Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de burgerdiensten voorgesteld aan minderjarige daders van handelingen die normaliter zouden moeten leiden tot de betaling van door de MIVB opgelegde administratieve boetes.

Indiener(s)
Ariane de Lobkowicz
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 495)

 
Datum ontvangst: 05/08/2020 Datum publicatie: 19/10/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 18/09/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
06/08/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Vele inbreuken op de MIVB-vervoersregels worden bestraft met administratieve boetes.

In het geval van minderjarigen ouder dan 16 jaar werd echter vastgesteld dat de betaling van een boete niet noodzakelijkerwijs productief is, vooral niet als het de ouders zijn die deze moeten betalen.

In plaats van een administratieve boete voorziet de MIVB sinds 2016 in een aanbod van mondelinge bemiddeling die, in overleg met de minderjarige, leidt tot een burgerdienst.

Deze burgerdienst op vrijwillige basis maakt het voor jongeren mogelijk om een gebrek aan burgerzin in natura goed te maken en niet hun ouders te laten betalen.

De dienst wordt georganiseerd door de MIVB, is beperkt tot 15 uur en staat in verhouding tot de gepleegde feiten en tot de leeftijd, de capaciteiten en de maturiteit van de minderjarige. Als de bemiddeling succesvol is, kan de MIVB geen administratieve boete meer opleggen.

Graag een antwoord op volgende vragen:

- Sinds het begin van de toepassing van deze mogelijkheid, voor welke taken zijn de betrokken minderjarigen ingezet, hoeveel van dergelijke diensten werden voorgesteld, hoeveel werden aanvaard, hoeveel werden er correct uitgevoerd en hoeveel werden er niet uitgevoerd of werden “afgeroffeld"?

- Wat deze laatste categorie betreft, hoeveel hebben geleid tot een verzoek om betaling van een administratieve boete en hoeveel werden uiteindelijk daadwerkelijk betaald?

- Worden de ouders van de minderjarigen betrokken bij deze procedure?

- Hoe beoordeelt u dit nieuwe systeem?
 
 
Antwoord    Deze mogelijkheid werd nog niet keer toegepast omdat momenteel de nodige uitvoeringsbesluiten ontbreken. Meerdere elementen bemoeilijken namelijk de inwerkingtreding.
In deze besluiten zou rekening moeten worden gehouden met de bijzondere werkomgeving van de MIVB waar bijzonder strenge veiligheidsmaatregelen gelden (bijv. omdat men werkt met elektrische hoogspanning) om deze alternatieve taakstraffen te laten uitvoeren.
Meer specifiek ten aanzien van minderjarigen gelden nog strengere veiligheidsvereisten dan voor andere werknemers.
De Codex over het welzijn op het werk (2017) Boek X, artikel X.3-2a) is van toepassing op de gemeenschapsdiensten voor minderjarigen. Dit omdat in de Codex over het welzijn op het werk (2017) met werknemers worden gelijkgesteld “de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon.”
De MIVB moet ingevolge deze Codex:
o een analyse uitvoeren van de risico's waaraan jongeren bij hun arbeid blootgesteld zijn, met het oog op het beoordelen van alle risico's voor de veiligheid, de lichamelijke en geestelijke gezondheid of de ontwikkeling, ten gevolge van een gebrek aan ervaring, doordat zij zich van risico's niet bewust zijn of doordat hun ontwikkeling nog niet is voltooid (artikel X.3-3 §1);
o de nodige preventiemaatregelen treffen voor de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de jongeren op het werk, zodat zij beschermd zijn tegen elk risico dat hun veiligheid, lichamelijke of geestelijke gezondheid, of ontwikkeling kan schaden (artikel X.3-4 §1);
o zorgen voor passend gezondheidstoezicht op de jongeren op het werk, overeenkomstig de bepalingen van boek I, titel 4 betreffende het gezondheidstoezicht op de werknemers en moet instaan voor de kosten ervan (artikel X.3-12 §1);
o alle jongeren die een gemeenschapsdienst uitvoeren, voorafgaandelijk een gezondheidsbeoordeling moeten laten ondergaan – aangezien ze nog geen 18 jaar zijn (artikel X.3-12, §2,1° ).
In concreto betekent dit ook dat deze jongeren moeten opgenomen worden in de dekking van de polis arbeidsongevallen van de MIVB.
Voor de uitvoering van deze sancties is dus een zeer strikte en tijdrovende omkadering nodig, waar specifieke competenties voor nodig zijn die momenteel niet voorzien zijn binnen het huidige kader.
Art. 18bis § 8 van de Ordonnantie van 22/11/1990 bepaalt ook nog dat niet alleen de minderjarige maar ook de vader, moeder en voogden of personen die de minderjarige onder hun hoede hebben, op hun verzoek de minderjarige kunnen begeleiden bij het uitvoeren van de vrijwillige gemeenschapsdienst. Het behoeft geen betoog dat dit in de praktijk voor de nodige veiligheidsproblematieken zal zorgen.
De MIVB heeft deze problematieken tijdnes de vorige legislatuur reeds opgemerkt, maar heeft niettemin van haar kant het nodige juridische voorbereidingswerk geleverd om de desbetreffende ontwerpen van uitvoeringsbesluiten conform te maken aan de bepalingen van art. 18bis van de Ordonnantie van 22 november 1990 betreffende de organisatie van het openbaar vervoer in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en zij heeft deze teksten bezorgd aan het Kabinet van de vorige minister van Mobiliteit. Deze besluiten werden echter niet uitgevaardigd, wat het momenteel voor de MIVB de facto onmogelijk maakt om deze alternatieve straffen in de praktijk om te zetten.