Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de aanzienlijke toename van het watertekort.

Indiener(s)
Ariane de Lobkowicz
aan
Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Klimaattransitie, Leefmilieu, Energie en Participatieve Democratie (Vragen nr 423)

 
Datum ontvangst: 06/08/2020 Datum publicatie: 19/10/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 15/09/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
06/08/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Ik heb al de gelegenheid gehad u vragen te stellen over de aanzienlijke tekorten aan neerslag in ons Gewest.

De gevolgen van deze situatie zijn tweeledig: aan het oppervlak, op de vegetatie, en onder dit niveau, op de grondwaterstand.

Het is duidelijk dat een periode van droogte onmiddellijke gevolgen heeft voor het oppervlak en vertraagde gevolgen in de ondergrond, met min of meer lange vertragingen, van één tot vier maanden, afhankelijk van het oppervlak dat door regenwater wordt doorkruist en dus van de tijd die nodig is voor de wateroverdracht van het grondoppervlak naar de grondwaterspiegel.

U heeft mij destijds een zeer lang en uitvoerig antwoord gegeven, dat getuigt van de hoge kwaliteit van uw personeel en het respect dat u aan de dag legt voor de parlementsleden die u ondervragen. Daarvoor dank en feliciteer ik u.

Het probleem wordt echter steeds erger.

In het dagblad “L'Avenir” van 26 juni jl. wordt hierover opnieuw gesproken, ditmaal vanuit het oogpunt van de landbouw:

"Als we verwijzen naar de gegevens van het Koninklijk Meteorologisch Instituut (KMI), die gebaseerd zijn op de totale neerslag van de laatste 90 dagen, dan had België op dinsdag 23 juni een indicator "extreem droog" in vergelijking met de indicator "normaal" die over een periode van 30 jaar is vastgesteld".

"Dit is de laagste droogte-index (op een schaal van 7 niveaus) waarin het land sinds juni is ondergedompeld.

"Erger nog, de droogte-index was juist in juni droger dan in dezelfde periode in 1976, een jaar dat wordt beschouwd als de "extreme" referentiewaarde van de afgelopen 50 jaar.

"Het zijn niet de paar regenbuien die we net hebben meegemaakt die de droogte-index hebben veranderd, die blijft hangen op "extreem droog".

Ook “La Libre Belgique” van 23 juli stelt het volgende via een Belga-perscommuniqué:

"Sinds 1 januari 2017 is het neerslagtekort in België gelijk aan 6 normale maanden neerslag", aldus Sudpresse-krantenkoppen, met een citaat van meteoroloog David Dehenauw van het Koninklijk Meteorologisch Instituut.

"Om een goed beeld te krijgen van wat er aan de hand is, is het alsof we de afgelopen drie en een half jaar een half jaar hebben gehad, waarin het helemaal niet heeft geregend. Om dit tekort aan te vullen, zullen we in het beste geval tot 2022 moeten wachten. En nogmaals, dat zou betekenen dat het tot 2022 per maand 20 mm meer zou moeten regenen. Wat niet snel zal gebeuren. ".

Ik wil dus terugkomen op mijn vorige vraag, waarin ik u vroeg wat de impact was van de droge periodes in de winter en in april. Voor de eerste periode had u mij geantwoord, maar voor de tweede periode had u mij nog geen antwoord kunnen geven:

- Kan u dat nu doen?

- Wat zijn trouwens de gevolgen van de nieuwe tekorten van de afgelopen drie maanden, zowel aan de oppervlakte als op het niveau van het grondwater?
 
 
Antwoord    1)
Ja. Wat de impact van het neerslagtekort van april op de waterspiegel betreft, kan worden gesteld dat de geringe regenval in april niet bijgedragen heeft tot het aanvullen van het waterpeil. De meeste piëzometers hebben trouwens een daling van het grondwaterpeil waargenomen.

2)
We hadden naar aanleiding van uw vorige parlementaire vraag in mei de kwestie van de waterschaarste in het oppervlaktewater al aangekaart. De waterstand was toen al vrij laag. De huidige toestand is best vergelijkbaar. Het peil heeft echter dankzij recente regenval (met name in juli) niet zijn laagste niveau bereikt.
Het lage peil van de waterlopen zorgt voor een grotere gevoeligheid voor hittegolven (hoge temperaturen die de hoeveelheid beschikbare zuurstof voor waterorganismen verminderen) en vergroot hun kwetsbaarheid voor vervuiling (zoals lozingen van rioolwater bij plotse zware regenbuien).
Deze negatieve effecten blijven nu evenwel beperkt dankzij de bovengenoemde recente regenval en de grotere inertie van de waterlichamen.


Met betrekking tot het grondwater :
Zoals ik heb uitgelegd in mijn antwoord op uw vorige parlementaire vraag, is het grondwatersysteem onderhevig aan een cyclus waarbij het peil "aangevuld en geledigd" wordt als gevolg van de infiltratie van regenwater, met een optimale infiltratie tijdens de winterperiode.
Rekening houdend met de hoeveelheden neerslag die in de maanden mei, juni en juli zijn waargenomen, de mogelijke evapotranspiratie en de beschikbare watervoorraad in de grond, was de in deze periode waargenomen neerslag onvoldoende om bij te dragen tot de aanvulling van het grondwatersysteem .
De neerwaartse trend in het waterpeil, die al in april werd waargenomen, zet zich momenteel in de meeste piëzometers voort.
Het diepere grondwater, en meer bepaald de aanvoerzones in het zuiden van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, vertoont momenteel ook een dalende trend omwille van een infiltratietekort tijdens het seizoen.
Deze daling is minder uitgesproken voor de piëzometers in het centrum en het noorden van het gewest.