Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de stand van zaken inzake het industrieel erfgoed - opvolging nr. 81.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 204)

 
Datum ontvangst: 30/06/2020 Datum publicatie: 07/09/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 28/08/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
07/07/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Brussel kent enorme schatten aan industrieel erfgoed, wat ook bleek in uw uitgebreid en interessant antwoord op mijn vraag terzake.
In uw antwoord vermeldde u het volgende:

In 2019 ondertekent de DCE een overeenkomst met de vzw BrusselFabriek met als doel diepgaand onderzoek te verrichten op specifieke industriële sites waarvan het potentieel inzake stedelijke ontwikkeling kan worden aangetoond. Deze overeenkomst zal in 2020/2021 mogelijk verder worden gezet volgens dezelfde principes.

Daarnaast viel volgende passage op:

Met betrekking tot het gevrijwaarde erfgoed is er een globale lijst met goederen die bedreigd worden. Deze lijst op zich brengt al onder de aandacht dat er voor bepaalde delen van het erfgoed vastgesteld is dat er van verkommering sprake is. (...)

De DCE benadert eigenaars van de goederen die in de lijst met bedreigd erfgoed opgenomen zijn, dit om in eerste instantie op een constructieve manier het erfgoed in ere te herstellen en een positieve evolutie met betrekking tot de staat van het erfgoed te bewerkstelligen.
Men kan in latere instantie ook gebruik maken van de mogelijkheid om overtredingen vast te stellen. Het slecht onderhouden van gevrijwaard erfgoed vormt immers een overtreding.

Tenslotte, hoewel u enkele initiatieven heeft opgesomd in het kader van de vulgarisering en popularisering van dit soort erfgoed, bent u niet ingegaan of u samenwerkt met bepaalde erfgoed- of gidsenverenigingen.

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Kunt u deze overeenkomst met vzw Brusselfabriek verder toelichten? Wat zijn de resultaten van hun onderzoek per site? Welke sites hebben ze onderzocht voor stedelijke ontwikkeling? Welke verdere stappen hebben hun onderzoeken opgeleverd?

- Kunt u uiteenzetten welke initiatieven DCE neemt in het kader van de lijst "bedreigde goederen" per site in het kader van industrieel erfgoed? 

- Kunt u meedelen hoe DCE de verwaarlozing van goederen of sites concreet opvolgt? Welke indicatoren nemen ze hierbij in ogenschouw? Hoeveel sites hebben ze vorig jaar bezocht en dit jaar? 

- Hoeveel eigenaars heeft DCE in 2019 en momenteel in 2020 gecontacteerd om het erfgoed in ere te herstellen? In hoeveel gevallen werd er positief gereageerd en hoe wordt dit door uw administratie dan verder opgevolgd? Welk budget maakt u vrij voor de vrijwaring van bedreigde industriële sites? Wat is er per geval het tijdspad om herstellings- en/of renovatiewerken op te starten? 

- In hoeverre werkt uw administratie mee aan de eigenaars om op een vlotte manier aan de nodige vergunningen te geraken?

- Kunt u meedelen hoeveel overtredingen de bevoegde dienst al heeft vastgesteld in 1018, 2019 en ev 2020? Welke sancties en hoeveel sancties werden er uitgesproken in deze tijdsperiode? Kunt u vermelden op welke sites de overtredingen werden vastgesteld?

- Kunt u meedelen in hoeverre uw projectoproepen lanceert in het kader van de ontsluiting en promotie van industrieel erfgoed in Brussel? Hoeveel geld hebt u hiervoor vrijgemaakt? 

- Bent u in contact met verenigingen om hierrond specifieke initiatieven te ontwikkelen?
 
 
Antwoord    Eind november 2018 werd met Brusselfabriek een conventie gesloten in het kader van de inventaris van het onroerend erfgoed van het Brussels Gewest.
Het doel was een bijdrage te leveren aan deze inventaris door het realiseren van erfgoedstudies over specifieke, niet wettelijk gevrijwaarde, industriële sites in Sint-Jans-Molenbeek en Anderlecht.
Het uitgangspunt was de vaststelling dat hoewel de Directie Cultureel Erfgoed zelf ad hoc erfgoedstudies realiseert, het noodzakelijk bleek dat voor bijkomende, weinig gedocumenteerde sites een studie aangewezen was. De nood aan studies over industrieel erfgoed is het gevolg van de grote vraag naar ontwikkeling en herbestemming van deze sites in Molenbeek en Anderlecht. Via de erfgoedverslagen wordt voor de eigenaars en andere geïnteresseerden duidelijk wat het erfgoedbelang van hun site is en waar bij herontwikkeling vanuit dit oogpunt rekening dient gehouden te worden.

De door Brusselfabriek gerealiseerde studies werden, globaal genomen, opgesteld met dezelfde inhoudelijke elementen. Telkens werd een historisch onderzoek over de site gerealiseerd met onderzoek naar de oorspronkelijke oprichter en de oorspronkelijke bestemming van de site en de eventuele wijzigingen die in de loop der tijden in dit kader plaatsvonden. Daarnaast werd ook de site zelf en de evolutie ervan bestudeerd via plannen of andere archiefmateriaal zoals oude foto’s, waarvan de meest relevante opgenomen zijn in de studie. De site wordt ook gedocumenteerd door een fotoreportage van de huidige toestand. Ten slotte wordt de erfgoedwaarde bepaald volgens de waarden opgenomen in het BWRO. Het gaat voor het industrieel erfgoed voornamelijk over de historische, technische en esthetische waarden. De studie wordt telkens afgerond met bibliografische verwijzingen.


De volgende studies werden door Brusselfabriek gerealiseerd:
- Wasplaats van het OCMW van Brussel gelegen aan de Hertstraat 375 in Anderlecht
- Compagnie Continentale des Fabricants de Sellerie Réunis gelegen aan de Zeemtouwersstraat 21-23 in Anderlecht
- Delhaize aan de Osseghemstraat 53-55 in Molenbeek
- Manufacture de plomb et zinc Lamal gelegen aan de Waskaarsstraat 23,25,27,29 in Anderlecht
- Fabriek en bureau van de maatschappij Goliath (metaalbewerking) gelegen aan de Barastraat 172-176; Charles Parentéstraat 1 ; Veeartsenstraat 74-82 in Anderlecht
- Hallen Sobecomin gelegen aan de Liverpoolstraat 69-93 in Anderlecht
- Volkshuis van Anderlecht gelegen aan de Bergensesteenweg 423, Nijverheidskaai 233 in Anderlecht
- Établissement Jean Malvaux, Société anonyme de photogravure gelegen aan de Delaunoystraat 69 en Paalstraat 76-78 in Molenbeek
- L’Oxhydrique Internationale nv gelegen aan de Pierre Van Humbeekstraat 29-33 en Alphonse Vandenpeereboomstraat112-114, 118 in Molenbeek
- Zeepmakerij Leclercq – Quanonne gelegen aan de Dokter de Meersmanstraat 37-39 in Anderlecht
- Zagerij René F. Watteau gelegen aan de Delaunoystyraat 94 tot 114 in Molenbeek
- Centrale électrique des Tramways Bruxellois gelegen Demetskaai 33-34 in Anderlecht

In de eerste plaats zijn de studies op zich belangrijk voor een betere kennis van het industrieel erfgoed in het Brussels Gewest, ze hebben een waardevolle documentaire waarde.
Daarenboven hebben ze eveneens een belangrijke waarde als in aanmerking te nemen element bij een project van een eventuele herbestemming of aanpassing van een site. Ze maken duidelijk wat de erfgoedwaarde ervan is en welke elementen ervan belangrijk zijn om voor de toekomst te bewaren. Door de (bouw)evolutie van deze sites zijn immers niet alle elementen even waardevol.
Niet alle erfgoedstudies hebben momenteel een concreet gevolg gehad en werden gerealiseerd door de vaststelling van een gebrek aan historische en erfgoedkennis van een site. Het zijn wel telkens studies met betrekking tot sites die in de toekomst waarschijnlijk het voorwerp zullen zijn van een project. De keuze van de te bestuderen sites werd immers bepaald en evolueerde in samenwerking tussen de vzw en de DCE, met het oog op toekomstige bouw- en inrichtingsplannen, de leegstand of de verhuizing van een maatschappij.
De studies vormen, in veel gevallen, een eerste fase in het kader van een project.
Ik kan wel een aantal voorbeelden geven van studies die een opvolging gekregen hebben.
Dit is bijvoorbeeld het geval voor het gedeelte van de site Malvaux aan de Paalstraat waarbij op voorhand aan de ontwikkelaar een studie bezorgd werd waarmee wel degelijk rekening gehouden werd in het voorstel van een project. Tijdens een Projectvergadering werd erop gewezen dat het niet in aanmerking genomen gedeelte belangrijk was en dat er wel degelijk rekening zal mee moeten gehouden worden in het project.
Een ander voorbeeld is de zagerij F. Watteau met een hal in slechte staat en waarvan het behoud niet gegarandeerd was. Mede door het aantonen van het belang ervan is de optie tot behoud ervan genomen.
Een andere site, van groot gewestelijk belang wordt gevormd door de Delhaize. In het kader van de reconversie van dit industrieterrein om er nieuwe productieve activiteiten te ontwikkelen en een gemengd programma op te zetten om de omliggende wijken opnieuw met elkaar te verbinden werd door Brusselfabriek en de DCE de gerealiseerde studie in een vergadering aan Perspective voorgesteld.
In het algemeen zijn erfgoedstudies van belang bij de realisatie van een project en hebben ze een duidelijke toegevoegde waarde. De realisatie van dergelijke erfgoedstudies door zowel Brusselfabriek als door de Directie Cultureel Erfgoed zijn eerder recent, maar hebben toch al gevolgen in de eerste plaats omdat deze degelijke studies een schriftelijke weerslag vormen van de erfgoedkwaliteiten en waar hierdoor rekening mee dient gehouden te worden bij de realisatie van een project.
Ze laten toe met een gedegen kennis van zaken voor wat betreft het erfgoed een project te evalueren en zorgt voor een bewustmaking van de eigenaars met betrekking tot de erfgoedwaarde van hun goed.

De DCE beschikt inderdaad over een lijst van bedreigde goederen, de opvolging beoogt het integreren van deze goederen in het normale circuit en het wegwerken van de obstakels. Hiervoor werden er geen specifieke budgetten voorzien. Studies en werken in dit kader worden gefinancierd via het algemene budget dat Urban ter beschikking heeft voor restauratie van beschermd erfgoed. Industrieel erfgoed is vaak niet beschermd, maar ingeschreven op de bewaarlijst. Hierdoor is er geen financiering van de studies of van de werken mogelijk en vaak is dit ook één van de obstakels.
Voor het industrieel erfgoed dat op de lijst als bedreigd erfgoed staat, is recent slechts één echte in gebreke stelling via interventie van IAS gebeurd, met betrekking tot de andere goederen werden vergaderingen georganiseerd met de eigenaars of projectontwikkelaars. Voor 2 dossiers werd een vergunningsaanvraag ingediend, die nog in behandeling is.

Deze lijst van bedreigd erfgoed wordt systématisch geactualiseerd op basis van elke mogelijke informatie, uit eender welke hoek, die Urban bereikt. Urban heeft vandaag niet de middelen om een systematische monitoring en opvolging van dit bedreigde erfgoed uit te voeren; gerichte bezoeken in dit kader werden dan ook niet uitgevoerd.