Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de rol van Homegrade.brussels bij de ondersteuning van de eigenaars die hun oude liften moeten moderniseren.

Indiener(s)
Marc Loewenstein
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 142)

 
Datum ontvangst: 21/04/2020 Datum publicatie: 15/05/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 15/05/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
21/04/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Even ter opfrissing: de vzw homegrade.brussels ontstond in 2017 uit de fusie van het vroegere Energiehuis en De Stadswinkel. De vzw krijgt steun van Leefmilieu Brussel en van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daartoe werd ook een beheersovereenkomst opgesteld met de Brusselse regering. Als missie heeft deze vzw het begeleiden van huurders en eigenaars bij al hun projecten en hun vragen aangaande akoestiek, energie, huisvesting, renovatie, ecologisch bouwen, erfgoed en urbanisme.
 
Het is in verband met huisvesting, renovatie en erfgoed dat ik hier een paar vragen wil stellen. Het gaat over een materie waarbij de tijd dringt en waar een bijzondere tussenkomst van het Gewest nodig is, meer bepaald de bescherming van het patrimonium bij de modernisering en beveiliging van oude liften. De kwestie kwam al aan bod in de commissie voor Territoriale Ontwikkeling, in aanwezigheid van staatssecretaris Pascal Smet. De invalshoek toen was het opstellen van een collaboratieve inventaris en natuurlijk ook van technische en reglementaire voorwaarden om behoud van erfgoud en veiligheid met elkaar te verzoenen, dat laatste in overleg met het federale niveau. Vandaag zal ik het eerder hebben over de informatieverstrekking aan de bevolking en over de steun aan eigenaars en mede-eigenaars die verplicht hun oude liften moeten vernieuwen.
 
Ik herinner eraan dat er een koninklijk besluit werd uitgevaardigd dat bepaalt dat alle liften van vóór 1958 ten laatste tegen 31 december 2022 aan de nieuwe veiligheidsnormen moeten beantwoorden. Dit KB van maart 2003 steunt op een Europese aanbeveling uit 1995 en legt een heel moderniseringsprogramma op, dat zich kort samengevat als volgt afspeelt: een externe dienst voor technische controle (EDTC) voert een risicoanalyse uit voor de lift in kwestie; op basis van die analyse stelt een liftenbouwer een moderniseringsprogramma voor; de eigenaar laat de werken uitvoeren; de eigenaar laat de uitgevoerde werken controleren door dezelfde externe controledienst die de risicoanalyse opstelde; deze EDTC levert een regularisatieattest af.
 
Vandaag zijn talloze eigenaars zeker bereid om hun oude liften te bewaren, in het besef dat die liften een meerwaarde voor het patrimonium betekenen. Ze botsen echter op zware moeilijkheden wanneer ze de normen willen naleven, zeker wanneer het om liften met een open schacht gaat. Hun situatie is niet eenvoudig vandaag de dag: ze zitten gekneld tussen enerzijds de verplichting om de lift te moderniseren en anderzijds de zorg voor het waardevolle oude patrimonium. Daar komt nog bij dat ze geconfronteerd worden met liftenbouwers die meestal de liftkooien het liefst gewoon compleet vervangen dan dat ze het technisch veel moeilijkere werk uitvoeren dat komt kijken bij het bewaren van een open liftkoker.
 
Ik zie in deze kwestie een nog actievere rol voor homegrade.brussels weggelegd: zij zijn het ideale platform om te informeren, te sensibiliseren en te ondersteunen. Ik zeg wel degelijk ‘nog actiever’, want de vzw heeft al werk gerealiseerd door in 2019 een nieuwe editie uit te brengen van de brochure ‘Oude liften: erfgoed en veiligheid.’

Ik wijs er nogmaals op dat de tijd dringt voor de eigenaars en mede-eigenaars, aangezien de moderniseringswerken aan liften die werden geïnstalleerd vóór 1 januari 1958, uiterlijk op 31 december 2022 voltooid moeten zijn.
 
Mijnheer de minister, kunt u me verduidelijking verschaffen over de volgende punten:
 
- Behalve de uitgave van de eerder genoemde brochure, wat doet homegrade.brussels nog om (mede-)eigenaars te beschermen die hun oude liften willen moderniseren en tegelijk het waardevolle erfgoed willen bewaren? Krijgt de vzw de vraag om adviezen te verschaffen en eigenaars te ondersteunen? Wat onderneemt men precies? Mocht er nog niets gebeuren, wanneer zal homegrade.brussels dan, conform zijn missie, zo een dienst uitbouwen om eigenaars raad te geven, ze te helpen bij het begrijpen van de renovatievoorstellen van de liftenbouwers enzovoort ?

- Informatie en sensibilisatie zijn belangrijk en homegrade beschikt op dat vlak over heel wat expertise. Overweegt men om, in aansluiting op de brochure uit 2019, gedecentraliseerde informatiesessies te organiseren, naar het voorbeeld van wat verschillende gemeenten nu al doen in samenwerking met de vzw ‘Save our elevators’, nadat in diverse gemeenteraden moties in die zin waren goedgekeurd?

- Het moet gezegd dat er niet al te veel liftenbouwers zijn die én beschikbaar zijn én competent genoeg en bereid om historische liften zodanig te moderniseren dat de erfgoedwaarde niet verloren gaat. Het aantal liften dat nog een behandeling moet krijgen, is zeer groot, men spreekt van een duizendtal. Misschien zou homegrade de liftenbouwers eens kunnen samenbrengen, om naar hen te luisteren en ze te overtuigen van het belang om waardevol erfgoed te bewaren. Op zo een sessie moet men ook de verzuchtingen van die firma’s ernstig nemen en nagaan wat hen weerhoudt om liften te moderniseren met aandacht voor het patrimonium. Ook zou men specifieke opleidingen kunnen voorstellen, zodat de (mede-) eigenaars zich vlotter zouden kunnen wenden tot een grotere groep professionelen die een lift kunnen moderniseren zonder de historische waarde uit het oog te verliezen. Wat denkt de minister van dit voorstel?
 
 
Antwoord    De problematiek aangaande de beveiligingseisen van de oude historische liften krijgt alle aandacht van Urban. Urban is volop bezig met het op punt stellen van de toewijzing van de opdracht voor het opmaken van een urgentie-inventaris waarin alle reeds beschikbare informatie zal verwerkt worden, aan Homegrade. Zij hebben al heel wat ervaring opgebouwd in deze materie. De inventarisatie van de historische liften is belangrijk om te weten over welke omvang we spreken in verband met de aanpassingswerken en om strategieën te kunnen uitzetten. In het kader van de opmaak van de inventaris zullen er ook de noodzakelijke informatiesessies en samenwerking met zowel gemeenten als met de vzw “Save Our Elevators” en met liftenexperten en liftenbedrijven plaatsvinden.

De benchmarking is ook aan de gang. Het is ook Homegrade dat hiermee belast wordt, zij zullen zich hiervoor richten tot de meest gepaste studiebureaus voor deze oefening. Vaststelling is wel reeds dat onze wetgeving of de omzetting van de Europese richtlijnen in de Belgische wet veruit de strengste is van de ons omringende landen en dat de vergelijking met die landen geen praktische tips oplevert.

Er wordt overlegd met de Vlaamse en Waalse overheidsdienst. Zij zijn geconfronteerd met dezelfde problematiek, er wordt naar een samenwerking gestreefd. Er zijn op dit vlak geen andere studies of ontwikkelingen vast te stellen in de andere gewesten.

Het toekennen van een certificaat van erfgoedwaarde zal worden voortgezet en ook aangemoedigd. Het is een belangrijke vorm van informatievergaring over het liftenbestand in Brussel, die aan de inventaris wordt toegevoegd. Het oproepen tot het indienen van de aanvragen en de verwerking van de ingediende aanvragen, zal ook aan Homegrade worden toevertrouwd.

De problematiek is echter dat het toekennen van een erfgoedwaarde aan een oude lift op heden in de wetgeving geen voorwaarde is voor een andere technische benadering. Enerzijds moet het bereikte veiligheidsniveau van alle liften gelijk zijn, anderzijds moeten de alternatieve technieken en methodes om die veiligheid te bereiken, kunnen worden toegepast op alle liften, oud en jong. Daarom wordt door Urban ook gewerkt aan het promoten of ingang laten vinden van die alternatieve werkwijzen.

Er is inderdaad contact opgenomen met de FOD. Een samenwerking is afgesproken om de technische blokkades te kunnen wegwerken. Er wordt een oplossing gezocht voor een toepassing van alternatieve technieken, niet enkel wat betreft de risicoanalyse, maar ook wat betreft de methodes en technieken voor de uitvoering van de beveiliging. Werkpunt daarbij is het laten goedkeuren van het gebruik van elektronische veiligheidsgordijnen. Want de belangrijkste opdracht blijft wel degelijk de liftinstallateurs te overtuigen om deze alternatieve technieken die verenigbaar zijn met de erfgoedwaarde van de liften, toe te passen. Dat kan enkel door hen te garanderen dat de controleorganismen de aanpassingswerken in kwestie zullen certifiëren. Daartoe wordt parallel aan de inventariswerken een technisch dossier uitgewerkt. Dit dossier wordt door Urban zelf uitgewerkt in het kader van de begeleiding voor gevrijwaarde liften, door de technische dossierbeheerders die restauraties van bouwkundig erfgoed begeleiden. Een aantal oude liften, representatief voor een bepaalde problematiek, zullen worden behandeld in een case study. De bedoeling is om zowel de technische specificaties van de elektronische gordijnen te definiëren als de verschillende wijze van toepassing bij de verschillende lifttypes te evalueren. De resultaten van deze case study zullen worden voorgelegd aan en besproken met de controleorganismen en de bevoegde federale overheidsdienst.

Wat betreft de termijnen en een mogelijk uitstel, wordt ook overleg gepleegd.

Wat betreft de registratie van de historische liften sedert december 2019, werden 4 bijkomende liften toegevoegd aan de inventaris van historische liften (totaal 42). Sedert 2019 hebben wij 8 attesten geteld die de historische waarde van een lift bevestigen. Voor de evaluatie van de erfgoedwaarde van een lift wordt niet enkel naar de waarde van de lift zelf gekeken, maar eveneens naar de omgeving waarin deze lift zich bevindt. In de eerste plaats gaat het hierbij om de ruime omgeving, dat wil zeggen het gebouw zelf en de erfgoedwaarde ervan (typologie van het gebouw (appartementsgebouw, administratief gebouw, industrieel gebouw,…), is het gebouw opgenomen in de inventaris van het bouwkundig erfgoed,…). In tweede instantie wordt ook naar de directe omgeving van de lift gekeken: wat is de erfgoedwaarde van de vestibule of het trappenhuis waarin de lift zich bevindt, zijn er wijzigingen aan gebeurd, vormt de lift een eenheid met de plaats waarin hij zich bevindt…

Voor wat betreft de waarde van de lift worden onder meer de typologie (dienstlift,..), datum van de constructie, staat waarin hij zich bevindt (eventuele transformaties) in aanmerking genomen, en in het bijzonder de volgende drie elementen:

1) De liftkoker: wat is de kwaliteit ervan (trapleuning, overloopdeuren, bedieningselementen,…)
2) De liftcabine: materiaalgebruik, accessoires (banken, verlichting,…)
3) De machinerie: karakteristieken, authenticiteit, transformaties,…
H
et is uiteraard in eerste instantie de lift zelf die in dit kader geëvalueerd wordt. Die wordt ook in zijn ruimere context geplaatst om tot een globale evaluatie te komen die erfgoedwaarde aan de lift kan toevoegen.

Het is mogelijk dat een lift waarvan het gebouw zich niet in de inventaris van het bouwkundig erfgoed bevindt toch opgenomen wordt in de inventaris van historische liften. Dat zal echter eerder uitzonderlijk zijn. Als er aandacht besteed werd aan de lift, zal vermoedelijk het volledige gebouw een kwalitatieve uitwerking hebben gekregen en dan ook erfgoedwaarde hebben. Het tegenovergestelde komt ongetwijfeld veel meer voor: bij een gebouw met erfgoedwaarde werd minder aandacht besteed aan de uitwerking van de lift, of werd die in de loop der tijden al gewijzigd.

Voor wat betreft de liften die expliciet deel uitmaken van een bescherming kunnen we er 5 onderscheiden (3 appartementsgebouwen, 1 bureaugebouw en 1 industrieel gebouw) en 2 die niet expliciet opgenomen of vermeld zijn in het vrijwaringsbesluit. Een bijkomende screening van de vrijwaringsbesluiten is echter noodzakelijk.

Voor wat de beschermde liften betreft zijn er een tiental gevrijwaard omdat ze expliciet vermeld worden in een vrijwaringsbesluit. Andere maken deel uit van in totaliteit gevrijwaarde goederen. De meeste liften bevinden zich appartementsgebouwen (6), er zijn er ook terug te vinden in kantoorgebouwen (3) of in gebouwen voor diensten of handel (5). (zie M. Muret, Beschermde liften in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, in Erfgoed Brussel nr. 13, december 2014, p. 102-103)

Wettelijk gevrijwaarde liften onttrekken zich niet aan de regelgeving voor de beveiliging. Urban heeft tot hier toe echter nog maar weinig aanvragen met betrekking tot deze categorie van liften behandeld. Er zijn op dit ogenblik 2 dossiers open, de voorstudies zijn nog aan de gang. De oplossingen die moeten worden geëvalueerd verschillen niet van de oplossingen voor de niet-gevrijwaarde exemplaren.