebben die vergelijkbaar is met die van de ION's of soms zelfs hoger is. Het is des te onbegrijpelijker omdat binnen de gewestelijke instellingen tweetaligheid van de dienst geldt, terwijl de gemeenten wettelijk verplicht zijn tot tweetaligheid van het personeel. Zij hebben dus zwaardere financiële verplichtingen in dat opzicht.

Omdat ze zich het probleem aantrok, besloot de Conferentie van Burgemeesters aan de minister van Binnenlandse Zaken om opheldering te vragen over het totaalbedrag van de federale overheid aan het gewest. Maar waar het gaat over de evolutie van het gewestelijke aandeel en over de vastgestelde kloof tussen gewest en lokale besturen, is het de Brusselse regering die zich erover moet uitspreken.

Mijnheer de minister, ik zou u dan ook graag de volgende vragen stellen:

- Kunt u de balans opmaken van de werkelijke verdeling van de federale begrotingsenveloppe (25 miljoen euro) tussen de verschillende rechthebbenden: gewest met instellingen van openbaar nut, gemeenten, OCMW's en openbare ziekenhuizen? Kunt u ook de evolutie sinds 2015 schetsen van de ontvangen voorschotten die vervolgens worden herverdeeld door het gewest?

- Hoe is de verdeelsleutel tussen de rechthebbenden vastgelegd? Hoe staat het met de controle die de FOD Binnenlandse Zaken uitoefent op de toekenning van de middelen die worden uitgetrokken voor de tweetaligheidspremies?

- Wat rechtvaardigt de verhoging van de middelen die worden toegekend aan het gewestelijk personeel in vergelijking met dat van gemeenten, OCMW's en andere rechthebbenden? Welke criteria rechtvaardigen dat sinds 2012 de middelen die naar het gewest gaan, verdrievoudigd zijn? Welke gewestelijke instellingen profiteren het meest van die verhoging?

- Kunt u mij tot slot opheldering verschaffen over de voorwaarden die gelden bij de toekenning van de premie aan het gewestelijke personeel?
 
 
Antwoord    In het kader van de terugbetaling van de taalpremies werd niet ingestemd met voorschotten. Het Gewest treedt enkel op als tussenpartij voor het inzamelen van de overzichten die worden opgesteld door de begunstigden (gemeenten, OCMW’s, ziekenhuizen en verenigingen Hoofdstuk XII) voor de FOD Binnenlandse Zaken. De FOD gaat vervolgens rechtstreeks over tot het overschrijven van de bedragen die verschuldigd zijn aan iedere begunstigde eenheid.

Wat de plaatselijke besturen betreft: de koninklijke besluiten in verband met de herverdeling van 7 mei 2019 en 14 oktober 2019 verdelen respectievelijk het onbetwistbaar verschuldigde op de betaald verklaarde bedragen tijdens de begrotingsjaren 2015, 2016 en 2017. Voor de betrokken begrotingsjaren werden bepaalde sommen aldus reeds vereffend krachtens het akkoord dat tot stand kwam binnen het interfederale overlegcomité, met betrekking tot het beginsel om “het onbetwistbaar verschuldigde” te herverdelen of het bedrag van de premies betaald aan de personeelsleden van de plaatselijke besturen voor wie de geleverde inlichtingen als in aanmerking komend werden bevonden (rijksregisternummer en artikel van taalbrevetten in het bijzonder).

De verdeelsleutel van de middelen van het financieringsfonds voor de taalpremies wordt bepaald in artikel 10 van de wet van 19 juli 2012 houdende wijziging van de wet van 10 augustus 2001 tot oprichting van een fonds ter financiering van de internationale rol en de hoofdstedelijke functie van Brussel en tot wijziging van de organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen.

Krachtens de bepalingen van deze wet wordt een voorheffing op de opbrengst van de personenbelasting ten belope van 25 miljoen euro die jaarlijks wordt aangepast aan de procentuele verandering van het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen […], toegewezen aan het fonds gecreëerd met het oog op de financiering van de taalpremies en wordt jaarlijks verdeeld tussen de diensten en instellingen zoals bedoeld in artikel 10 van de wet, die, vóór 1 maart van het lopende jaar, een overzicht zullen hebben ingediend van hun medewerkers die in de loop van het jaar voordien een taalpremie genoten, alsook van het bedrag dat ze hen in dit kader hebben overgeschreven.

De verdeling gebeurt in verhouding tot het aantal ambtenaren per bovengenoemde dienst of instelling, en zonder dat het aan elke dienst of instelling gestorte bedrag het aan de ambtenaren betaalde bedrag kan overschrijden. Van de 25 miljoen euro in de begrotingsenveloppe is het aandeel van de plaatselijke besturen relatief stabiel sinds 2012. Tussen 2015 en 2017 in het bijzonder bedraagt het bedrag van de totale aanvraag ingediend door de betrokken entiteiten (gemeenten, OCMW’s, ziekenhuizen en Hoofdstukken XII) respectievelijk 18.361.633,35 euro voor het jaar 2015, 18.782.435,22 euro voor het jaar 2016 en 19.015.692,98 euro voor het jaar 2017.

De FOD Binnenlandse Zaken controleert de overzichten die worden geleverd door de begunstigde diensten en instellingen, die de artikelen van de taalbrevetten moeten vermelden op basis waarvan de premie aan de betrokken ambtenaren wordt betaald.

Sinds 2015 laat de FOD Binnenlandse Zaken het bestaan van de vermelde brevetten voor elk betrokken personeelslid door Selor controleren. Er wordt eveneens een beroep gedaan op de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid om te checken of het personeel in kwestie wel degelijk in dienstactiviteit was tijdens het referentiejaar.

Elke dienst en instelling zoals bedoeld door de wet van 19 juli 2012 bepaalt autonoom de regels die gelden inzake de bepaling van het bedrag van de premie die aan het personeel betaald wordt.