Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de werking van de Directie Gewestelijke Huisvestingsinspectie (DGHI).

Indiener(s)
Mathias Vanden Borre
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 208)

 
Datum ontvangst: 10/06/2020 Datum publicatie: 09/07/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 07/07/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
15/06/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Op 26 februari heb ik een vraag gesteld over de werking van de Directie Gewestelijke Huisvestingsinspectie. Volgens de website huisvesting.brussels moet de Directie Gewestelijke Huisvestingsinspectie (DGHI) erop toezien dat het recht op een behoorlijke huisvesting gegarandeerd wordt voor alle huurders in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De DGHI heeft als opdracht te controleren of de criteria inzake veiligheid, gezondheid en uitrusting (zoals bepaald in de artikelen 4 t.e.m. 17 van de Brusselse Huisvestingscode) worden nageleefd alsook conformiteitscontroleattesten af te leveren (op verzoek van de verhuurder wanneer die de nodige werkzaamheden heeft uitgevoerd aan een woning waarvoor een verhuurverbod werd opgelegd door de DGHI omdat voormelde kwaliteitsnormen niet werden nageleefd).

In de praktijk blijken er te weinig middelen om de handhaving van de minimale kwaliteitsnormen uit de Brusselse Huisvestingscode binnen het gewest te garanderen. Ik vroeg in februari om verduidelijking hieromtrent, alsook gegevens over de handhaving van de kwaliteitsnormen uit de Brusselse Huisvestingscode.

Uit uw antwoord blijkt het volgende:

- Er is een groot verschil in het aantal klachten (2018-2019) tussen de gemeenten, met name tussen Anderlecht/Brussel-Stad/Schaarbeek (groot aantal klachten) en de andere 17 gemeenten (weinig tot zeer weinig klachten);

- Het merendeel van de initiatieven (2018-2019) komt van Schaarbeek, en in mindere mate ook van Anderlecht en Brussel-Stad;

- Wat de kennisgevingen van non-conformiteit betreft, valt op dat er in 2018 slechts 5 kennisgevingen waren terwijl dit in 2019 opliep tot 135! (wederom van Anderlecht/Brussel-Stad/Schaarbeek maar ook Molenbeek);

- Slechts een laag percentage van de klachten wordt door de gemeenten zelf ingediend;

- Voorts kan vastgesteld worden dat de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode alsook het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 juni 2014 betreffende de leegstaande woningen niet worden nageleefd door de meerderheid van de gemeenten. De
inventaris werd zowel in 2018 als in 2019 slechts bezorgd door 4 gemeenten: Brussel-Stad, Molenbeek, Sint-Gillis en Ukkel. Vorst bezorgde de inventaris enkel in 2018 en Sint-Joost enkel in 2019. De andere gemeenten bezorgden geen inventaris;

- Wat de door de gemeenten in 2018 geïnde bedragen van de belasting op krotwoningen, onbewoonde of verwaarloosde gebouwen en onafgewerkte bouw betreft, spant Brussel-Stad de kroon met een bedrag van 2.536.361,98 euro. De andere gemeenten bereiken het miljoen niet en bij 4 gemeenten wordt er zelfs geen bedrag vermeld.

Graag had ik u hieromtrent de volgende vragen gesteld:

- Hoe verklaart u het grote verschil in het aantal klachten (2018-2019) tussen de gemeenten, met name tussen Anderlecht/Brussel-Stad/Schaarbeek (groot aantal klachten) en de andere 17 gemeenten (weinig tot zeer weinig klachten)?;

- Hoe verklaart u het verschil in initiatieven (2018-2019) tussen de gemeenten, waarbij de grote meerderheid vanuit Schaarbeek komt, en in mindere mate ook van Anderlecht en Brussel-Stad? Waarom nemen de andere gemeenten zo weinig initiatieven?;

- Hoe verklaart u het lage aantal kennisgevingen van non-conformiteit in 2018 (slechts 5 kennisgevingen) terwijl dit in 2019 nog opliep tot 135?;

- Slechts 4 gemeenten bezorgden zowel in 2018 als in 2019 de inventaris! Zal u optreden tegen de flagrante schendingen van de ordonnantie van 17 juli 2003 houdende de Brusselse Huisvestingscode alsook het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 6 juni 2014 betreffende de leegstaande woningen die niet worden nageleefd door de meerderheid van de gemeenten?;

- Hoe verklaart u dat er, bij de door de gemeenten in 2018 geïnde bedragen van de belasting op krotwoningen, onbewoonde of verwaarloosde gebouwen en onafgewerkte bouw, zo een groot verschil is tussen Brussel-Stad en de andere gemeenten? Waarom wordt er bij 4 gemeenten geen bedrag vermeld?
 
 
Antwoord    Eerst en vooral moet er worden gewezen op het verschil tussen het beleid ter bestrijding van niet-conforme of zelfs ongezonde woningen en het beleid ter bestrijding van leegstaande woningen.

De Directie Gewestelijke Huisvestinginspectie (DGHI) zorgt voor de naleving van de conformiteitseisen voor woningen op het gebied van veiligheid, gezondheid en voorzieningen en de Directie Huurtoelagen en Leegstaande Woningen (DHLW) is actief in de strijd tegen leegstaande woningen.

Ook de wettelijke en reglementaire bepalingen zijn verschillend. De vereiste om een inventaris op te maken en de wederafstand van de boetes zijn dus geschikte instrumenten voor de strijd tegen leegstaande woningen. De DGHI houdt zich hier dus niet mee bezig.

Dit gezegd zijnde, vindt u hieronder het antwoord op uw vraag over het grote verschil in aantal klachten tussen de gemeenten:

U moet weten dat er in bepaalde wijken van de eerste kroon (met uitzondering van het zuidoosten, waarbij dit minder het geval is) sprake is van verschillende sociaal-demografische kenmerken (bevolkingsdichtheid, werkloosheids- en bestaansonzekerheidsgraad, inkomens onder het gewestelijk gemiddelde, komst van migranten in nood), maar ook kenmerken die verband houden met de bebouwing (dicht bebouwd en oud) die de verhuur van een groter aantal niet-conforme of zelfs ongezonde woningen kunnen bevorderen.

In de gemeenten van de 1e kroon, waarin zich veel dergelijke wijken bevinden en waarin de bevolkingsdichtheid hoog is (en er dus veel woningen zijn), zoals Schaarbeek, Brussel-Stad en Anderlecht, leidt dit tot een hoger aantal klachten. De cijfers in Sint-Jans-Molenbeek en Sint-Gillis zijn eveneens hoog, vrijwel zeker omwille van dezelfde redenen.

Wat de initiatieven van de gemeenten op dit gebied betreft, moet er in de eerste plaats op worden gewezen dat het gaat om dossiers die op initiatief van de DGHI en niet op initiatief van de gemeenten zijn geopend.

Wanneer een gemeente wenst dat de DGHI een onderzoek uitvoert, dient ze gewoonlijk een klacht in. Soms verstrekken de gemeenten echter informatie aan de DGHI die later nuttig blijkt voor het openen van initiatiefdossiers.

De DGHI werkt zeer goed samen met de gemeente Schaarbeek, die in het kader van het ILHO-protocol (Investigation Logement/ Huisvestingsonderzoek) een zeer actieve zoektocht naar ongezonde woningen uitvoert.

Daarnaast kunnen de factoren die de verschillen in het aantal klachten tussen gemeenten kunnen verklaren, ook de verschillen in het aantal initiatiefdossiers verklaren.

Aangezien het aantal initiatiefdossiers echter veel kleiner is dan het aantal klachtendossiers, is het meer onderhevig aan variaties van jaar tot jaar en kunnen we de statistieken van één jaar niet voldoende representatief achten.

Zo werden er in 2018 in Schaarbeek drie keer zoveel initiatiefdossiers geopend als in Anderlecht, terwijl het aantal dossiers in 2019 bijna identiek was (respectievelijk 13 en 12).

Wat de waarschuwingen over de non-conformiteit betreft, moet worden opgemerkt dat in de loop van 2018 een veel systematischer informatieoverdrachtsysteem is ingevoerd tussen de Directie Huurtoelagen en Leegstaande Woningen en de Directie Gewestelijke Huisvestingsinspectie, hetgeen de snelle stijging van het aantal waarschuwingsdossiers inzake non-conformiteit in 2019 verklaart.

Op het gebied van inventarisatie, is elke gemeente er immers toe gehouden de inventaris van de leegstaande woningen die ze op haar grondgebied heeft geïdentificeerd, aan het Gewest door te geven.

Deze verplichting wordt in feite slechts gedeeltelijk nagekomen en de volledigheid van de inventarissen varieert van gemeente tot gemeente. Bovendien zijn de gevolgde methode en de verzamelde gegevens niet afgestemd tussen de gemeenten. Het opstellen van deze inventarissen laat dus niet toe een echt gewestelijk kadaster van leegstaande woningen op te stellen of een duidelijke en globale visie op het fenomeen te krijgen.

Er moet overigens op worden gewezen dat deze verplichting voor de gemeenten tot het opstellen van een inventaris niet gepaard gaat met sancties. Er is dus geen enkele maatregel van toepassing op gemeenten die zich niet aan deze bepaling houden, behalve dat zij worden herinnerd aan het feit dat zij hun verplichting niet nakomen.

In plaats van gemeenten die hun verplichting niet nakomen te bestraffen, is het tegenwoordig de bedoeling om de identificatie en inventarisatie van leegstaande woningen op gewestelijk niveau te heroriënteren.

Zoals u tijdens de commissie huisvesting op 2 juli 2020 werd meegedeeld, loopt er bij Brussel Huisvesting momenteel een dienstenopdracht om de haalbaarheid en de operationaliteit van een inventarisatie van de leegstaande woningen te analyseren.

Deze nieuwe aanpak zal een uitgebreider en vollediger beeld geven van de vastgoedleegstand in het BHG.

De cel Leegstaande Woningen zal op die manier ook op een meer geharmoniseerde manier kunnen ingrijpen op heel het gewestelijk grondgebied.

Aangezien de gemeenten worden vrijgesteld van deze identificatieverplichting, zullen ze hun middelen dus kunnen inzetten om oplossingen te ontwikkelen voor het opnieuw op de markt brengen van leegstaande woningen, waarbij deze oplossingen zijn aangepast aan hun lokale context en hun prioriteiten.

Het Gewest zal ook zijn steun aan de gemeenten kunnen heroriënteren naar deze lokale initiatieven, in het kader van de huisvestingscontracten die tussen het Gewest en de gemeenten zullen worden gesloten.

Ten slotte dient, met betrekking tot het verschil in bedragen die de gemeenten in 2018 hebben geïnd via de belastingen op ongezonde woningen, te worden opgemerkt dat Brussel Huisvesting niet bevoegd is op het gebied van gemeentelijke belastingen.

Elke gemeente zal dus moeten worden ondervraagd om een antwoord te krijgen op de vraag hoeveel belastingen zij respectievelijk heffen.

We kunnen echter preciseren dat 11 gemeenten leegstaande woningen hebben uitgesloten van het toepassingsgebied van hun belastingsreglement voor verwaarloosde, leegstaande of onafgewerkte gebouwen.

Hierdoor kunnen zij een teruggave van 85% van de opbrengst uit de boetes genieten die werden opgelegd door de gewestelijke cel ter bestrijding van leegstaande woningen.

Deze gemeenten zijn: Anderlecht, Evere, Vorst, Ganshoren, Elsene, Koekelberg, Sint-Jans-Molenbeek, Sint-Joost, Schaarbeek, Watermaal-Bosvoorde en Sint-Pieters-Woluwe.