Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de Europese Unie en de COVID-19-crisis.

Indiener(s)
Bertin Mampaka Mankamba
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 148)

 
Datum ontvangst: 30/04/2020 Datum publicatie: 03/06/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 02/06/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
07/05/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    De huidige situatie is duidelijk uiterst ernstig vanuit gezondheidsoogpunt, temeer omdat ze ernstige menselijke, sociale en economische gevolgen heeft voor alle Brusselaars.

Noch België, noch het Brussels Gewest kunnen alleen deze COVID-19-crisis doeltreffend aanpakken. We hebben echter het geluk dat we deel uitmaken van de Europese Unie (EU), die de plicht heeft om de samenwerking en de solidariteit tussen de lidstaten te structureren. Helaas moet worden vastgesteld dat het Europese antwoord op de COVID-19-crisis vandaag de dag onvoldoende is.

Hoewel de EU slechts beperkte bevoegdheden heeft op het gebied van de volksgezondheid, bieden veel instrumenten - economische en financiële - maar ook instrumenten voor crisisbeheer, de mogelijkheid de lidstaten, met name degene die het zwaarst door de crisis worden getroffen, concrete hulp te bieden.

Graag een antwoord op volgende vragen:

- Welke standpunten verdedigt de Brusselse Regering in het kader van het intra-Belgisch overleg?

- We hebben via de pers vernomen dat België zich als enige lidstaat heeft onthouden bij een stemming in de Raad van de EU op 30 maart 2020 over maatregelen om Europese structuurfondsen vrij te maken voor de strijd tegen COVID-19. Kennelijk is deze onthouding toe te schrijven aan het Vlaams Gewest, ingevolge de mening dat Wallonië te veel kreeg. Kan u dit voor mij bevestigen? Hoe verliepen de intra-Belgische besprekingen die voorafgingen aan deze stemming?

- In een perscommuniqué van 2 april werd ons eindelijk meegedeeld dat de Commissie de lidstaten maximale flexibiliteit zou geven bij de aanwending van de structuurfondsen. De Commissie lijkt het dus aan de lidstaten over te laten om te bepalen hoe de middelen geografisch worden verdeeld. Hoe zal dit op Belgisch niveau gebeuren?
 
 
Antwoord    1) De Brusselse Hoofdstedelijke Regering heeft de verschillende maatregelen van de Europese Commissie in het kader van de COVID-19-crisis positief onthaald, hoewel ze er zelf niet noodzakelijk gebruik van zal kunnen maken. De bedoeling is namelijk om de meest getroffen staten te steunen, of dat nu via het CRII (Coronavirus Response Investment Initiative), het Solidariteitsfonds of het SURE-instrument is.


2) Voor elke Raad organiseert België een overlegvergadering om een standpunt in te nemen en als er geen consensus is, onthoudt ons land zich. Aangezien er geen akkoord was tussen de verschillende deelstaten heeft België zich in het kader van het eerste CRII onthouden. Wallonië en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest steunden het voorstel, Vlaanderen niet. De Commissie heeft vervolgens een tweede luik (CRII+) voorgesteld om dat instrument te versterken. Dat luik heeft wel het akkoord van alle deelstaten gekregen en België heeft het voorstel dus gesteund binnen de Raad van de Europese Unie.

Er moet worden opgemerkt dat de voorgestelde maatregel een thesauriemaatregel is en dus betrekking heeft op de beschikbare liquide middelen en niet op nieuwe middelen. Het gaat er dus enkel om dat de nationale overheden de eventueel beschikbare budgetten aan het eind van deze programmeringsperiode (2014-2020) snel en flexibel kunnen aanwenden voor maatregelen tegen deze crisis. De beschikbare liquide middelen verschillen dus afhankelijk van het programma. Er moet niettemin rekening mee worden gehouden dat de bedragen in de drie Belgische gewesten al bestemd zijn voor lopende projecten.


3) De Commissie wil daadwerkelijk dat dat instrument zo flexibel mogelijk is, met name op het vlak van geografische spreiding. Het is namelijk de bedoeling om de meest getroffen regio’s te helpen. Aangezien op Belgisch niveau elk gewest zijn eigen operationele programma’s heeft, zowel voor de EFRO als voor het ESF, zal de mogelijke aanwending van de beschikbare liquide middelen op dat niveau gebeuren. De middelen die in een bepaald gewest beschikbaar zijn, kunnen dus niet worden gebruikt in een andere deelstaat.