Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de stedenbouwkundige hinderpalen bij de ontwikkeling van tiny houses-projecten in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 144)

 
Datum ontvangst: 27/04/2020 Datum publicatie: 16/06/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 11/06/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
28/04/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Recent mocht ik Mevr. Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris bevoegd voor Huisvesting, ondervragen omtrent het beleid rond de zogeheten ‘tiny houses’ in het kader van de daklozenproblematiek in ons Gewest (schriftelijke vraag nr. 137).

Voor enkele aspecten uit haar antwoord verwees ze echter door naar uw administraties, gezien de overlapping van bepaalde bevoegdheden. Daarbij ging het onder meer over de stedenbouwkundige hinderpalen rond deze projecten.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Kan u duiden welke maatregelen u hebt genomen omtrent uw beleidsdomein teneinde meer rekening te kunnen houden met dergelijke nieuwe woonvormen, in het bijzonder op vlak van de gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen en de normen inzake de oppervlakte? Staat u hieromtrent in overleg met de sector om dergelijke mogelijke struikelblokken weg te kunnen nemen?

- Kan u duiden op welke manier u experimenteerzones voor dit soort tiny houses reeds hebt gestimuleerd? In hoeverre hebt u beslist dat er geen stedenbouwkundige vergunning meer nodig is voor dergelijke projecten?
 
 
Antwoord    De ‘tiny houses’ waarvan sprake moeten op stedenbouwkundig vlak als vaste inrichtingen worden beschouwd.

In dat opzicht zijn ze via artikel 98 §1, 1° van het BWRO inderdaad aan een stedenbouwkundige vergunning onderworpen.

Ze zijn momenteel ook onderworpen aan de bepalingen van Titel I van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening (GSV), die de kenmerken van de bouwwerken en hun naaste omgeving bepaalt, en van Titel II, die de bewoonbaarheidsnormen voor woningen vastlegt en dus ook de minimale oppervlaktenormen waaraan woningen moeten voldoen.

In het licht van de huidige regelgeving zijn de ‘tiny houses’ dus niet-conforme woningen waarvoor een stedenbouwkundige vergunning enkel kan worden afgegeven als er afwijkingen worden toegekend omdat de oppervlaktes van die inrichtingen niet voldoen aan de minimaal vereiste oppervlaktes van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening.

In dat kader heeft de gemachtigde ambtenaar op 18 januari 2018 een stedenbouwkundige vergunning afgeleverd aan het OCMW van de gemeente Sint-Pieters-Woluwe. Het voorwerp daarvan betrof de tijdelijke bouw, voor een termijn van twee jaar, van een woonmodule bestemd voor personen zonder vaste woonplaats. In het betreffende geval heeft de gemachtigde ambtenaar de afwijkingen aan de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening verantwoord in het licht van het tijdelijke en verplaatsbare karakter van de inrichting, de dringendheid en de doelgroep van de aanvraag.

Maar de lopende wijziging van de regelgeving beoogt de obstakels voor het opzetten van dergelijke projecten weg te nemen.