Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende luchtverontreiniging.

Indiener(s)
Julien Uyttendaele
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 278)

 
Datum ontvangst: 10/04/2020 Datum publicatie: 11/06/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 11/06/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
21/04/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Deze aangelegenheid is niet dringend en kan worden besproken wanneer het u uitkomt.

De huidige lockdown om de coronapandemie in te dijken heeft geleid tot een "aanzienlijke daling" van de verontreinigende stoffen die rechtstreeks verband houden met het verkeer (stikstofdioxide, NO
2 of roet), maar er zijn nog andere bronnen van fijne deeltjes, zoals de woningverwarming, de landbouw of de industrie.

In Vlaanderen is evenwel een hoge concentratie van fijne deeltjes PM10 gemeten met een gemiddelde van meer dan 50 µg/m
3 en donderdag om 09.00 uur werd de waarde van 54 µg/m3 bereikt. De informatiedrempel wordt aldus overschreden in het noorden van het land.

De intergewestelijke cel wijst erop dat de drempel niet werd overschreden in Wallonië en Brussel.

In de regio Ile-de-France maakt AirParif met zijn bijzonder efficiënt netwerk van meetstations het ook mogelijk om bepaalde vaststellingen tijdens de lockdown onder de aandacht te brengen, namelijk een daling van de emissies van stikstofoxiden met meer dan 60%, wat zou worden verklaard door de vrij uitgesproken daling van het weg- en luchtverkeer, maar de concentratie van fijne deeltjes blijft daarentegen onveranderd.

Volgens Airparif zou dat onder meer worden verklaard door het feit dat die partikels afkomstig zijn van meerdere bronnen, waarbij de vrij duidelijke afname van het verkeer de toename ten gevolge van de woningverwarming en het behoud van de landbouwactiviteiten niet heeft gecompenseerd.

Wat Parijs betreft, legt Cathy Clerbaux, directeur Onderzoek CNRS bij het Laboratoire atmosphères, milieux, observations spatiales (Latmos) van het Institut Pierre-Simon-Laplace, uit dat de partikels in Frankrijk afkomstig zijn van het verkeer, houtverbranding en het gebruik van meststoffen. In het algemeen gaat het om een mix. Dit jaar echter zijn de partikels duidelijk afkomstig van de verspreiding van meststoffen. Dat kan worden bevestigd, want op het dak van de universiteit bevinden zich meetstations, die de ammoniakconcentraties, de beste manier om de verspreiding van meststoffen te volgen, monitoren.
1

In dat verband had ik u graag de volgende vragen gesteld:

- Wat zijn de gevolgen van de lockdown in het Brussels Gewest voor de concentraties fijne deeltjes?

- Hoeveel meetstations in het Brussels Gewest meten de ammoniakconcentraties?

- Is het mogelijk om conclusies te trekken over het aandeel fijne deeltjes in het Brussels Gewest tijdens de lockdown die te wijten zouden zijn aan het gebruik van meststoffen in de Brusselse rand?

- Wat de emissiebronnen betreft, blijkt volgens de documentatie van Leefmilieu Brussel dat de PM10 voor 50% afkomstig zijn van woningverwarming, voor 38% van het wegverkeer, voor 9% van de tertiaire sector (verbranding), voor 1% van de energieproductie en voor 2% van "andere bronnen".
2

- Moet men daaruit afleiden dat het aandeel fijne deeltjes in het Brussels Gewest ten gevolge van het gebruik van meststoffen op zijn grondgebied of in de rand niet meer dan 2% zou bedragen? Wordt die evaluatie bevestigd, rekening houdend met de ongeziene situatie waarin we ons bevinden?

- Hoe staat het met de ramingen van het aandeel van het wegverkeer en de woningverwarming? Wordt die evaluatie bevestigd, rekening houdend met de ongeziene situatie waarin we ons bevinden?

- De ramingen lijken enkel te stoelen op de waarneming van de PM10. Is dat een relevante grootte wanneer men de chemische aard van de fijne deeltjes tracht te onderscheiden?


1* Que sait-on de l’impact du confinement sur la pollution en France, Emma Donada, Libération, 31 mars 2020?
2 https://leefmilieu.brussels/het-leefmilieu-een-stand-van-zaken/volledige-versie/lucht/emissie-van-fijne-deeltjes-pm10
 
 
Antwoord    Op 8 april, werden relatief hoge concentraties van fijne stofdeeltjes waargenomen.


Zoals blijkt uit de onderstaande kaart met de ruimtelijke verdeling van de PM10-concentraties, werden de hoogste waarden waargenomen in het noordwesten van het land.


De PM10-niveaus waren daarentegen normaal in het oosten van het land.



De gemiddelde PM10-concentratie op 8 april bedroeg 52 µg/m³ in Vlaanderen, 35 µg/m³ in Brussel en 33 µg/m³ in Wallonië.

Op 9 april bedroegen ze 37 µg/m³ in Vlaanderen, 44 µg/m³ in Brussel en 42 µg/m³ in Wallonië.

In Brussel en Wallonië werd de PM10-drempel van 50 µg/m³ dus niet overschreden, wat verklaart waarom de door IRCEL-CELINE verstrekte informatie alleen betrekking had op het Vlaamse Gewest (50 μg/m³ is de drempel voor het informeren van de bevolking in de drie gewesten).


De COVID-19-maatregelen hebben inderdaad geleid tot een aanzienlijke vermindering van de uitstoot van verontreinigende stoffen door het wegverkeer.

Dit heeft op zijn beurt geleid tot een zeer aanzienlijke verbetering van de luchtkwaliteit.

Voor wat specifiek stikstofoxiden betreft, bleek de verbetering van de luchtkwaliteit zeer significant te zijn op locaties die gewoonlijk zwaar worden blootgesteld aan de uitstoot door het verkeer (zoals deze aan de Kunst-Wet-meetstations): gemiddeld daalden de NO-concentraties met 75% en de NO2-concentraties met 50%.

Op locaties die minder blootgesteld zijn aan directe verkeersemissies is de verbetering van de luchtkwaliteit logischerwijs minder groot, maar toch significant met een vermindering van de NO- en NO2-concentraties met 30-40%.

De situatie is anders voor fijne stofdeeltjes.

Tijdens de lockdown-periode van 19 maart tot 19 april 2020 waren de PM10- en PM2,5-niveaus relatief vergelijkbaar met de normale waarde voor de maand maart of april.

Dit wordt verklaard door het grote aantal bronnen dat bijdraagt aan de aanwezigheid van fijne stofdeeltjes in de omgevingslucht.

Het wegverkeer is een van deze bronnen, maar niet de belangrijkste in het Brussels Gewest: op basis van de vermindering van de concentraties die op zondagen ten opzichte van werkdagen wordt waargenomen, zouden de verkeersemissies 15 tot 25% van de PM10-concentraties en ongeveer 5% van de PM2,5-concentraties verklaren.

Op basis van een vereenvoudigde redenering, zou de impact van de COVID-19-maatregelen 2% zijn voor de PM2,5-concentraties en 10% voor de PM10-concentraties.

Tijdens de lockdown-periode hebben andere processen, zoals het opwaaien van fijne stofdeeltjes en de vorming van secundaire stofdeeltjes door het strooien van meststoffen op landbouwgrond, bijgedragen aan een toename van de aanwezigheid van fijne stofdeeltjes in de omgevingslucht.

Naast de tragische gevolgen van de gezondheidscrisis en de overduidelijk onaanvaardbare omstandigheden waarin deze verminderingen hebben plaatsgevonden, is een van de lessen die hieruit kan worden getrokken het feit dat luchtvervuiling in Brussel niet onvermijdelijk is!

Er zijn veel actiehefbomen die de overheid kan gebruiken om op te treden tegen deze concentraties.

In haar ABV onderstreept de huidige regering dit feit sterk en heeft zij zich ertoe verbonden deze hefbomen ambitieus te gebruiken.

Tot slot, mag niet uit het oog worden verloren dat dit probleem aan de basis ligt van 9.380 vroegtijdige sterfgevallen per jaar in ons land, wat een significant aantal is!