Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende huurtoeslag voor te grote woningen.

Indiener(s)
Joëlle Maison
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 246)

 
Datum ontvangst: 31/07/2020 Datum publicatie: 19/10/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 15/09/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
05/08/2020 Ontvankelijk p.m.
10/09/2020 Bijlage aan het antwoord p.m. Bijlage
 
Vraag    Volgens de laatste statistieken van de Brusselse Gewestelijke Huisvestingsmaatschappij (BGHM) kon in 2019 5,3% van de woningen die door de openbare vastgoedmaatschappijen (OVM's) te huur werden aangeboden, als te groot worden beschouwd, wat betekent dat ze minstens twee slaapkamers meer hebben dat het aantal waarin de wet voorziet rekening houdend met de gezinssamenstelling van de huurder. Artikel 25 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 26 september 1996 houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de BGHM of de OVM's bepaalt dat wanneer een huurder een bovenmatige woning betrekt, de reële huurprijs in principe wordt verhoogd met een toeslag per slaapkamer vanaf de tweede overtollige slaapkamer. De toeslag bedraagt 4% van het jaarlijks gezinsinkomen, maar mag niet hoger zijn dan 603,93 euro per jaar (maximum vastgesteld op 1 januari 2016). De toeslag is tegelijk met de reële maandelijkse huurprijs verschuldigd pro rata 1/12e per maand. Er zij evenwel gepreciseerd dat de huurders die een te grote woning betrekken, in de volgende gevallen vrijgesteld worden van de toeslag:

- indien een gezinslid 60 jaar of ouder is;
- indien een gezinslid als gehandicapt erkend is;
- indien een kamer een oppervlakte van minder dan 6 m
2 heeft;
- indien de huurder een aanvraag tot mutatie naar een aangepaste woning heeft ingediend;
- wanneer op 1 januari 2016 de woning volgens de normen die van kracht waren vóór 1 januari 2015, als aangepast werd beschouwd en voor zover die normen verder nageleefd worden.

In dat verband wens ik u de volgende vragen te stellen:

1. Hoeveel huurders van de OVM's moeten volgens de laatste door de BGHM meegedeelde statistieken thans een huurtoeslag betalen omdat ze een te grote woning betrekken? Kunt u een tabel bezorgen met voor elk van de 16 OVM's het aantal huurders die de huurtoeslag moeten betalen?

2. Wat is de gemiddelde maandelijkse huurtoeslag voor te grote woningen?

3. Hoeveel huurders die een te grote woning betrekken, zijn thans vrijgesteld van de huurtoeslag omdat:

- een gezinslid 60 jaar of ouder is;
- een gezinslid als gehandicapt erkend is;
- een kamer een oppervlakte van minder dan 6 m
2 heeft;
- de huurder een aanvraag heeft ingediend tot mutatie naar een woning die aangepast is aan zijn gezinssamenstelling;
- de woning op 1 januari 2016 volgens de normen die van kracht waren vóór 1 januari 2015, als aangepast kon worden beschouwd?
 
 
Antwoord    In bijlage 1 vindt u een tabel met informatie betreffende uw vraag over het aantal OVM-huurders dat momenteel een huurtoeslag moet betalen voor een bovenmatige woning. Let op: deze gegevens omvatten het aantal woningen en niet het aantal huurders.


Op 31/12/2019 waren er 1952 bovenmatige woningen. Dit komt neer op 5,38% van de bewoonde woningen. Dit percentage varieert sterk al naargelang de OVM. Zo heeft GW van Sint-Joost een percentage bovenmatige woningen van minder dan 1%, terwijl Logis-Floréal een percentage van 17% heeft.
Van die 1952 bovenmatige woningen, zijn 755 woningen onderhevig aan een verhoogde huurtoeslag. Dit vertegenwoordigt 38,67% van de woningen. De gemiddelde toeslag bedraagt 51,60€. Bijlage 2 bevat de details voor elke OVM.
Wat uw vraag betreft over het aantal huurders dat woont in een bovenmatige woning die momenteel is vrijgesteld van het betalen van de huurtoeslag:



Allereerst dient te worden opgemerkt dat het feit dat een woning een kamer met een oppervlakte van minder dan 6 vierkante meter omvat, niet in aanmerking wordt genomen bij de berekening m.b.t. bovenmatige woningen. Een persoon is dus niet vrijgesteld van het betalen van de huurtoeslag omwille van die reden.

Bovendien sluiten de drie andere door u genoemde redenen voor het verkrijgen van een vrijstelling elkaar niet uit. Het is immers mogelijk dat een persoon wordt vrijgesteld van de toeslag omdat hij ouder is dan 60 jaar, een zoon met een handicap heeft en een mutatie heeft aangevraagd.

In totaal telde de BGHM op 31/12/2019 1.197 vrijstellingen (jaarlijks onderzoek, gegevens van de OVM’s):

- 825 = uitsluitend ouder dan 60 jaar;
- 69 = uitsluitend mutatieaanvraag;

- 10 = uitsluitend handicap;
- 2 = handicap + mutatieaanvraag;

- 196 = 60+ & mutatieaanvraag;

- 22 = 60+ & handicap;
- 5 = 60+ & mutatieaanvraag & handicap;

- 68 = noch 60+, noch handicap, noch mutatieaanvraag. Andere redenen worden niet uiteengezet.

Wat tot slot uw vraag betreft over de normen die vóór 1 januari 2015 van kracht waren voor aangepaste woningen, moet ik u meedelen dat dit soort statistieken niet beschikbaar is. Dit deel moet immers worden gelezen in combinatie met de overgangsbepalingen in artikel 3 van het besluit van de BHR van 26/09/1996 betreffende het begrip “aangepaste woning”, namelijk :

Artikel 3. "Om beschouwd te worden als geschikt voor verhuur moet de woning in functie van de gezinssamenstelling, het volgende aantal slaapkamers bevatten:

1° een slaapkamer per alleenstaande persoon, per gehuwd of samenwonend koppel.
De flats en studio’s zijn ook geschikt voor een alleenstaande persoon of een koppel;

2° twee slaapkamers voor een gehuwd of samenwonend koppel waarvan een van de leden een persoon erkend als gehandicapt is voor zover de kandidaat-huurder hierom verzocht heeft;

3° een bijkomende slaapkamer per kind: voor twee kinderen van
hetzelfde geslacht die jonger zijn dan 15 jaar of twee kinderen van verschillend geslacht die beide jonger zijn dan 12 jaar, volstaat echter één kamer op voorwaarde dat de kamer een oppervlakte van minstens 6 m² heeft, voor zover geen enkel kind als gehandicapt erkend is;

4° een bijkomende slaapkamer voor de meerderjarige persoon die of het koppel dat van het gezin deel uitmaakt;

5° twee slaapkamers voor een koppel zonder kinderen waarvan beide leden jonger dan 35 jaar zijn voor zover de kandidaat-huurder hierom verzocht heeft.


Voor de toepassing van dit besluit wordt de woning als aangepast beschouwd wanneer op 1 januari 2016 de woning volgens de van kracht zijnde normen vóór 1 januari 2015 als aangepast beschouwd werd en in zover deze normen verder nageleefd worden.


Bij de toekenning van de woningen kan de maatschappij na akkoord van de sociaal afgevaardigde afwijken van de hierboven vastgestelde normen ten voordele van de kandidaat-huurder die hierom verzocht heeft.

De hier gestelde normen zijn niet van toepassing op een huurcontract bij rehabilitatie, afgesloten vóór de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad of afgesloten conform het model van bijlage 5 bij dit besluit.

De weigering van een aangepaste woning voorzien van een gelijkaardig comfort, gelegen in dezelfde gemeente of in een straal van 5 kilometer en die in navolging van een door een huurder ingediende mutatie-aanvraag het voorwerp uitmaakt van een voorstel tot toewijzing dat wordt uitgebracht krachtens artikel 7 van dit besluit (en die de maatschappij verplicht moet voorstellen binnen de grenzen van de haar ter beschikking staande mogelijkheden), kan ertoe leiden dat de maatschappij de huurovereenkomst beëindigt middels een opzegtermijn van zes maanden met ingang op de eerste dag van de maand volgend op deze waarin er kennis werd gegeven van de opzeg, voor zover de nieuwe huurprijs niet 15 % hoger ligt dan de oude huurprijs”.

Na de opeenvolgende wijzigingen in de wetgeving met betrekking tot het begrip aangepaste woning in functie van de kinderen (Art. 3, 3° van het besluit van de BHR van 26/09/96: vóór 1 januari 2015: 9 en 12 jaar, op 1 januari 2015: 12 en 18 jaar en op 1 januari 2016: 12 en 15 jaar), werden er overgangsmaatregelen voorzien. Deze zijn nog steeds opgenomen in artikel 3 van het besluit van de BHR.

Sinds 2016 is de samenstelling van de gezinnen veranderd en kan het begrip "de woning werd als aangepast beschouwd volgens de normen die vóór 1 januari 2015 van kracht waren" uit artikel 3 van het besluit van de BHR van 26/09/1996 niet los worden gezien van de voorwaarde "en in zover deze normen verder worden nageleefd", wat in 2020 nog steeds niet het geval zou kunnen zijn.


In het kader van deze overgangsmaatregelen heeft de BGHM zich er bij de OVM’s van verzekerd dat de door deze wijziging van de regelgeving getroffen gezinnen gevrijwaard blijven wat hun huur betreft (als aangepast beschouwde woning), maar ook dat alle mutatieaanvragen die als gevolg van deze wijziging van de wetgeving op 1 januari 2015 zouden zijn afgeschaft, op 1 januari 2016 opnieuw worden ingesteld.