Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende het participatieproces voor de uitwerking van het Good Move-plan.

Indiener(s)
Leila Lahssaini
aan
Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Mobiliteit, Openbare Werken en Verkeersveiligheid (Vragen nr 559)

 
Datum ontvangst: 01/09/2020 Datum publicatie: 09/12/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 12/10/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
25/09/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    De periode van het openbaar onderzoek over het Good Move-plan is eind oktober 2019 ten einde gelopen. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wilde alle gebruikers van Brussel op grote schaal mobiliseren.

Bij deze participatieve aanpak moeten alle geledingen van de samenleving worden betrokken. In een vorige vraag hebt u geantwoord dat u geen onderscheid hebt gemaakt tussen de deelnemers op basis van hun sociaal-professionele status, aangezien dit geen wettelijke verplichting is, en dat u de resultaten dus niet op basis van dit criterium hebt kunnen analyseren. Overigens kan worden opgemerkt dat tijdens het forum van april 2017 de vakbonden van de werknemers slechts 1% van de geraadpleegde personen vertegenwoordigden, terwijl de bedrijfsfederaties 8% van de geraadpleegde personen vertegenwoordigden.

Onze vraag heeft betrekking op de verdeling van de resultaten: Hebt u de resultaten opgesplitst volgens de woonplaats van de respondenten, om een zicht te hebben op de concrete behoeften van de gebruikers volgens hun wijk met het oog op het opstellen van het Good Move-plan dat u op 05/03/20 hebt goedgekeurd?
 
 
Antwoord    Tijdens het opstellen van het plan werden alle gebruikers betrokken en gemobiliseerd. Dat ging dan om mobiliteitsactoren, betrokkenen uit de overheids- of privésector, koepelverenigingen, vakbonden, verenigingen, burgers of politici uit meerderheid en oppositie.

Met betrekking tot het forum van april betreffen de cijfers die u benadrukt de deelnamepercentages aan het event, wat geen afspiegeling vormt van de algemene raadpleging van de actoren gedurende de hele duur van het proces Het ging bovendien om het allereerste forum en naargelang het proces kwamen er meer deelnemers bij. De vakbonden waren logischerwijs minder vertegenwoordigd dan de koepelverenigingen en de ondernemingen die per definitie talrijker zijn, er zijn nu eenmaal maar een beperkt aantal vakbonden. en deze categorie omvat uiteenlopende entiteiten zoals BECI, UCM, UNIZO, de Federatie van de Belgische Autobus- en Autocarondernemers (FBAA), FEBETRA, Agoria, enz. De vakbonden werden trouwens meermaals geraadpleegd: via de Economische en Sociale Raad (in plenaire zitting en via een specifieke vergadering van de raad van bestuur), via de Strategie 2025 (Go4Brussels 2025), via de verschillende forums, via de Gewestelijke Mobiliteitscommissie, enz. Ze hebben overigens ook individueel deelgenomen door adviezen te verstrekken over het voorontwerp van plan in september 2018 en over het ontwerpplan in het kader van het openbaar onderzoek in 2019.


Wat de resultaten van het openbaar onderzoek betreft werd er een analyse uitgevoerd volgens de geografische verdeling van de respondenten van de online-enquête (BHG/buiten BHG en volgens de gemeente). De uitgebreide analyses staan in het gedetailleerde verslag van het openbaar onderzoek:
https://goodmove.brussels/nl/resultaten-openbaar-onderzoek/ en ook in het artikel dat in de Gids van de mobiliteit en de verkeersveiligheid nr. 56, pp. 12-15 verscheen: https://www.avcb-vsgb.be/nl/Publications/moniteur-de-la-mobilite.html


Zonder de hele analyse weer te geven, zijn dit de conclusies:

“Voor elk van de twaalf gestelde vragen belicht een grondige analyse dat de gemeenten, waaronder de burgers, ofwel meer voorstander zijn van het geformuleerde voorstel, ofwel er voorstander van zijn maar aanzienlijk minder dan het gewestelijk gemiddelde. In deze analyse zijn enkel de meest significante verschillen ten opzichte van het gewestelijk gemiddelde opgenomen.
Merk op dat voor iedere gestelde vraag het gewestelijk gemiddelde tussen 73% en 90% gunstige adviezen ligt (ofwel helemaal voorstander, ofwel eerder voorstander). Dit wijst erop dat de voorgestelde visies en maatregelen in het ontwerp van Gewestelijk Mobiliteitsplan heel goed worden aanvaard door alle burgers. Ook al hebben de burgers van sommige gemeenten hun twijfels over bepaalde maatregelen, gemiddeld worden ze dus allemaal positief onthaald (meer dan 50%).
Uit de analyse blijkt dat sommige gemeenten duidelijk positiever dan het gemiddelde lijken te zijn met betrekking tot de gestelde vragen. Het gaat daarbij om de inwoners van de gemeenten Sint-Gillis, Sint-Joost-ten-Node, Koekelberg, Etterbeek, Elsene en in mindere mate Schaarbeek en Oudergem. Sommige gemeenten vallen daarentegen op door vele tegenstanders van de voorgestelde maatregelen, waardoor het gemeentelijk aandeel van de inwoners die positief staan tegenover de verschillende acties afneemt, ook al is de mening voor de gemeente in het algemeen nog altijd gunstig. Het gaat daarbij om de inwoners van de gemeenten Ganshoren, Evere, Sint-Agatha-Berchem, Anderlecht, Vorst en in mindere mate Ukkel en Sint-Pieters-Woluwe.
Ten opzichte van de territoriale maatregelen lijkt het erop dat vooral vrij centrale en drukke gemeenten, zoals Sint-Gillis, Elsene, Sint-Joost-ten-Node en Etterbeek, voorstander zijn van de maatregelen om de wijken verkeersluw te maken (30 km/u, rustige en veilige wijken met meer bomen en minder doorgaand verkeer) en om de openbare ruimte beter te verdelen onder de verplaatsingswijzen (de beschikbare ruimte op de grote wegen optimaliseren en/of brede voetpaden zonder hindernissen aanleggen, desnoods door de ruimte voorbehouden aan de wagen te herzien), terwijl inwoners van de gemeenten die meer in de rand zijn gelegen (Ganshoren, Evere, Anderlecht, Vorst, Sint-Pieters-Woluwe en Ukkel) minder achter deze maatregelen staan.
Ook de maatregelen voor diensten, zoals de invoering van een mobiliteitskaart, de beperking van het aantal vracht- en bestelwagens in de stad door de leveringen van pakjes aan huis te beperken, en de multimodaliteit, weten vooral de inwoners van Sint-Joost-ten-Node, Sint-Gillis, Koekelberg en Schaarbeek achter zich te krijgen, terwijl de inwoners van Ganshoren, Sint-Agatha-Berchem en Sint-Pieters-Woluwe hier minder voor te vinden zijn dan het gemiddelde.”