Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de gevolgen van een uitfasering van diesel- en vervolgens benzinevoertuigen.

Indiener(s)
Aurélie Czekalski
aan
Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Financiën, Begroting, Openbaar Ambt, de Promotie van Meertaligheid en van het Imago van Brussel (Vragen nr 180)

 
Datum ontvangst: 14/09/2020 Datum publicatie: 29/10/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 13/10/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
16/09/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    De Brusselse regering heeft als doel om voertuigen met verbrandingsmotoren geleidelijk af te schaffen op het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (diesel in 2030, vervolgens benzine en LPG in 2035). In haar besluit van mei 2018 verklaart de Brusselse regering dat zij dit beleid onderzoekt om de doelstellingen te halen inzake luchtkwaliteit en gezondheid en inzake de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in de strijd tegen de opwarming van de aarde.

Er zij hier dus aan herinnerd dat de Brusselse Hoofdstedelijke Regering beslist heeft om overleg te plegen met de betrokken partijen en sectoren, met als doel om uiterlijk in 2030 dieselvoertuigen te verbieden, in een latere fase benzinevoertuigen te verbieden en op korte en middellange termijn alternatieve technologieën te ontwikkelen (met name de reeds beschikbare zoals elektrische, hybride en CNG-voertuigen). Het gaat dus om een project waarover nog geen definitieve beslissing is genomen, ook al communiceert de Brusselse regering heel vaak alsof dit het geval is.

Er moet aandacht worden besteed aan de sociaal-economische gevolgen, maar ook aan de gevolgen op het vlak van mobiliteit. De modaliteiten van deze maatregel en de begeleiding van de gebruikers (bedrijven en particulieren) bij deze belangrijke verandering zijn nog steeds niet bekend.

Het is overigens ongelooflijk om over dergelijke maatregelen te beslissen in een van de regio’s waar het aantal mensen dat in armoede leeft een van de hoogste van Europa is. Terwijl Vlaanderen en Wallonië alternatieven voor benzine en diesel promoten (mix van openbaar vervoer, aardgas (CNG, LNG), elektriciteit), is het Brussels Gewest van mening dat zijn burgers met een auto maar:

- Te voet moeten gaan;
- Gebruik moeten maken van het openbaar vervoer, waarvan het aanbod nog onvoldoende ontwikkeld is;
- Gebruik moeten maken van de ontradingsparkings en de tariefintegratie, waar de Brusselaars al meer dan 10 jaar op wachten;
- Of zich in de schulden moeten steken om een elektrische auto te kopen (die nog steeds duurder is dan een auto met verbrandingsmotor), aangezien dit blijkbaar het enige alternatief is dat de Brusselse regering hen laat.

De Brusselse regering lijkt dus te denken dat haar burgers met een auto mensen zijn die zich een elektrische auto kunnen veroorloven. De andere gewesten zetten zich in voor de uitfasering van de verbrandingsmotor, maar door geloofwaardige en economisch haalbare alternatieven te bepleiten.

Dit treft in de eerste plaats de mensen die werken en de pendelaars, de mensen die geen alternatief hebben voor de auto. De transitie moet plaatsvinden, maar het is aan de Brusselse regering om die te begeleiden. Zonder de koopkracht te verminderen en door serieuze alternatieven voor te stellen (waarvoor een visie, een strategie en financiering nodig zijn).

Staat u mij toe u de volgende vragen te stellen:

- Hoe staat het met de studies op het vlak van milieu, economie, fiscaliteit en mobiliteit over de gevolgen van een uitfasering van diesel- en vervolgens benzinevoertuigen?

o Worden één of meer studiebureaus ingezet voor deze taak?
o Zo ja, welke?
o Zo niet, waarom niet?

- Worden er contacten gelegd met bedrijven en particulieren om de gevolgen van een uitfasering van diesel- en vervolgens benzinevoertuigen te beoordelen?

o Zo ja, van welke aard?
· Met wie vinden die contacten plaats?
· Wat is het deelnemingspercentage?
· In welke vorm vinden deze contacten plaats?
· Wat zijn de reacties naar aanleiding van die contacten?
· Wordt de uitfasering van diesel- en vervolgens benzinevoertuigen goed onthaald?
· Hoe bereiden zij zich voor op een uitfasering van diesel- en vervolgens benzinevoertuigen?
· Wat zijn de belangrijkste opmerkingen die geformuleerd worden?
o Zo niet, waarom niet?

- 2030 is morgen. Welke pistes worden door de Brusselse regering onderzocht om de uitfasering van diesel- en vervolgens benzinevoertuigen tot een goed einde te brengen?

o Wat zijn de volgende stappen?
 
 
Antwoord    De ontvangsten via de bestaande verkeersbelastingen schommelen rond de 200 miljoen euro per jaar. Het zijn vooral benzine- en dieselwagens die deze ontvangsten genereren, gelet zij veruit het grootste aandeel hebben in het Brusselse wagenpark en de veel minder talrijke elektrische auto’s belast worden aan minimumtarieven (resp. 83,56 EUR in de jaarlijkse verkeersbelasting en 61,50 EUR in de belasting op inverkeerstelling).

In uitvoering van het regeerakkoord wordt heden een slimme kilometerheffing voor lichte voertuigen voorbereid die ertoe strekt de levenskwaliteit in de stad voor iedereen te verbeteren, als onderdeel van een eerlijke en solidaire transitie. Deze nieuwe heffing op het gebruik zal de huidige belastingen op het bezit van een voertuig vervangen. Verder voorziet het Regeerakkoord ook tegelijkertijd in een verdere ontwikkeling van de lage-emissiezone (LEZ).

Te gepasten tijde zal de Regering uitvoering communiceren over deze hervorming van de verkeersfiscaliteit, inclusief over de financiële impact ervan en het te voeren overleg met de verschillende stakeholders.

Voor wat betreft de vragen nopens de klimaatimpact en -studies verwijs ik naar mijn bevoegde collega, de heer Alain Maron en voor wat betreft de mobiliteitsvragen naar mijn bevoegde collega, mevrouw Elke Van den Brandt.