Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de zoeken naar EU-financiering voor gewestelijke initiatieven.

Indiener(s)
Geoffroy Coomans de Brachène
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 202)

 
Datum ontvangst: 11/03/2020 Datum publicatie: 25/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 19/05/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
25/03/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Is er, in de wetenschap dat het operationele programma van het EFRO voor 2014-2020 ten einde loopt, een aanvraag ingediend voor financiering door de Europese Unie van een aantal projecten de komende jaren?

Zo ja:

Zijn er al stappen ondernomen? Graag meer info over de dossiers en de krachtlijnen. In welk kader vallen die (structuurfondsen of andere programma's)? Wat was het antwoord van de Europese instanties op de aanvragen? Wat is de situatie, voor elk van deze projecten, van de gewestelijke interventie?
 
 
Antwoord    Mijns inziens kunnen de Europese financieringen van gewestelijke initiatieven opgedeeld worden in drie categorieën:

- Financieringen door al dan niet specifieke programma’s met een strikt regionaal karakter;
- Financieringen door operationele programma’s gefinancierd door de Europese Structuur- en Investeringsfondsen;
- Financieringen uit andere bronnen (EIB...).

In de afsluitende fase van de budgettaire cyclus 2014-2020 hebben mijn diensten in deze fase van de begrotingsonderhandelingen en bij gebrek aan een financieel meerjarenkader voor 2021-27 slechts een gedeeltelijk beeld van de toekomstige financieringsmogelijkheden, dat zult u begrijpen.

De financiering van onze gewestelijke initiatieven door specifieke programma’s als het voorziene « Europees Stedelijk Initiatief » (dat onder meer het bestaande initiatief « Stedelijke Innovatieve acties » moet gaan opslorpen) of door de programma’s die steun bieden rond specifieke thema’s (mobiliteit, innovatie…) is voorlopig immers moeilijk te bevatten. Veel van deze programma’s wachten op een budgettair kader om te worden opgesteld of afgerond en zonder informatie over de thema’s die steun krijgen, de mogelijke begunstigden, de kalender van de oproepen en de voorwaarden verbonden aan de tussenkomst is het moeilijk voor het Gewest om de kandidatuur van de projecten voor te bereiden. De verantwoordelijke administraties worden hierbij echter wel betrokken om zo goed als mogelijk op te volgen hoe de programma’s waarbij zij belang hebben evolueren. Brussel Huisvesting leidt momenteel trouwens een vernieuwend Brussels woonproject in dat steun krijgt van het programma Stedelijke Innovatieve Acties, het CALICO-project. Wat de verrichte investeringen daarvoor aangaat, verzoek ik u zich te wenden tot mevrouw Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting.

Voor de financieringen door de Programma’s van de Europese Structuur- en Investeringsfondsen zoals het EFRO wil ik erop wijzen dat deze niet werken aan de hand van de financiering van individuele projecten door de Europese Unie, maar dat deze laatste instaat voor de financiering van de Operationele Programma’s. Het Gewest hoeft dus niet elk project afzonderlijk voor te leggen maar wel een globaal Programma, dat het vandaag trouwens voor de helft cofinanciert.

Daarom heeft het Gewest nog geen stappen gezet met betrekking tot specifieke projecten maar werkt het veeleer aan de opmaak van het volgende Operationeel Programma. De werkzaamheden botsen daarbij soms op twee bronnen van onzekerheid: het verordenend kader enerzijds en het beschikbaar budget anderzijds.

Voor het eerste element moet erop worden gewezen dat de Europese Commissie eind mei 2018 het “wetgevend pakket” heeft gepubliceerd voor het toekomstig cohesiebeleid. Deze teksten zijn in onderhandeling met de Raad van de Europese Unie enerzijds en het Europees Parlement anderzijds. Deze toekomstige verordeningen zullen de steunmogelijkheden en het interventiekader vastleggen maar kunnen nog aanzienlijke wijzigingen ondergaan, wat de opmaak van de Programma’s bemoeilijkt.

Voor het tweede punt kan ik er u alleen maar aan herinneren dat de top van 20 en 21 februari jongstleden gewijd aan de goedkeuring van het toekomstig financieel Europees kader voor de periode 2021-27 is uitgedraaid op een mislukking. En naar mijn weten staat sindsdien geen nieuwe top op de agenda. Bovendien heeft de Commissie aangekondigd dat ze werkt aan een nieuw ontwerp van financieel kader, dat volgens de Voorzitster van de Commissie een « stimulus package » zal omvatten dat « ervoor zal zorgen dat de cohesie binnen de Unie behouden blijft op grond van solidariteit en verantwoordelijkheid ».

Er bestaan aanzienlijke divergenties tussen lidstaten maar ook met het Europees Parlement over de ambitie en het globaal volume van dit toekomstig kader, alsook over de middelen die besteed moeten worden aan de verschillende beleidsgebieden van de EU, waarbij ook het cohesiebeleid. Dit laatste is uiteraard de prioriteit van het Brussels Gewest, dat hoofdzakelijk langs het EFRO en het Europees Sociaal Fonds hiervan middelen ontvangt. Wij zullen hier dan ook verder bijzondere aandacht aan besteden en erop toezien dat dit een prioriteit blijft voor België en de eerste minister in deze onderhandelingen.

Als de onderhandelingen voor de goedkeuring van dit nieuw financieel kader zouden vastlopen, dan zou dat ertoe leiden dat de uitvoering van de toekomstige EFRO-programmering op de lange baan komt. We mogen ook niet vergeten dat het huidig financieel kader (2014-2020) en de verordeningen die verband houden met de uitvoering daarvan hebben moeten wachten tot december 2013 om goedgekeurd te worden, en dit na een akkoord in de Europese Raad dat reeds dateerde van februari 2013.

We hebben nog weinig zicht op de weerslag van de COVID-19-crisis, die vandaag nog steeds woedt en onvermijdelijk een impact zal hebben op het budget zelf, op de goedkeuringstiming hiervan, maar evenzeer op de standpunten en de prioriteiten van de Lidstaten ten opzichte van dat budget.

Daarom moeten we verder met zeer grote begrotingshypotheses in een verordenende context die vooralsnog onzeker is.

Wat de voorbereiding van de Operationele Programma’s betreft, bereiden we een nota voor over de gemeenschappelijke strategie voor de benutting van de Structuurfondsen en de Europese investeringen, zowel voor de operationele programma’s van het ESF als van het EFRO. De nota zal voorzien in de eigenlijke strategie, de modaliteiten voor de sturing en de opmaak van de OP en de goedkeuringskalender en -methode van de OP, met inbegrip van het partnerluik.

Dit mechanisme is goedgekeurd binnen Doelstelling 2.8 van de Strategie GO4 Brussels 2030 zoals die op 16 januari 2020 is goedgekeurd.

Wat de eigenlijke uitwerking van het ESF-programma betreft, verwijs ik u naar de Minister van Werkgelegenheid.

Voor het operationeel programma EFRO hebben de werkzaamheden van de Directie EFRO van de GOB zich tot nog toe toegespitst op ontmoetingen met de partnerbesturen voor de thema’s vastgesteld in de reglementeringsvoorstellen: de besturen Innovatie en Economie voor de doelstelling voor een « Slimmer Europa » (smart), Leefmilieu Brussel voor de doelstelling voor een « Groener Europa » (green) enz. Er zal een beeld worden geschetst van de situatie van het Gewest voor elke van de 5 Europese strategische doelstellingen, uitgaand van de benuttingsstrategie van de eerder genoemde fondsen die zelf berust op de prioriteiten vastgesteld in de Algemene Gewestelijke Beleidsverklaring, maar ook in het NEKP, het GPDO en de Europese aanbevelingen voor het Europees Semester.

Om een idee te geven, de huidige bijdrage van het EFRO voor 2014-2020 bedraagt 95.777.508 euro voor een totaal minimumbudget van ongeveer 190 miljoen euro. Op basis van het voorstel van de Commissie zouden we dan van een Europese cofinanciering van 50% terugvallen op 40%, wat dus het aandeel van het Gewest en van de projectdragers zou verhogen tot 60%. Maar bij gebrek aan een globaal Europees budgettair kader kunnen op grond van deze elementen enkel hypotheses worden uitgewerkt. Momenteel werken onze diensten op projecties uitgaand van de vroegere financieringen en relatieve cijfers, maar pas op grond van de absolute bedragen zullen we de reële impact van het Programma kunnen meten.

Om de prioriteiten te bepalen zal de Regering, rekening houdend met het vrij beperkte beschikbare budget, uitgaan van de mogelijkheden die de Verordening zal bieden. Zoals de zaken er nu voorstaan, verwijst de tekst naar een principe van “thematische concentratie” dat streeft naar een maximum aan initiatieven ten gunste van een “Slimmer Europa” en een “Groener Europa”. In de huidige staat van de teksten waarover op Europees niveau wordt onderhandeld, moeten rond deze beide doelstellingen 85% van de EFRO-middelen worden samengebracht, met een minimum van 30% voor de doelstelling « Green ».

Om het EFRO-Programma te sturen, moeten we rekening houden met de context en een samenhangende aanpak uitwerken rond deze beide thema’s. Maar het blijkt alvast duidelijk dat er keuzes gemaakt zullen moeten worden tussen specifieke doelstellingen (spreiding van de strategische doelstellingen) om een Programma voor te stellen dat tast- en meetbare resultaten kan aantonen en vermijdt dat de beschikbare middelen ten prooi vallen aan versnippering. Voor de Europese Commissie staat de resultaatgerichtheid van de Programma’s immers voorop en ze wenst ook beter de impact te kunnen meten die de Fondsen hebben op de situaties waarop ze inwerken.

Wat ten slotte de financiering uit andere bronnen betreft (EIB, EIF,…) verneem ik dat de diensten van Brussels International de komende maanden gaan werken aan de invoering van een deskundigheidspool die dit soort financieringen bereikbaar kan maken voor initiatieven van gewestelijk belang. Deze pool moet de bestaande financieringsmogelijkheden onderzoeken om gewestelijke actoren hierover beter te informeren en een versterkte begeleiding te kunnen bieden aan structuren die op deze vaak complexe financieringen een beroep zouden kunnen doen.