Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het lawaai en de trillingen van de trams op het kruispunt Albert/Molière in Vorst en de totstandkoming van het geluidskadaster voor het stedelijk openbaar vervoer in het Brussels Gewest.

Indiener(s)
Marc Loewenstein
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 389)

 
Datum ontvangst: 30/06/2020 Datum publicatie: 21/09/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 27/08/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
09/07/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    De trillingen en het lawaai van de trams op sommige ongeschikte plaatsen kunnen niet alleen snel een akoestische hel worden voor de getroffen bewoners, maar ook de gebouwen beschadigen.

Bewoners van het kruispunt tussen de Albertlaan en de Molièrelaan in Vorst klagen opnieuw over de geluidsoverlast en de trillingen die worden veroorzaakt door de passage van de trams.

De werkzaamheden die onlangs op het kruispunt Albert/Molière zijn uitgevoerd, hebben duidelijk niet het aangegeven doel bereikt om de geluidsoverlast bij de doorkomst van de tram te verminderen. De situatie lijkt te zijn verergerd door het verwijderen van een bord dat de snelheid van de trams beperkte tot 25 km/u, dat, hoewel niet altijd gerespecteerd, de trillingen en het lawaai van de trams die op deze plaats passeren kon verminderen.

Hoewel ik hier een bepaald punt op de kaart van Brussel aan de orde stel, is deze situatie niet uniek en stelt ze de bredere kwestie van het lawaai in de stad in het algemeen, en in het bijzonder het lawaai van het openbaar vervoer, aan de orde. Het is nuttig om dit lawaai te meten om de situatie te verbeteren, zowel wat betreft het vervoer, dat baat erbij heeft om stiller te zijn, als wat betreft de rust voor de bewoners die aan dit lawaai worden blootgesteld. Het is een kwestie van mobiliteit, milieu en volksgezondheid.

- Wat betreft het kruispunt Albert/Molière:

o Waarom werden de borden die de snelheid van de trams op het kruispunt beperkten, verwijderd?
o Zijn er plannen om ze terug te zetten? Zo ja, wanneer?
o Zijn er snelheidsmetingen uitgevoerd op de trams die dit kruispunt oversteken? Zo ja, kunt u de resultaten ervan meedelen? Zo niet, kunt u dan snelheidsmetingen uitvoeren om de situatie objectief te beoordelen?
o Volgens de omwonenden werd de snelheidslimiet niet gerespecteerd door de trams. Hebt u informatie over dit onderwerp? Zijn er controles uitgevoerd? Is er gevolg gegeven aan die controles?
o Heeft Leefmilieu Brussel geluids- en trillingsmetingen uitgevoerd? Zo ja, wanneer en wat zijn de resultaten? Zo niet, zijn ze dan gepland? Zo ja, wanneer?

De geluidskaarten van het stedelijk openbaar vervoer in het Brussels Gewest zouden sinds 2006 niet meer bijgewerkt zijn, “aangezien het moeilijk is om bepaalde geluiden (knarsen) en trillingen te meten die de trams en de bovengrondse metro veroorzaken", volgens de informatie die online staat op de webpagina van Leefmilieu Brussel. Zijn die problemen vandaag opgelost? Is er een nieuwe cartografie van het geluid van stedelijk openbaar vervoer in ons Gewest gepland? Zo ja, wanneer zal die plaatsvinden?
 
 
Antwoord    .1)
Volgens de informatie die de MIVB heeft verstrekt tijdens de vergadering van de Raad van Bestuur voor de opvolging van de milieuconventie tussen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de MIVB betreffende de geluidshinder en de trillingen op 30 juni jl., werden de borden die de snelheid van de trams beperken tot 25 km/u op het Albert/Molière- knooppunt verwijderd naar aanleiding van de werken die de MIVB in de week van 18 juni jl. heeft uitgevoerd.

Het doel van deze tussenkomst was het versterken van de spoorbedding tussen de eigenlijke site en de wegovergangen op de Molièrelaan.

Na deze tussenkomst, werd de snelheidslimiet voor de trams opgeheven.

2)
Opnieuw volgens de informatie van de MIVB, werden op 25 juni nieuwe trillingsmetingen uitgevoerd en de analyse van de resultaten bevestigde een verbetering ten opzichte van de vorige situatie waardoor de snelheidslimiet kon worden opgetrokken tot 30 km/u.

Er is echter nog steeds sprake van ondulaire spoorslijtage op de kruising, wat de aanhoudende overlast verklaart.

De MIVB heeft daarom voorzien de sporen te slijpen om deze slijtage te elimineren.

Deze werken, die werden uitgesteld vanwege de gevolgen van de Covid-19-epidemie, staan nu gepland voor augustus.


Tot dan is de MIVB van plan de snelheidslimiet te handhaven op 30 km/u.

Leefmilieu Brussel heeft geen informatie over het al dan niet plaatsen van nieuwe borden.

3)
Ik kan deze vraag in dit stadium niet beantwoorden, maar Leefmilieu Brussel heeft gevraagd naar de resultaten van de metingen die de MIVB in het kader van dit dossier heeft uitgevoerd, overeenkomst de voornoemde milieuconventie.
4)
Het is niet aan Leefmilieu Brussel om snelheidscontroles uit te voeren voor de voertuigen van de MIVB.

In het kader van de opvolging van de voornoemde milieuconventie, heeft Leefmilieu Brussel daarom een officiële brief aan de MIVB gestuurd met het verzoek een snelheidsbeperking van 20 km/u opnieuw in te voeren en te handhaven, dit ten minste tot volgend jaar september, vóór de slijpwerken en vóór de campagne van maatregelen uit hoofde van artikel 10 van de Ordonnantie van 17 juli 1997 betreffende de strijd tegen geluidshinder in een stedelijke omgeving, zoals hieronder beschreven.

5)
Leefmilieu Brussel staat sinds januari van dit jaar in contact met de buurtbewoners van deze site.


Overeenkomstig de procedure van artikel 10 van de Ordonnantie van 17 juli 1997 betreffende de strijd tegen geluidshinder in een stedelijke omgeving, hebben deze buurtbewoners uiteindelijk een petitie en een officieel verzoek tot objectivering ingediend bij het College van burgemeester en schepenen van de gemeente Vorst.

Deze werd door de gemeente ontvangen op 5 mei 2020, waarbij Brussel Leefmilieu op 29 mei jl. een adviesaanvraag van de gemeente heeft ontvangen.

De ontvankelijkheid van het verzoek wordt momenteel geanalyseerd, met name voor wat betreft de perimeter.

Ter herinnering, bepaalt de procedure van artikel 10 van de Ordonnantie “Geluidshinder” het volgende: “Een derde van de personen, die al dan niet eigenaar zijn, ten minste achttien jaar oud zijn, woonachtig zijn in de door hen bepaalde perimeter en in de aangrenzende huizenblokken, kunnen aan het College van burgemeester en schepenen of aan de Regering vragen om de geluidshinder in hun wijk te onderzoeken [...].”.

Na het advies van Leefmilieu Brussel te hebben ingewonnen, heeft de overheid drie maanden de tijd om een beslissing te nemen.

Als ze de aanvraag van de buurtbewoners inwilligt, wordt een studie uitgevoerd door Leefmilieu Brussel die in ieder geval de volgende elementen omvat:

- geluidsmetingen met het oog op een objectieve vaststelling van de waargenomen geluidshinder;

- voorstellen van acties die de geïdentificeerde geluidshinder kunnen verhelpen;

- een begrotingsraming voor deze voorstellen.

In casu, zou de meetcampagne ten vroegste in september moeten worden uitgevoerd.


Dit soort campagnes wordt immers over het algemeen uitgevoerd onder normale (klassieke) verkeersomstandigheden die niet voorkomen tijdens vakanties waarin het verkeer sterk is afgenomen, ook voor het openbaar vervoer.


Bovendien zal zij in casu worden uitgevoerd aan het einde van de door de MIVB geplande slijpwerken.

Zoals voorzien in de Ordonnantie “Geluidshinder” is het aan de overheid om aan het einde van deze procedure en indien het zwart punt wordt bevestigd, d.w.z. bij een overschrijding van de referentiewaarden, de nodige preventieve of herstellende maatregelen te nemen.

6)
Er zijn verschillende redenen waarom de geluidskartering van het stedelijk openbaar vervoer in het Brussels Gewest niet is bijgewerkt, noch in 2011, noch in 2016, i.e. het jaar van verplichte rapportering aan Europa.

Allereerst, is de situatie van het tram- en metronet sinds 2006 weinig geëvolueerd en was er al een trendscenario voor 2015 gemodelleerd.

Ten tweede, zijn de geluidsemissies van trams en metro's over het algemeen meer lokaal en zwakker dan die van andere vervoerswijzen.


De impact op de jaarlijkse blootstelling van de bevolking is dus sterk verminderd of zelfs niet merkbaar.

Deze kaart is overigens facultatief overeenkomstig Richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai.

Tot slot, blijkt uit werkveldwaarnemingen en uit de opvolging van klachten dat de belangrijkste hinder van deze vervoerswijze vaker verband houdt met zeer specifieke of voorbijgaande fenomenen, zoals gepiep, trillingen of defecten in de infrastructuur.

Deze worden niet in aanmerking genomen in de simulatiemodellen die worden gebruikt om de gemiddelde jaarlijkse blootstelling van de bevolking te berekenen.

Het in kaart brengen is dus niet het meest geschikte instrument om rekening te houden met de lokale hinder van het tram- en metroverkeer.

Ter herinnering, is het in kaart brengen van de geluidshinder door het openbaar vervoer gebaseerd op een model voor het berekenen van de geluidshinder in verband met de passage van een spoorvoertuig (trein, tram, metro) gedurende een referentiejaar.

Deze modellering, die wordt uitgevoerd op schaal van het hele Gewest, houdt geen rekening met geluidshinder in de vorm van gepiep, noch met defecten in de sporen of de funderingen.

De toestand van de sporen en het rollend materieel is immers geen parameter die in het akoestische simulatieberekeningsmodel kan worden ingevoerd.

Bovendien is het een kwestie van lokale geluidshinder dat ongelijkmatig op het net voorkomt en onvoorspelbaar is tijdens de levensduur van het materiaal (in dit geval het spoor).

Het model houdt ook geen rekening met de trillingen die worden opgewekt door de passage van het voertuig op de sporen.

Deze trillingen zijn sterk afhankelijk van de toestand van de ondergrond waarop de infrastructuur rust en hun verspreiding is afhankelijk van de ondergrond van de omgeving, waardoor ze helaas moeilijk te voorspellen zijn.

Bovendien is het onmogelijk om voor het hele gewest over de toestand van de ondergrond te beschikken.

Een nieuwe cartografie zal het dus niet mogelijk maken om de impact van deze fenomenen te visualiseren en staat dus niet op de agenda.

Deze lokale geluidshinder kan daarentegen worden bevestigd door middel van werkveldmetingen.

Lokale bodemonderzoeken kunnen worden uitgevoerd, evenals maatregelen die in het kader van een eenmalig project of een klacht worden genomen.

Dit ligt in het verlengde van het beleid dat momenteel wordt gevoerd in het kader van de voornoemde milieuconventie en dat werd bevestigd door maatregel 10 van het quiet.brussels-plan, dat op 28 februari 2019 door de regering werd aangenomen.