Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de uitzondering voor de voertuigen van euronorm 3 in de Brusselse LEZ.

Indiener(s)
Ibrahim Dönmez
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 203)

 
Datum ontvangst: 29/01/2020 Datum publicatie: 04/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 29/04/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Brussel ontzegt aan heel wat voertuigen de toegang tot zijn lage-emissiezone. Nu leren we uit een artikel van RTBF dat aan heel wat auto’s die slechts aan de Euro 3-norm beantwoorden, een afwijking op die regelgeving zou worden toegestaan.
 
Om te beginnen gaat het over alle voertuigen die een dringende interventie moeten kunnen uitvoeren: politie, brandweer, leger en civiele veiligheid.
 
Dat komt onrechtvaardig over bij heel wat Brusselse ingezetenen die hun Euro 3-wagen hebben moeten wegdoen (en binnenkort ook hun Euro 4-wagen) om in hun stad te mogen rijden. Dat soort uitzonderingen kan frustratie opwekken. De hele uitzonderingsprocedure roept trouwens vragen op over de modaliteiten en de invoering ervan.
 
Het bewuste RTBF-artikel:
https://www.rtbf.be/info/societe/detail_des-vehicules-de-police-trop-polluants-pour-rouler-a-bruxelles?id=10403738

Ik zou hier graag de volgende vragen over stellen:
 
- Voor hoe lang geldt deze afwijkende maatregel?
 
- Geldt de afwijking enkel op die momenten waarop de voertuigen in kwestie hun specifieke urgente interventies uitvoeren? Of geldt ze ook wanneer die voertuigen hun normale patrouilles uitvoeren?

- Hoe groot is het aantal voertuigen dat deze uitzonderingsmaatregel geniet? Hoe groot zou de winst inzake de beperking van vervuilende emissies zijn mocht die uitzonderingsregel niet bestaan?
 
 
Antwoord    De lage-emissiezone van het Brussels Gewest werd 2 jaar geleden ingesteld en verbiedt het verkeer van de meest vervuilende voertuigen om de luchtkwaliteit, en dus de gezondheid van iedereen, te verbeteren.

Om activiteiten die gericht zijn op het ingrijpen in noodsituaties en dus om de veiligheid van iedereen te waarborgen, niet in gedrang te brengen, heeft het LEZ-besluit voorzien in een vrijstelling voor:

- prioritaire voertuigen
- voertuigen die worden gebruikt in een noodsituatie of reddingsoperatie op verzoek van de brandweer, de politie, het leger, de civiele bescherming of de wegbeheerders.
- Voertuigen van het leger

Prioritaire voertuigen worden gedefinieerd in artikel 37 van de Wegcode, d.w.z. voertuigen die zijn uitgerust met een of meer blauwe zwaailichten en een speciale claxon.
Politievoertuigen, die het voorwerp uitmaken van het artikel dat u aanhaalt, behoren meestal tot de eerste categorie, net als bijvoorbeeld ziekenwagens.

Deze afwijking is van onbepaalde duur zolang het voertuig aan de criteria voor de afwijking blijft voldoen.

De afwijking wordt dus toegekend aan voertuigen die aan de voorwaarden voldoen en niet in functie van de opdracht (eenvoudige patrouille- versus noodmissie).

De afwijking voor voertuigen die in noodsituaties of bij reddingsoperaties op verzoek van de brandweer, de politie, het leger, de civiele bescherming of de wegbeheerders worden gebruikt, houdt daarentegen verband met de noodsituatie. De afwijking kan na de noodsituatie worden aangevraagd op basis van bewijsstukken en voor de duur van de interventie.

Eind 2019 had Brussel Fiscaliteit voor deze twee categorieën 946 afwijkingen toegestaan (848 prioritaire voertuigen, 98 voertuigen in noodsituaties). Dit kan echter veel lijken; in de gegevens over prioritaire voertuigen zijn er echter ook prioritaire voertuigen die nog steeds voldoen aan de toegangscriteria, evenals voertuigen die slechts zeer zelden in Brussel rijden, maar die bij wijze van voorzorgsmaatregel werden meegedeeld aan Brussel Fiscaliteit.

In het artikel dat u aanhaalt, stelt de woordvoerder van de Federale Politie zelf dat een reorganisatie van het wagenpark werd uitgevoerd om de circulatie van vervuilende voertuigen in de LEZ te beperken. Slechts een minderheid van deze 946 voertuigen is dan ook echt betrokken in de LEZ.

Zo hebben de ANPR-camera's eind 2019 slechts maximaal 9 voertuigen geïdentificeerd die in strijd met de toegangscriteria voor 2019 per dag in het circulatie zijn, op een totaal van 300.000 tot 400.000 unieke platen die per dag worden gelezen.

Leefmilieu Brussel beoordeelde de impact van de LEZ op de luchtkwaliteit door rekening te houden met een globaal percentage van de "vervuilende" voertuigen in het verkeer, of het nu gaat om een afwijking, een pass of een overtreding. Dit verslag is beschikbaar op de website www.lez.brussels. Een specifieke analyse van de milieu-impact van de prioritaire voertuigen die in het verkeer circuleren in strijd met de LEZ, zou niet wetenschappelijk significant zijn, gezien het kleine aantal betrokken voertuigen en het aantal onzekere factoren dat verband houdt met de modellering (informatie over afgelegde kilometers, etc.).

Er moet ook worden opgemerkt dat in alle andere steden met lage-emissiezones die door Leefmilieu Brussel werden bestudeerd (wetgeving van het Vlaamse Gewest, Nederland, Berlijn, enz.), prioritaire voertuigen een afwijking genieten.

Dit alles mag echter niet verhinderen dat de autoriteiten die de prioritaire voertuigen beheren, geen maatregelen nemen om de milieuprestaties van hun wagenpark te verbeteren. In Brussel stelt het Gewest dus al lang eisen aan het voorbeeldkarakter van de gewestelijke en lokale overheden bij de aankoop en het beheer van het wagenpark. Deze dragen ook bij aan de verbetering van de milieuprestaties van publieke voertuigen, zoals blijkt uit het evaluatieverslag over deze maatregel, dat u online kunt raadplegen:
https://environnement.brussels/thematiques/mobilite/gestion-du-parc-automobile-des-autorites.