Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het ontwerp van ordonnantie betreffende de zelffinanciering van de erediensten.

Indiener(s)
Céline Fremault
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 195)

 
Datum ontvangst: 28/02/2020 Datum publicatie: 10/04/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 10/04/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    We hebben via de pers vernomen dat de Brusselse regering een ontwerp van ordonnantie heeft aangenomen waarin gevraagd wordt aan de erediensten om over te gaan tot een eigen financiering.
 
Volgens het persartikel zijn de belangrijkste bepalingen uit het nieuwe ontwerp van ordonnantie de volgende:
 
- de bevoegdheid over alle erediensten naar het gewestelijk niveau brengen, terwijl de katholieke, protestantse, israëlitische en anglicaanse instellingen nog in de gemeentelijke sfeer zitten;

- de publieke tussenkomst om de tekorten aan te vullen, plafonneren;

- de erediensten aanmoedigen om hun patrimonium aan te spreken om hun kosten te dekken.
 
Belangrijk is te weten dat deze hervorming al aangevat was tijdens de vorige legislatuur maar toen niet afgerond werd; bepaalde leden van de regering maakten toen voorbehoud en stelden zich terechte vragen.
 
Vandaar, Minister-President, de volgende vragen:
 
- Is er overleg gepleegd met de verschillende verantwoordelijken van deze erediensten en de lokale besturen bij de opmaak van de eerste versie van de tekst? Zo ja, hoe is dat overleg verlopen en wat was de reactie van de verantwoordelijken van de erediensten en van de lokale besturen?
 
- Kunt u me zeggen in welk stadium van de procedure we nu zitten? Heeft de Raad van State al een advies overgemaakt?
 
- Welke besparing houdt deze hervorming werkelijk in, als men het gemeentelijk en gewestelijk overheidsgeld samen bekijkt? Over welke besparing gaat het bijvoorbeeld als men ze zou toepassen voor de uitgaven voor 2019 van de diverse erediensten? Als het om een redelijk kleine besparing zou gaan, wat is dan voor de regering het voornaamste streefdoel van dergelijke hervorming?
 
- U weet dat alle thema’s die te maken hebben met de stadsomgeving en het patrimonium mij nauw aan het hart liggen Zal deze plafonnering van de publieke financiering niet nadelig zijn voor bepaalde Brusselse bekommernissen, bijvoorbeeld op het vlak van stadsrenovatie?
 
Zou het niet verstandiger zijn om de verantwoordelijken van de erediensten te begeleiden bij hun beslissing welke investeringen ze doen in hun patrimonium, in plaats van de publieke financiering te plafonneren?
 
 
Antwoord    Ik kan u meedelen dat de representatieve bestuursorganen van de erediensten meermaals zijn ontvangen en geraadpleegd (5 en 26 februari 2018) naar aanleiding van de goedkeuring in eerste lezing van de ordonnantietekst.

Er zijn trouwens een aantal aanpassingen gebeurd aan de oorspronkelijke tekst op grond van de opmerkingen en commentaren geformuleerd door de vertegenwoordigers van de erkende erediensten.

De tekst is in eerste lezing goedgekeurd door de Regering op 19 december jl. en volgt het gebruikelijk wetgevend proces. Het advies van de Raad van State werd gevraagd.

Ik breng ter informatie in herinnering dat de hervorming berust op twee pijlers: strikt gelijke behandeling en administratieve vereenvoudiging.

Eén van de gevolgen van de hervorming zal dus de grotere zelfstandigheid zijn van de instellingen die het materieel aspect van de eredienst beheren. Concreet worden de instellingen in de tekst verzocht rekeningen en begrotingen voor te leggen die niet meer dan 30% aan overheidsinspanning vereisen om hun gewone uitgaven te financieren. De gewone dienst moet dus zelf gefinancierd worden voor 70%. Op die voorwaarde onthoudt de overheid zich van enig advies over de relevantie van deze uitgaven, die de facto als noodzakelijk worden aanzien voor het beoefenen van de eredienst. Daarmee is de zelfstandigheid voor de instelling dus compleet en gewaarborgd.

Wat de overheidsmiddelen betreft, wens ik duidelijk te stellen dat vandaag bepaalde instellingen verzoeken om een financiële bijdrage van de overheid die kan oplopen tot 90% van hun gewone uitgaven, terwijl andere instellingen er helemaal geen vragen.

De instellingen krijgen voortaan de kans om zelf aan te sluiten. In deze hypothese zal de gewestelijke bijdrage stijgen van 30% naar 40%. Deze verhoging van de gewestelijke financiering heeft als doel de lokale eredienstinstellingen ertoe aan te zetten blijk te geven van solidariteit.

Het is ook belangrijk om mee te geven dat deze plafonds voor de gewestelijke bijdragen enkel slaan op de financiering van de gewone uitgaven. De renovatie van gebouwen staat hier dus volledig los van. Als er geïnvesteerd wordt in werken aan het gebouw dat de eredienstinstelling benut voor het beoefenen van zijn eredienst, dient zij een financieringsplan voor te leggen. Dit plan wordt onderzocht door het gewestelijk bestuur.

De begeleiding die u vooropstelt, wordt dus wel degelijk verzorgd door het Gewest.

Qua globale financiële impact kan voorlopig nog niet worden vastgesteld of de huidige overheidsuitgave ter zake, die voor een deel door de gemeenten gedragen wordt, toeneemt of vermindert.

Hoe dan ook zal deze financiële impact voortaan veel beter in te schatten zijn aangezien deze door het Gewest voorberekend en begroot wordt bij de goedkeuring van de begrotingen van de instellingen die het erkend heeft. Deze impact zal afhangen van de effectieve solidariteit tussen de instellingen onderling en de mate waarin zij zich kunnen verenigen, zoals al eerder vermeld (het verschil in bijdrage wordt in dat geval gelijkgetrokken tussen de instellingen die 90% vragen en degene zonder financieringsvraag).

Tot slot wens ik er u nog op te wijzen dat inzake behoorlijk bestuur vandaag de financiële weerslag voor het Gewest enkel a posteriori wordt afgemeten aangezien dit zelf geen stem in het kapittel heeft.