Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de beslissing om de stijging van de waterprijs op te schorten.

Indiener(s)
Emmanuel De Bock
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 219)

 
Datum ontvangst: 04/03/2020 Datum publicatie: 11/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 07/05/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Wij hebben vernomen dat Vivaqua wilde overgaan tot een verhoging van de waterprijs bij mensen die een gemeenschappelijke meter hebben.

Na een fel gemediatiseerde saga, waarin de minister de directie van Vivaqua bij zich riep over de uitvoering van die maatregel, horen we vandaag dat de minister de verhoging van de waterprijs opschort zolang er geen akkoord is over de nieuwe watertarieven.

Met mijn vraag wil ik meer te weten komen over de volgorde die de doorslag gaf bij die aankondiging in verband met de goedgekeurde ordonnantie.

Heeft Vivaqua de ordonnantie verkeerd geïnterpreteerd? Was de door Vivaqua ingevoerde maatregel onwettig? Wat heeft de raad van bestuur over de kwestie beslist? Hoe zit het met het ingrijpen van de minister nu de politiek niets meer te zeggen heeft over de waterprijzen? Moet de regering die bevoegdheid opnieuw in handen krijgen?

Daarnaast vernamen we dat de Brusselse intercommunale watermaatschappij de cijfers van de Coördinatie Gas-Elektriciteit-Water Brussel (CGEE) loochent: 1/3 van de Brusselaars, en geen 2/3, zou er negatieve gevolgen van ondervinden.

Ik zou u graag daarover formeel vragen stellen. Wat is ervan aan? Kunt u ons langs officiële weg de cijfers bezorgen en die van de CGEE bevestigen of ontkrachten?


Op de website
ladh.be van vandaag:

Laurence Bovy, algemeen directeur van Vivaqua, zal woensdag aan de raad van bestuur van Vivaqua voorstellen om de ordonnantie te schorsen die een verhoging van de waterfactuur met 20% voor een groot aantal Brusselse gezinnen met zich mee zou brengen. Die verhoging komt doordat op 1 januari jongstleden een ordonnantie van kracht is geworden waardoor de waterprijs bij gezinnen die afhangen van een gemeenschappelijke meter, anders wordt berekend.

Met andere woorden: op dit moment zien de betrokken Brusselaars hun waterfactuur nog niet met 20% stijgen. De ongeveer 15.000 gezinnen die hun factuur, opgemaakt volgens de nieuwe ordonnantie, al hadden betaald, krijgen van Vivaqua een nieuwe afrekening, volgens de oude berekeningswijze.

Anders dan in de schattingen van de Coördinatie Gas-Elektriciteit-Water Brussel was de nieuwe ordonnantie van toepassing op 48,5% van de Brusselse huishoudens, en niet op twee derde. 12% van hen zou zijn factuur zien dalen. Een derde van de Brusselaars zou dus negatief getroffen worden.

Volgens Alain Maron (Ecolo), de Brusselse minister die het dossier onder zijn hoede heeft, blijft de opschorting gelden tot er een globaal akkoord is bereikt over de prijsevolutie. Er lopen al gesprekken over welke maatregelen moeten worden genomen, "ook over de sociale kant van de zaak".

De PTB heeft gisteren in de loop van de dag al meteen gereageerd op het nieuws. "Dit is ongezien. Precies hierom hebben wij eind 2019 een voorstel van ordonnantie ingediend om beslissingen over de waterprijs weer bij de regering te leggen. Nu, maanden nadat we ons voorstel hebben gedaan, is het nog altijd niet besproken in het parlement", luidt de kritiek van Françoise De Smedt, PTB-fractieleidster in het Brussels Parlement. "We eisen een spoeddebat in de commissie voor het Leefmilieu en in de plenaire vergadering, opdat het parlement waterkwesties naar zich toe zou trekken, want dat is een echte democratische uitdaging. Zulke cruciale beslissingen kunnen we niet aan Vivaqua overlaten, zelfs niet aan een instelling als Brugel."

's Avonds wilde de PS de rust herstellen bij monde van zijn Brusselse voorzitter Ahmed Laaouej. "De keuze die gisteravond is gemaakt, verheugt mij. Conform het regeerakkoord vragen wij dat er snel sociale tarieven komen, en laten we hopen dat er gauw een ontwerp van ordonnantie wordt ingediend", verklaarde de leider van de Brusselse socialisten.

Nochtans werd de verguisde ordonnantie vorig jaar goedgekeurd in het Brussels Parlement. Ze had afgelopen zomer zelfs van kracht moeten worden. Her en der klonk gisteren verbazing over het feit dat geen enkele politieke fractie of een andere specialist ter zake de implicaties op de tarieven had kunnen inschatten die de ordonnantie met zich mee zou brengen...
 
 
Antwoord    Het doel van deze interpellatie is om u te vragen naar wat er is voorafgegaan aan deze aankondiging in vergelijking met de aangenomen ordonnantie. Is de ordonnantie verkeerd geïnterpreteerd door Vivaqua? Heeft Vivaqua de maatregel onwettig doorgevoerd? Wat is de beslissing van de raad van bestuur in dit verband? Hoe zit het met de ministeriële tussenkomst aangezien de beslissing over de waterprijs niet meer in handen van de politici ligt? Moet deze bevoegdheid weer in handen van de regering komen?

Bovendien hebben we vernomen dat de Brusselse waterintercommunale de cijfers van de Coördinatie Gas-Elektriciteit-Water ontkent: 1/3 en niet 2/3 van de inwoners van Brussel zou de negatieve gevolgen hebben ondervonden.

Ik wil u ook graag officieel ondervragen over deze informatie. Wat is de situatie? Kunt u ons de cijfers op een officiële manier geven en die van de Coördinatie weerleggen of bevestigen?
Aangezien het gewoon de uitvoering van een bepaling van de nieuwe kaderordonnantie Water (KOW) betreft, die in het Brussels parlement is gestemd aan het einde van de vorige legislatuur, op voorstel van mevrouw Frémault, en in het Staatsblad is gepubliceerd, is er strikt genomen geen sprake van een ‘fout’ in de procedure; de maatregel is ook niet ‘onwettig’.

Dit gezegd zijnde, en om de bewoordingen van de raad van bestuur van Vivaqua in zijn communiqué van 4 maart te hernemen, is het duidelijk dat Vivaqua een beoordelingsfout heeft gemaakt door de administratieve uitvoering voort te zetten ‘zonder de mogelijke sociale gevolgen correct te hebben ingeschat’. Ook is gebleken dat de operationele beslissing ter goedkeuring had moeten zijn voorgelegd aan de raad van bestuur van Vivaqua - wat niet het geval was - aangezien elke rechtstreekse of onrechtstreekse beslissing met betrekking tot de tarieven binnen diens prerogatieven valt. Bijgevolg is de juridische nietigheid van de beslissing om artikel 38, §3, 4e streepje, op 1 januari 2020 in werking te laten treden, vastgesteld door de raad van bestuur, tijdens diens vergadering van 4 maart 2020.

Toen ik op de hoogte was, bestond mijn tussenkomst erin de directie van Vivaqua te ontmoeten, die mij op de hoogte heeft gebracht van de situatie en van het voorstel dat aan de raad van bestuur zou worden gedaan om de tariefwijziging op te schorten, met een verzoek om de ordonnantie snel te herzien. Ik heb dat voorstel aanvaard, om de belangen van de Brusselaars zo goed mogelijk te beschermen.

Wat de cijfers betreft, zijn tussen 1 januari en 2 maart 2020 in totaal 72.254 facturen verstuurd, waarvan ongeveer een derde naar niet-huishoudelijke gebruikers (bedrijven). Van de ongeveer 50.000 facturen die naar huishoudens zijn gestuurd, hadden ongeveer 10.500 betrekking op gebouwen met een collectieve meter voor meerdere woningen.

Een kwart van de facturen die naar deze gebouwen met collectieve meters is gestuurd, was voor een bedrag dat lager was dan het bedrag dat op basis van het progressieve tarief het geval zou zijn geweest.

Het was dan ook verkeerd om te beweren dat 2/3 van de Brusselse huishoudens een factuur die 20% of meer hoger lag, had kunnen krijgen.

In feite is 51,5% van de Brusselaars gedomicilieerd in een gebouw met een individuele meter en dus niet hierbij betrokken. Van de 48,5% die in een gebouw met een collectieve meter gedomicilieerd zijn, woont ongeveer een kwart in een gebouw waarvoor de factuur zou zijn gedaald. Als de maatregel het hele jaar zou zijn toegepast, zou hij dus een negatieve impact hebben gehad op ongeveer 35% van de Brusselaars.

Wat de genoemde bedragen van de verhoging betreft, kan ik u nog zeggen dat, op basis van de gegevens in het rijksregister dat op 1 januari 2020 is bijgewerkt en de laatst bekende gegevens bevat (cijfers van 2019), ongeveer 20% van de Brusselaars in een gebouw woont waarvoor de rekening, bij een volledig jaar toepassing van de wettelijke bepaling, met 20% of meer zou zijn verhoogd, en niet met 2/3, zoals de CGEW beweert. Voor de anderen zou de verhoging minder dan 20% hebben bedragen of ze zouden hebben geprofiteerd van een verlaging van hun factuur, die in sommige gevallen ook meer dan 20% had kunnen bedragen.