Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de al dan niet wijziging van de watertarieven.

Indiener(s)
Arnaud Verstraete
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 220)

 
Datum ontvangst: 04/03/2020 Datum publicatie: 11/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 07/05/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/03/2020 Ontvankelijk Uitgebreid Bureau van het Parlement
 
Vraag    Op 3 maart konden we in de media (L'Echo, Bruzz,...) lezen dat voor maar liefst tweederde van de Brusselse gezinnen de waterfactuur 20% hoger zal worden door een tariefwijziging van Vivaqua die sinds 1 januari van kracht is. Dit is berekend door de Coördinatie Gas-Elektriciteit-Water Brussel (CGEE). Vivaqua hanteert sinds 1 januari een progressief tarief, waarbij de waterprijs afhangt van het verbruik, rekening houdend met het aantal personen in een huishouden. Dit tarief is echter alleen van toepassing op huishoudens met een individuele watermeter; huishoudens met een collectieve watermeter krijgen een lineair tarief. Dit lineaire tarief bedraagt €4,03 per m3 water, het progressieve tarief is gemiddeld €3,31 per m3. Aangezien slechts een derde van de Brusselse huishoudens een individuele waterteller heeft, betekent dat dat tweederde van de Brusselse gezinnen het lineaire tarief van €4,03 per m3 zal betalen, 20% meer dan het progressieve tarief. Een enorm verschil!

Er lijkt een risico te ontstaan op discriminatie, aangezien dit vooral bewoners van appartementsgebouwen treft die geen individuele watermeters hebben. De meest kwetsbare Brusselaars bevinden zich natuurlijk vaker in dit soort situaties. Dit kan niet de bedoeling zijn.

Een dag later werd duidelijk in nieuwe berichtgeving dat deze beslissing zonder medeweten van de bevoegde Minister genomen werd. De tariefwijziging zou met onmiddellijke ingang worden opgeschort. Dit is natuurlijk een goede ingreep, maar toch roept de situatie veel vragen op. Zowel naar de oorzaken ten gronde van de plots doorgevoerde prijsstijging, als over de manier waarop.

Ik heb daarom de volgende vragen:

· Hoe is het mogelijk dat drastische prijsverhogingen voor een belangrijk gemeengoed als water beslist kunnen worden zonder betrokkenheid van een Minister?

· Hoe is de beslissing voor de tariefwijziging tot stand gekomen?

· Wanneer werd u op de hoogte gesteld en op welke manier? Was u op de hoogte van de discriminatoire effecten van deze tariefwijziging?

· Zijn er fouten gemaakt in de procedure?

· Waarom was er een wijziging van de tarieven nodig met de splitsing in een lineair en progressief tarief, die uiteindelijk voor veel huishoudens voor een stijging van de factuur betekent?

· Wat ligt hier van aan de basis en wat zijn meer gepaste manieren om het probleem aan te pakken?

· Op basis van welke berekeningen en criteria is er besloten dat deze vorm van tarificatie nodig was? Is rekening gehouden met de mogelijke effecten ervan?

· Welk overleg heeft u al gehad met Vivaqua en Brugel hierover?

· De tariefwijziging zou nu worden opgeschort, wat een goede, maar voorlopige maatregel is. Hoe zullen de discussies op langere termijn verlopen om gezamenlijk tot een akkoord over de tarieven te komen? Hoe zal hierbij het sociale aspect in acht worden genomen?

· Welke acties hebt u ondernomen en welke maatregelen treft u om dit soort toestanden in de toekomst te vermijden?

· Komt er nog een prijsstijging en zoja wanneer?
 
 
Antwoord    De wijziging van het artikel van de ordonnantie tot opstelling van een kader voor het waterbeleid (kaderordonnantie Water - KOW) die tot deze tariefverhoging heeft geleid, is in augustus 2018 voorgesteld en besproken in een werkgroep die zich bezighoudt met de herziening van de KOW (werkgroep opgericht in 2016), waarin Leefmilieu Brussel, Vivaqua, de BMWB en het kabinet van de toenmalige minister bevoegd voor Waterbeleid vertegenwoordigd waren. Tot deze verhoging is dus wel degelijk besloten met de tussenkomst van de minister die bevoegd was voor het waterbeleid van 2014 tot 2019. De beslissing is op 16 mei 2019 goedgekeurd door de regering.

De beslissing is genomen als volgt. In de eerste plaats moet worden benadrukt dat het niet gaat om een tariefwijziging, maar om een nieuwe manier om de bestaande tarieven toe te passen: de gewijzigde ordonnantie verschuift de gebruikers van een categorie (waarvoor het progressieve tarief wordt toegepast) naar een andere (waarvoor het bestaande lineaire tarief wordt toegepast).

Meer bepaald gaat het om de administratieve uitvoering, door de diensten van Vivaqua, van artikel 38, §3, 4e streepje, van de KOW, zoals gewijzigd bij de ordonnantie van 16 mei 2019. De wijziging van dit artikel van de KOW heeft de volgende weg afgelegd:

1°) De wijziging is in augustus 2018 voorgesteld en besproken in een werkgroep die zich bezighoudt met de herziening van de KOW (werkgroep opgericht in 2016), waarin Leefmilieu Brussel, Vivaqua, de BMWB en het kabinet van de minister bevoegd voor Waterbeleid vertegenwoordigd waren.
2°) In oktober 2018 heeft de minister haar wijzigingen aan de KOW voorgelegd aan de regering, die deze op 28 maart 2019 in derde lezing heeft goedgekeurd.
3°) Op 2 april 2019 is de tekst ingediend bij het Parlement, vervolgens gestemd in de commissie op 23 april 2019 en gestemd in de plenaire vergadering op 30 april 2019. De tekst is afgekondigd op 26 mei 2019.
4°) De wijziging van de ordonnantie is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 24 juni 2019.

Aangezien de wetgever geen specifieke datum van inwerkingtreding voor het gewijzigde artikel 38 had voorzien, had dit artikel volgens de algemene rechtsbeginselen tien dagen na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad in werking moeten treden, d.w.z. op 4 juli 2019.

De diensten van Vivaqua hebben er echter de voorkeur aan gegeven om deze bepaling om operationele redenen op 1 januari in werking te laten treden.

Deze operationele beslissing is te goeder trouw genomen door de diensten, zonder voorafgaande bespreking in het directiecomité, het uitvoerend bureau of de raad van bestuur.

Mijn kabinet is op 28 februari op de hoogte gebracht van de situatie door de Coördinatie Gas-Elektriciteit-Water (CGEW). Ik was uiteraard niet op de hoogte van de discriminerende gevolgen van deze tariefwijziging en heb daarom onmiddellijk contact opgenomen met Viviqua, dat de opschorting van de maatregel heeft voorgesteld.

Aangezien het gewoon de uitvoering van een bepaling van de nieuwe KOW betrof, die in het Brussels parlement was gestemd en in het Staatsblad was gepubliceerd, was er strikt genomen geen sprake van een ‘fout’ in de procedure; de maatregel is ook niet ‘onwettig’.

Dit gezegd zijnde, en om de bewoordingen van de raad van bestuur van Vivaqua in zijn communiqué van 4 maart te hernemen, is het duidelijk dat Vivaqua een beoordelingsfout heeft gemaakt door de administratieve uitvoering voort te zetten ‘zonder de mogelijke sociale gevolgen correct te hebben ingeschat’. Ook is gebleken dat de operationele beslissing ter goedkeuring had moeten zijn voorgelegd aan de raad van bestuur van Vivaqua - wat niet het geval was - aangezien elke rechtstreekse of onrechtstreekse beslissing met betrekking tot de tarieven binnen diens prerogatieven valt. Bijgevolg is de juridische nietigheid van de beslissing om artikel 38, §3, 4e streepje, op 1 januari 2020 in werking te laten treden, vastgesteld door de raad van bestuur, tijdens diens vergadering van 4 maart 2020.

De bepaling in kwestie heeft tot gevolg dat de abonnees overstappen van het progressieve tarief naar het lineaire tarief. Het betreft abonnees die wonen in een gebouw met meerdere woningen dat met een enkele collectieve meter is uitgerust.

Het doel van deze bepaling is om, door toepassing van het lineaire tarief, te reageren op situaties die zich voordoen wanneer in hetzelfde gebouw personen samenwonen die er gedomicilieerd zijn en personen die er verblijven zonder er gedomicilieerd te zijn: de wetgeving vereist dat Vivaqua alleen rekening houdt met personen die in deze gebouwen gedomicilieerd zijn om het gemiddelde verbruik per persoon vast te stellen, waardoor de schijven van het progressieve tarief kunnen worden toegepast; dit kan leiden tot aanzienlijke verschillen, zowel naar boven als naar beneden, in de facturen van het ene jaar tot het andere, niet afhankelijk van het verbruik van het huishouden, maar van het simpele feit dat andere bewoners van het gebouw er al dan niet gedomicilieerd zijn (cf. kotstudenten die bij hun ouders gedomicilieerd blijven, buitenlandse werknemers die zich tijdelijk in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vestigen, beoefenaars van vrije beroepen of zelfstandigen die een appartement voor professionele doeleinden gebruiken, enz.)

Bovendien heeft de samenvoeging van het verbruik van alle bewoners van het gebouw tot gevolg dat huishoudens met een laag verbruik bijdragen voor andere huishoudens met een hoog verbruik (aangezien het gemiddelde verbruik per persoon die in het gebouw gedomicilieerd is, als basis voor de prijsstelling wordt gebruikt).

De wijziging van de ordonnantie was dus bedoeld om dit soort situaties te corrigeren: door het lineaire tarief toe te passen, zouden huishoudens (al dan niet gedomicilieerd) die verblijven in een gebouw dat is uitgerust met een enkele meter voor meerdere woningen, hun aandeel in de waterkosten niet meer zien variëren naar gelang van de aard van de andere bewoners van het gebouw (al dan niet gedomicilieerd; beroepsuitoefenaars of bewoners) en hun verbruiksgewoonten.

Deze overgang van het ene tarief naar het andere, op 1 januari 2020, heeft in sommige gevallen geleid tot een lagere totale factuur voor het gebouw en in andere gevallen tot een hogere dan op basis van het progressieve tarief het geval zou zijn geweest.

Het is duidelijk dat,

- zelfs als - zoals zojuist is gezegd - de overschakeling op het lineaire tarief in sommige gevallen heeft geleid tot een lagere totale factuur voor het gebouw en in andere gevallen tot een hogere dan op basis van het progressieve tarief het geval zou zijn geweest, en
- ook al heeft Vivaqua in de begroting 2020 geen extra inkomsten hieruit opgenomen,
Vivaqua de mogelijke sociale gevolgen van de inwerkingtreding van deze bepaling voor bepaalde gebruikers niet correct heeft ingeschat.

Ik heb gevraagd om de directie te ontmoeten op dinsdag 3 maart. De directie heeft mij meegedeeld dat zij aan haar raad van bestuur, die de volgende dag, woensdag 4 maart, vergaderde, zou voorstellen om de uitvoering van de betrokken bepaling in de facturatie op te schorten, in afwachting van een globaal akkoord over de evolutie van de tarieven, met inbegrip van de sociale aspecten en in het bijzonder van het sociale tarief. De directie heeft mij ook gevraagd om de ordonnantie te herzien, wat ik heb aanvaard, in het belang van de Brusselaars.

Ten slotte heeft de raad van bestuur van Vivaqua de directie de opdracht gegeven om, in toepassing van dit artikel, de sinds 1 januari 2020 uitgereikte facturen te annuleren en de betrokken abonnees een factuur toe te sturen op basis van het progressieve tarief en, in voorkomend geval, het eventueel te veel betaalde bedrag zo snel mogelijk terug te betalen. Op 27 maart 2020 was 90% van de correcties op de ongeveer 10.500 betrokken facturen verzonden; de resterende 10% zijn facturen die handmatig moeten worden verwerkt: de operatie is aan de gang en alles zou voor eind april geregulariseerd moeten zijn.

De nieuwe regeling voor de toepassing van de bestaande tarieven is opgeschort. Momenteel is het doel van het kabinet om sociale maatregelen voor de meest kwetsbare personen in te voeren op hetzelfde moment als de invoering van de werkelijke kostprijs van water voor de Brusselse gebruikers in 2022. Op 1 januari 2022 wordt immers een tariefverhoging gepland na de invoering van de werkelijke kostprijs van water (laten we hier in herinnering brengen dat het water in Brussel het goedkoopste van alle grote steden in België is - tussen 25% en 55% goedkoper - en dat de waterprijs sinds 2014 door de vorige regering is bevroren). Er zullen dus tal van sociale maatregelen worden genomen, zoals de invoering van een sociaal watertarief voor onder meer de meest kwetsbaren. Op dit moment heeft het kabinet de werkgroep Waterarmoede opnieuw gelanceerd. Daarin zijn veel organisaties opgenomen die met deze problematiek te maken hebben: Federatie van de Bicommunautaire Maatschappelijke Diensten, Steunpunt - Schuldbemiddeling, Federatie van de Brusselse OCMW’s, Infor GasElek, vrederechters, Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting, evenals Vivaqua, Brugel en Leefmilieu Brussel. Deze werkgroep komt regelmatig bijeen over de thema's preventie, bescherming en tarifering om de meest relevante instrumenten te ontwikkelen om rekening te houden met het fundamentele sociale aspect in dit kader.

Er is onder meer een wijziging van de ordonnantie gepland om de nieuwe regels voor de toepassing van de tarieven als gevolg van de wijziging van de ordonnantie van 24 juni 2019 wettelijk op te schorten. Op 26 maart is hierover een nota voorgelegd aan de regering. Onze collega's in de regering zijn dus volledig op de hoogte van de evolutie in dit dossier.

Zoals u weet, is Brugel door de ordonnantie van eind 2017 belast met de opdracht van onafhankelijke tariefregulator voor de Brusselse watersector en is hij dus verantwoordelijk voor de regulering en omkadering van de tarieven voor drinkwatervoorziening en sanering van afvalwater in het Brusselse gewest. Om de werkelijke kostprijs van water in Brussel te bepalen, hebben intensieve contacten plaatsgevonden tussen Brugel en Vivaqua op vele gebieden: bepaling van de omvang van de activiteiten, kosten (beheersbare kosten versus niet-beheersbare kosten), verdeelsleutels, algemene tariefstructuur, enz.

Op basis van al dit werk heeft Brugel een tariefmethodologie ter advies voorgelegd aan het Comité van Watergebruikers en aan de Economische en Sociale Raad, en die methodologie onderworpen aan een openbare raadpleging vóór de validatie ervan. Op basis van die nieuwe methodologie kunnen nieuwe tarieven worden voorgesteld.

In de hierboven besproken ordonnantiewijziging is bepaald dat die nieuwe tarieven dus zullen kunnen worden voorgesteld om op 1 januari 2022 van kracht te worden, en niet eerder.