Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het Energie- en klimaatplan 2030.

Indiener(s)
Marie Nagy
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 194)

 
Datum ontvangst: 04/11/2019 Datum publicatie: 11/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 07/05/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Voor mijn partij DéFI zijn de ecologische transitie en de strijd tegen de opwarming van het klimaat van prioritair belang. We zijn dan ook heel tevreden dat deze regering, conform haar beleidsakkoord, een Energie- en Klimaatplan gelanceerd heeft dat zich helemaal inschrijft in de Klimaatakkoorden van Parijs.

Het is niet eenvoudig om binnen het bestek van een interpellatie (schriftelijke vraag) al de maatregelen te behandelen die in dat Brusselse plan worden aangekondigd. Ik zal het plan dus eerder in zijn globaliteit bekijken en enkel nader ingaan op een paar punten die me belangrijk genoeg lijken om ze grondiger te ontwikkelen:

- de methodologie en de timing;
- de financiering;
- de tussentijdse doelstellingen per sector en per maatregel, tussen dit moment en 2030.

Verder zou ik de bevoegde ministers willen ondervragen over de kwestie van de biodiversiteit en over de maatregelen die nodig zijn om die biodiversiteit te beschermen en te ontwikkelen, dit in samenhang met de C02-emissies.

Dat raakt ook de kwestie van de huishoudelijke brandstoffen, waarmee mensen zich in een grootstad als Brussel verwarmen. Men moet dat zien in samenhang met de staat van het vastgoedpatrimonium van de stad en met de sociaal-economische kenmerken van de bevolking (kansarme groepen, jonge koppels enzovoort). Beschikt u over betrouwbare gegevens over de situatie op dat vlak, wetende dat er de laatste twee decennia geen volkstelling is geweest?

In de bouwsector komt er een nieuwe verplichting: afbraakmaterialen worden niet langer als afval beschouwd, maar als grondstoffen voor een nieuw gebouw. Kunnen we al een eerste zicht krijgen op de kalender voor dit soort maatregelen? Wanneer zullen ze ingaan en wat zal hun effect zijn op de CO2-uitstoot?

Al de veranderingen die in het Energieplan worden voorgesteld, zullen zeker een impact hebben op ons Gewest en zijn inwoners. Het plan legt sterk de nadruk op het aspect solidariteit en DéFI is daar blij om. We moeten ons echter realiseren dat de maatregelen ook sterk de middenklasse zullen raken. Huizen beter isoleren, huizen anders verwarmen, dat zal allemaal een flinke weerslag hebben op het budget van die gezinnen. Tel dat samen bij de hoge prijzen van het vastgoed en het risico wordt weer wat groter dat die middenklasse het Gewest verlaat. Wat natuurlijk te betreuren is, want ons Gewest heeft baat bij een sociale diversiteit. Welke concrete middelen wil de regering inzetten om ook die groep wat te steunen?

Het Gewest kiest voor een uitstap uit de diesel tegen 2030 en voor het instellen van nul-emissiezones in wijken waar de luchtkwaliteit het meeste zorgen baart. Werden die zones al afgebakend? Hoe snel wil men dit soort maatregelen treffen? Men moet immers beseffen dat de urgentie groot is inzake klimaat en volksgezondheid.
 
 
Antwoord    1.

In dit geval laat uw vraag mij niet toe vast te stellen naar welke inventarisatie u verwijst.

Er zijn echter veel recente gegevens beschikbaar over de sociaaleconomische kenmerken van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waaronder:

· demografische gegevens (aantal personen en huishoudens, grootte van het huishouden, demografische trends, leeftijden, enz.),  
· het inkomen van de bevolking;
· gegevens over personen in precaire situaties.

U kunt de beschikbare gegevens raadplegen op de website van het Brussels Instituut voor Statistiek en Analyse (BISA), dat statistieken voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest opstelt op basis van recente gegevens.

U kunt ook de volgende documenten raadplegen:

· enerzijds, de barometer Energiearmoede van de Koning Boudewijnstichting, die elk jaar wordt bijgewerkt; de laatste editie dateert van 2019 en bestrijkt de periode 2009-2017.  De barometer presenteert gegevens per gewest, analyseert de trends en  bevat ook gegevens over de huisvestings- en energiekosten per gewest.
· anderzijds, de website ‘Wijkmonitoring van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest’, die veel recente gegevens bevat
http://wijkmonitoring.brussels/.

De Wijkmonitoring is een interactief instrument voor de opvolging van de 145 Brusselse wijken. Deze wijken, ontworpen als stedelijke observatie-entiteiten, maken een fijne en gemakkelijke aflezing van het gewestelijke grondgebied op infra-gemeentelijke schaal mogelijk.

Het doel van de Wijkmonitoring is om een selectie van indicatoren aan te reiken die de dynamiek en de territoriale verschillen binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest karakteriseren. Kaarten, tabellen en grafieken illustreren de toestand van de wijken volgens verschillende thema's: bevolking, arbeidsmarkt, huisvesting, enz.


2.

Sinds 2009 ondersteunt het Gewest de sector van het hergebruik van bouw- en afbraakmaterialen. De Europese doelstelling is 70% recyclage en andere vormen van nuttige toepassing voor het totale gewicht aan bouw- en sloopafval tegen 2020 voor elke lidstaat. Deze doelstelling is al ruimschoots overschreden door het Gewest, met 91% recyclage en terugwinning. Dit heeft de sector geleid naar voorbeeldprestaties op het gebied van energetisch en milieuvriendelijk bouwen of renoveren (keuze van duurzame materialen, biodiversiteit op het terrein, waterbeheer, enz.).  

De strategische doelstelling 5 van het Hulpbronnen- en Afvalbeheerplan 2018-2023 (HABP) is bedoeld om de overgang van de bouwsector naar een circulair beheer van hulpbronnen en bouwafval voort te zetten en te versterken. Het doel is om de directe broeikasgasemissies (BKG) te verminderen die verband houden met het bouwafval dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt geproduceerd, maar ook de indirecte BKG-emissies die verband houden met de invoer van bouwproducten en -materialen in ons gewest, die ongeveer 83% van de totale BKG-uitstoot in het Brusselse gewest, alle sectoren samen, zouden vertegenwoordigen.

Doelstelling 5 is specifiek gericht op het ontwerp, de renovatie, de bouw, de selectieve sloop, het hergebruik en de recyclage van materialen. De operationele acties die voor deze doelstelling zijn gepland, zijn talrijk en zijn gespreid over 5 jaar. Ze zijn uitgebreid na de instelling van de nieuwe gewestregering in juli 2019. Halverwege de looptijd (2021) zal de vooruitgang worden geëvalueerd.

Het Gewest voert reeds verschillende acties uit in samenwerking met de sector: het Europese BAMB-project (Building As Material Bank - ontwerp en realisatie van volledig demonteerbare gebouwen); het EFRO-project ‘BBSM’ (Brussels' Buildings: Source of future Materials); de projectoproepen ‘be.circulaire’ voor praktische experimenten in de demontage en het hergebruik van bouwmaterialen in renovatiewerven in Brussel, met een categorie ‘duurzame werven’ in 2020; de animatie van een Brussels platform voor hergebruik dat een waardeketen organiseert die de economische activiteiten in Brussel die in deze richting werken, samenbrengt. Het Intereg-project ‘FCRBE’ (Facilitating the Circulation of Reclaimed Building Elements in Northwestern Europe), waarbij veel Brusselse en Belgische spelers betrokken zijn, wil de bouwsector uitrusten met hulpmiddelen voor hergebruik, met name door middel van pre-deconstructie-inventarissen.

Er wordt ook een ‘End of waste’-studie uitgevoerd met alle spelers in de sector om erkende criteria vast te stellen voor wanneer aan afval niet langer het statuut van afval wordt toegekend voor bepaalde stromen (voornamelijk aggregaten, zand en uitgegraven aarde) zodat ze erkend worden als producten na de behandeling die ze hebben ondergaan. De resultaten zullen het mogelijk maken om BRUDALEX, het gewestelijke rechtskader van uitvoeringsregels inzake afvalbeheer, tegen het einde van 2020 te herzien.

Binnen het Gewest wordt een ‘sorteerprotocol’ ontwikkeld met alle Brusselse actoren uit de sector. Het doel is de sector te begeleiden bij het identificeren, inventariseren en beheren van gevaarlijk afval om zo te zorgen voor een hoogwaardige recyclage van het overige afval. Het Gewest wil deze procedure samenvoegen met de inventaris van hergebruik om een allesomvattend instrument te bieden voor het duurzaam beheer van bouwmaterialen. Er zijn ook stimulansen voorzien voor sortering en recyclage via een stimulerende prijsstelling door particuliere inzamelaars en een aanpassing van de belasting op sorteercontainers om rekening te houden met de sorteerkwaliteit van de aangeboden containers.

Het GPCE, het Gewestelijk Programma voor Circulaire Economie, bepaalt op zijn beurt dat de Belgische federatie van ondernemingen die actief zijn in de behandeling en recyclage van afval - Go4Circle, het Wetenschappelijk en Technisch Centrum voor het Bouwbedrijf - WTCB, en de Confederatie Bouw Brussel-Hoofdstad - CBB-H, projecten coördineren voor de lokale recyclage van bouwafval, om de lokale inzameling en recyclage met hoge toegevoegde waarde van bepaalde stromen die relevant zijn voor Brussel (bv. isolatie, kunststoffen, enz.) te versterken. 
Ook in het kader van het GPCE wordt een overheidsopdracht voor de begeleiding en aanmoediging van de sector in de richting van duurzame en circulaire praktijken uitgevoerd en elk jaar vernieuwd.


3.

De investeringen die moeten worden gedaan om deze overgang te waarborgen, zullen inderdaad kolossaal zijn en veel huishoudens zullen wellicht niet over het nodige budget beschikken om dergelijke werken uit te voeren;

De financiële steun zal dus in verhouding moeten staan tot de ambities die met deze strategie worden nagestreefd. Er bestaan weliswaar al financiële steunmechanismen om de uitvoering van energiebesparende werken aan te moedigen: de Brusselse Groene Lening en de energiepremies zijn daarvan de beste voorbeelden. Deze zullen echter aan de nieuwe ambities moeten worden aangepast. De groene lening, waarvan het activeringspercentage momenteel vrij laag is, zal aantrekkelijker en toegankelijker worden gemaakt: op korte termijn is het de bedoeling om dit mechanisme open te stellen voor iedereen en de lening uit te breiden tot investeringen ter ondersteuning van energiebesparende werken; op middellange termijn overwegen we nog een paar andere, meer ingrijpende aanpassingen, zoals een verlenging van de looptijd van de lening en het systematisch opnemen van premies in de berekening van het terug te betalen bedrag.

Het systeem van de energiepremies zal worden herzien in het licht van de ingevoerde verplichtingen; het zou ook moeten worden uitgebreid met de ondersteuning van warmte- en elektriciteitsproductie op basis van hernieuwbare energiebronnen. Op langere termijn zal er worden nagedacht over het creëren van complementariteit en coherentie binnen het geheel aan premies voor gebouwen (gemeentelijke en gewestelijke), alsook over afstemming ten opzichte van de vereisten met betrekking tot andere aspecten van duurzaamheid.

Op de korte termijn zal de financiering van werken grotendeels ondersteund blijven worden via een premiestelsel; dit stelsel zal op langere termijn, ten minste gedeeltelijk, baan moeten ruimen voor andere mechanismen. Het zou inderdaad illusoir zijn om te veronderstellen dat de financiële inspanning uitsluitend gebaseerd zou zijn op de overheidsbegroting. Alle financieringshefbomen moeten worden geactiveerd: aanwending van spaargelden van de burger, aantrekkelijke bankproducten, fiscale stimulansen, derde-investeerders, participatieve financiering, activering van Europese fondsen, enz.


4.

Het NEKP streeft er niet alleen naar dat dieselvoertuigen uiterlijk in 2030 worden uitgefaseerd, maar ook dat benzine- en LPG-voertuigen uiterlijk in 2035 uit het verkeer worden genomen.

Om deze ambitieuze overgang op een ordelijke en empirisch onderbouwde manier te realiseren en passende begeleidende maatregelen te treffen, zijn verschillende studies gestart die het mogelijk maken een duidelijk stappenplan op te stellen. Deze studies zijn gericht op de gevolgen voor (i) de luchtkwaliteit en het klimaat, (ii) de volksgezondheid, (iii) de overheidsbegrotingen, (iv) de sociaaleconomische en mobiliteitsaspecten van deze belangrijke maatregel.

Het is in deze context dat het NEKP aangeeft dat de Regering "zich er derhalve toe verbindt na te denken over de realisatie van 'zero‐emissiezones' (ZEZ) in de Vijfhoek of in bepaalde gebieden, bijvoorbeeld in de handelsknooppunten. Aan deze ZEZ zouden strengere toegangscriteria worden gekoppeld dan die voor de LEZ. Het verbod op diesel‐ en benzinewagens en op gemotoriseerde tweewielers zou overigens worden versneld en eventueel gepaard gaan met een volledig verbod op vrachtwagens (rekening houdend met eventuele afwijkingen)”.
De lopende studie, waarvan de resultaten tegen het einde van het jaar worden verwacht, kan licht werpen op het belang van de invoering van dergelijke zones om de overgang te versnellen. Dit omvat echter niet de vaststelling van de reikwijdte van dergelijke gebieden of een gedetailleerde analyse van de gevolgen ervan.

Het concept van ZEZ's, zoals besproken in het NEKP, richt zich daarom meer op de Vijfhoek en de handelsknooppunten. Deze ZEZ's zouden een aanvulling kunnen zijn op de voetgangerszones die worden ingesteld of op de gebieden waar beperkingen gelden, zoals op de Elsensesteenweg. Een ZEZ-regeling is met name bedoeld om ‘zero-emissieleveringen’ in de handelsknooppunten op te leggen, maar ook om ‘zero-emissiebus- en taxidiensten’ verplicht te stellen. De uitvoering van dergelijke ZEZ's impliceert noodzakelijkerwijs overleg en samenwerking tussen de verschillende betrokken actoren: in het bijzonder de gewestelijke en gemeentelijke overheden, de MIVB, de vervoerders, de handelaars, de taxi's, de buurtbewoners, enz. Een dergelijke maatregel kan inderdaad de realisatie van een lokaal distributiecentrum vereisen om de laatste kilometer per bakfiets te kunnen afleggen; of zelfs laadpunten.

Wat de timing betreft, zal de ontwikkeling van dergelijke gebieden nog steeds tijd vergen. Zo exploiteert de MIVB momenteel slechts 3 elektrische buslijnen. Het beheercontract van de MIVB (2019 - 2023) bepaalt dat de MIVB vanaf 2025 enkel nog zal investeren in nieuwe elektrische bussen.

Tegelijkertijd zal de Regering een reeks andere maatregelen invoeren die gericht zijn op het verminderen van de emissies van het wegvervoer, met name door de LEZ te versterken en het verkeer te verminderen zoals voorzien in het gewestelijke mobiliteitsplan ‘Good Move’.