Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de borstvoedingspauze bij de lokale overheidsinstellingen.

Indiener(s)
Ariane de Lobkowicz
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 249)

 
Datum ontvangst: 03/08/2020 Datum publicatie: 19/10/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 08/09/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
05/08/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In een bericht op haar website van 24 december stelt een werknemersorganisatie het feit aan de kaak dat sommige lokale overheidsinstellingen weigeren om de borstvoedingspauze in hun arbeidsreglement op te nemen.

Zoals u ongetwijfeld weet, kunnen werkneemsters dankzij de borstvoedingspauze die op de werkplek wordt ingevoerd, een pauze van 30 minuten nemen om hun baby borstvoeding te geven of, meestal, om melk af te kolven. Dit betekent dat de werkgever de betrokken werkneemsters moet vrijstellen van werk en hen een geschikt lokaal ter beschikking moet stellen dat aan bepaalde specifieke criteria voldoet.

Uit het voorbeeld van de vakbondsorganisatie die discriminatie door een lokale overheidsinstelling aan de kaak stelt, blijkt dat de dienst Human Resources van de betrokken gemeente van mening is dat het recht op een borstvoedingspauze alleen betrekking heeft op de privésector en dat jonge moeders die borstvoeding willen geven het recht hebben om dat te doen, maar dan wel tijdens hun lunchpauze.

In artikel 8 van het Europees Sociaal Handvest betreffende het recht van werkneemsters op bescherming van het moederschap staat dat de partijen zich ertoe verplichten: "om de onbelemmerde uitoefening van het recht van vrouwelijke werknemers op bescherming te waarborgen, te bepalen dat moeders die hun zuigelingen voeden daartoe voldoende tijd krijgen”.

Door het herziene Europees Sociaal Handvest, en met name het bovengenoemde artikel 8.3, te ratificeren, verbindt België zich er sinds 16 oktober 1990 derhalve toe de bepalingen ervan na te leven en in zijn wetgeving op te nemen.

In zijn boek III, over werkplekken, bepaalt de Codex over het welzijn op het werk in afdeling 7, artikel III.1-62 dat “de werkgever een onopvallend en gesloten lokaal ter beschikking stelt van: (…) 2° de werkneemsters die borstvoeding geven om hen de mogelijkheid te geven om: (…) b) melk af te kolven en deze te bewaren in hygiënische omstandigheden. Dit lokaal is tevens uitgerust met een voorziening om zich te wassen.”.

De collectieve arbeidsovereenkomst nr. 80 van 27 november 2001, zoals gewijzigd bij de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 80bis van 13 oktober 2010, voorziet in een recht op borstvoedingspauzes en stelt de voorwaarden daarvan vast.

Hoewel artikel 2, lid 3, van de wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités bepaalt dat deze wetgeving niet van toepassing is op degenen die in dienst zijn van de gewesten en de gemeenten, is de verbintenis die België is aangegaan bij de ratificatie van het Europees Sociaal Handvest formeel en kan ervan worden uitgegaan dat die niet alleen van toepassing is op de werknemers in de privésector. Bovendien lijkt er geen twijfel over te bestaan dat de lokale en gewestelijke overheidsinstellingen onderworpen zijn aan de Codex over het welzijn op het werk.

Bovendien zijn de bescherming van de vrouwenrechten en de strijd tegen discriminatie prioriteiten die in de algemene beleidsverklaring van onze regering zijn vastgelegd.

Kunt u, in het licht van het bovenstaande:

- de lokale overheidsinstellingen vragen naar de erkenning van het recht op een borstvoedingspauze voor hun vrouwelijke werknemers, zoals vastgelegd in hun respectieve arbeidsreglementen, en daarvan verslag uitbrengen aan het Parlement;

- de lokale overheidsinstellingen vragen naar de middelen die worden ingezet (aantal lokalen, faciliteiten, logistieke aspecten) en de statistieken over de afgelopen 5 jaar (aantal betrokken werkneemsters), en daarvan verslag uitbrengen aan het Parlement;

- ervoor zorgen dat de lokale en gewestelijke overheidsinstellingen alles in het werk stellen, voor zover zij dat nog niet hebben gedaan, om de betrokken werkneemsters in staat te stellen hun recht op borstvoedingspauzes uit te oefenen.
 
 
Antwoord    Volgens Brussel Plaatselijke Besturen werd er tot op heden geen enkele formele klacht geregistreerd over het feit dat een gemeente zich niet houdt aan de regels omtrent het borstvoedingsverlof.


De praktische regels die de gemeenten voor borstvoedingspauzes hebben aangenomen, maken overigens deel uit van hun intern beheer. Dit intern beheer is dus niet onderworpen aan het administratief toezicht, zoals momenteel geregeld bij ordonnantie van 14 mei 1998 houdende regeling van het administratief toezicht op de gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Dit gezegd zijnde, en zoals de vakbondskringen mij hebben aangegeven, moeten er binnen het Brussels, gewestelijk en gemeentelijk openbaar ambt inderdaad punten van verbetering op dit gebied worden aangebracht, in het bijzonder betreffende de terbeschikkingstelling van een borstvoedingslokaal en de organisatie van specifieke pauzes voor moeders die borstvoeding geven.

De situatie kan immers discriminerend zijn voor de betrokken vrouwen of kan worden gezien als een obstakel voor de emancipatie van vrouwen of voor gelijke kansen op professioneel gebied.


Ten aanzien van het door u aangehaalde voorbeeld lijkt het echter meer te gaan om een gebrek aan duidelijkheid en communicatie over de geldende regelgeving dan om vrijwillige discriminatie door de lokale overheid.


Om de situatie zo goed mogelijk te verduidelijken voor de besturen, heb ik bijgevolg een brief hieromtrent gestuurd naar mijn collega Bernard Clerfayt, die bevoegd is voor lokale besturen, werk en openbaar ambt.

Naast deze brief heeft Brussel Plaatselijke Besturen op 13 juli ook een brief opgestuurd naar de Colleges van Burgemeester en Schepenen om hen te herinneren aan de wettelijke bepalingen en aanbevelingen van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen.


Als er een klacht is, zal elk van hen grondig worden onderzocht en zal de betrokken gemeente of het betrokken bestuursniveau zo nodig worden herinnerd aan haar verplichtingen.