Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de strijd tegen discriminatie bij de toegang tot huisvesting.

Indiener(s)
Joëlle Maison
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 292)

 
Datum ontvangst: 25/08/2020 Datum publicatie: 11/11/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 05/11/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
28/09/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Het probleem van discriminatie bij de toegang tot huisvesting is een echte plaag waarvan helaas veel mensen in Brussel het slachtoffer zijn vanwege hun inkomen, etnische afkomst, geloofsovertuiging, leeftijd, geslacht, handicap of de samenstelling van hun gezin. Tijdens de vorige zittingsperiode besliste de Brusselse Hoofdstedelijke Regering om dit probleem aan te pakken door van de strijd tegen discriminatie bij de toegang tot huisvesting een van haar hoofdprioriteiten te maken. Eerst en vooral werd gepoogd het verschijnsel te objectiveren en te kwantificeren door onderzoekers van de Universiteit Gent te vragen een wetenschappelijke studie uit te voeren naar de discriminerende praktijken op de Brusselse huurmarkt. Om mogelijke gevallen van discriminatie op te sporen, voerden de onderzoekers situatietests uit. Ter herinnering, deze techniek bestaat uit het reageren op een verhuuradvertentie door het sturen van twee fictieve kandidaturen. De twee kandidaat-huurders moeten een gelijkaardig profiel hebben, met uitzondering van het kenmerk dat aanleiding kan geven tot een discriminerende behandeling (leeftijd, geslacht, etnische afkomst, inkomstenbron, enz.). Het volstaat dan om na te gaan of deze kandidaat-huurders identieke antwoorden krijgen en of ze allebei uitgenodigd worden om de woning die verhuurd wordt te bezoeken. Uit de resultaten van deze studie, uitgevoerd door de Universiteit Gent in 2017, bleek dat verhuurders en makelaars in een groot aantal gevallen bepaalde categorieën van kandidaat-huurders a priori afwijzen op basis van discriminerende criteria, en in het bijzonder op basis van etnische afkomst of bron van inkomsten (werkloosheidsuitkering, leefloon, enz.). Daarnaast maakten de onderzoekers gebruik van de mystery call-methode, die bestaat uit het contacteren van een makelaar en zich voor te doen als verhuurder-eigenaar en het formuleren van een verzoek met een discriminerend karakter (bijvoorbeeld: weigering om eigendom te verhuren aan personen van buitenlandse afkomst). Het bleek dat bijna een derde van de in 2017 geteste Brusselse vastgoedmakelaars ermee instemde om de discriminerende instructies van deze fictieve verhuurders op te volgen. Om de evolutie van het verschijnsel te bestuderen, heeft de Brusselse regering een tweede studie van hetzelfde type laten uitvoeren in de eerste helft van 2019. De resultaten ervan bevestigden grotendeels de bevindingen van de eerste studie, in die zin dat ze bevestigden dat verhuurders en makelaars vaak de neiging hebben om bepaalde categorieën van potentiële huurders, met name mensen met een geestelijke handicap, werkzoekenden en mensen met buitenlands klinkende namen, a priori uit te sluiten.

Na kennis te hebben genomen van de conclusies van de in 2017 uitgevoerde studie heeft de voormalige Brusselse minister belast met Huisvesting, mevrouw Céline Fremault, een actieplan opgesteld om discriminatie bij de toegang tot huisvesting te bestrijden. Enerzijds wilde de gewestregering inzetten op sensibilisering door een verklarende brochure te publiceren over de problematiek van de discriminatie op het vlak van huisvesting, door een uitgebreide informatiecampagne te lanceren en door opleidingen te organiseren over de antidiscriminatiewetgeving voor de Brusselse vastgoedmakelaars. Bovendien wenste de regering een mechanisme op te zetten dat het gewestbestuur in staat zou stellen om discriminerende praktijken op de Brusselse huurmarkt op te sporen. Daartoe had zij het ontwerp van ordonnantie tot wijziging van de Brusselse Huisvestingscode ter versterking van de strijd tegen discriminatie bij de toegang tot huisvesting opgesteld. Deze tekst, die op 21 december 2018 door het Brussels Parlement werd aangenomen, was grotendeels ingegeven door de ordonnantie die in 2017 door de voormalige Brusselse minister van Werkgelegenheid, de heer Didier Gosuin, werd opgesteld en die tot doel had de strijd tegen discriminatie op de arbeidsmarkt te versterken.

De ordonnantie van 21 december 2018 voegt in de Huisvestingscode een artikel 214
bis in, dat de diensten van de Directie Gewestelijke Huisvestingsinspectie (DGHI) machtigt om gebruik te maken van situatietests en van de methode van de mystery client om gevallen van discriminatie op het vlak van huisvesting te kunnen opsporen. De medewerkers van de DGHI kunnen echter alleen een discriminatietest uitvoeren met een verhuurder of een vastgoedkantoor wanneer zij vooraf een klacht of melding hebben ontvangen en zij zich bovendien kunnen baseren op ernstige aanwijzingen voor praktijken die als rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie kunnen worden omschreven en die aanleiding zouden kunnen geven tot een sanctie. Indien een discriminatietest positief blijkt te zijn, moet de DGHI het bestaan van een vermoeden van discriminatie vaststellen en het dossier vervolgens doorsturen naar de procureur des Konings. Als het openbaar ministerie besluit om niet te vervolgen, kan het DGHI de overtreder een administratieve boete opleggen, die varieert van 125 euro tot 6.200 euro. Het is belangrijk eraan te herinneren dat de ordonnantie van 21 december 2018 op 1 september 2019 in werking is getreden.

Graag een antwoord op volgende vragen:

- Hoeveel meldingen van discriminerende praktijken op de Brusselse huurmarkt werden, volgens de informatie waarover u beschikt, in de loop van het jaar 2019 bij UNIA ingediend? Hebben de medewerkers van UNIA er systematisch voor gezorgd dat deze rapporten naar de DGHI werden doorgestuurd? Hoeveel kandidaat-huurders hebben rechtstreeks een klacht of een aangifte bij de DGHI ingediend om discriminerende praktijken aan de kaak te stellen? Tijdens een debat over de actualiteit in juni jongstleden vertelde u ons dat de DGHI negen maanden na de inwerkingtreding van het besluit van 21 december 2018 nog steeds slechts twee klachten had ontvangen (waaronder één ingediend door UNIA) en dat het nog altijd geen enkele discriminatietest had kunnen uitvoeren. Is het aantal meldingen in de loop van deze zomer veranderd? Hebben de medewerkers van de DGHI de afgelopen maanden (eindelijk) de eerste discriminatietesten kunnen uitvoeren? Zo ja, waren deze tests dan positief? Heeft het Brussels Parket besloten om de daders te vervolgen? Zo niet, heeft het gewestbestuur deze overtreders dan administratieve boetes opgelegd? Artikel 15 van de ordonnantie van 21 december 2018 bepaalt dat de minister belast met huisvesting jaarlijks een verslag opstelt over de bestrijding van discriminatie bij de toegang tot huisvesting en het gebruik van discriminatietests. Het evaluatieverslag wordt aan het Parlement toegezonden. Hebt u het eerste jaarlijkse evaluatieverslag al opgesteld? Wanneer kan het naar het Parlement worden gestuurd?

- Om welke reden(en) registreert de DGHI volgens de analyse van uw diensten slechts een zeer beperkt aantal meldingen van discriminatie, hoewel de twee wetenschappelijke studies die in 2017 en 2019 werden uitgevoerd, het bestaan van wijdverspreide discriminerende praktijken op de Brusselse huurmarkt hebben aangetoond? Is het beperkte aantal ingediende klachten vooral te wijten aan het feit dat het testsysteem nog onvoldoende bekend is bij het grote publiek? In dit verband kondigde u ons in het begin van de zittingsperiode aan dat Brussel Huisvesting en Equal.brussels een grote communicatiecampagne zouden voeren om de Brusselse bevolking te sensibiliseren voor de problematiek van discriminatie op het vlak van huisvesting, hen te herinneren aan de rechten en plichten van de verhuurder en de slachtoffers van discriminatie te informeren over de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de DGHI die zou kunnen leiden tot het uitvoeren van een discriminatietest.

- In maart jongstleden heeft u ons echter laten weten dat de organisatie van deze campagne vertraging heeft opgelopen omdat de in mei 2019 gelanceerde overheidsopdracht niet kon worden gegund. Twee offertes werden ingediend, maar de prijs van één werd abnormaal laag geacht om een kwaliteitsproject te verkrijgen en de andere werd na de termijn ingediend. Het gewestbestuur was daarom genoodzaakt een nieuwe procedure in gang te zetten. Werd de externe dienstverlener die verantwoordelijk is voor de voorbereiding van de communicatiecampagne sindsdien aangesteld? Waaruit bestaan de verschillende bewustmakingsacties die in het kader van deze campagne worden gepland? Wanneer moet de campagne beginnen? Kan u ons de totale kosten van deze communicatiecampagne meedelen?

- Afgelopen juni meldde de pers dat de website van Brussel Huisvesting nog geen online formulier voor slachtoffers van discriminatie bevatte om een klacht in te dienen. Het ontbreken van een online formulier werd door sommigen gezien als een verklaring voor het lage aantal geregistreerde meldingen. Heeft uw bestuur er sindsdien voor gezorgd dat er een specifiek formulier voor het registreren van klachten over discriminatie op de huurmarkt op de website werd geplaatst?

- Bij het begin van de zittingsperiode heeft de gewestregering zich ertoe verbonden de toepassing van de ordonnantie betreffende de "tests" van 21 december 2018 een jaar na de inwerkingtreding ervan, d.w.z. in september 2020, te evalueren. Bovendien hebt u onlangs aangekondigd dat de regering een werkgroep zal oprichten die tot taak heeft te werken aan een herziening van deze ordonnantie met het oog op de verbetering van het systeem van discriminatietests. Heeft de Brusselse regering een evaluatie uitgevoerd van de uitvoering van de ordonnantie van 21 december 2018? Zo ja, wat zijn de conclusies van deze evaluatie? Is de werkgroep die verantwoordelijk is voor de voorbereiding van een hervorming van het systeem van discriminatietests al opgericht? Zo ja, kan u de samenstelling van deze werkgroep beschrijven? Kan u ons ook vertellen over de verschillende denkpistes die de werkgroep momenteel verkent? Heeft de gewestregering deze werkgroep gevraagd te analyseren of het wenselijk is om proactieve discriminatietesten in te voeren, d.w.z. testen die op eigen initiatief van de DGHI kunnen worden uitgevoerd zonder te hoeven wachten op de indiening van een klacht of een melding en zonder noodzakelijkerwijs te hoeven uitgaan van ernstige aanwijzingen van discriminerende praktijken? Wanneer moet de werkgroep haar voorstellen aan de Brusselse regering voorleggen?

- Heeft de regering beslist het personeel van de DGHI uit te breiden om discriminatie bij de toegang tot huisvesting doeltreffend te kunnen bestrijden? Zo ja, hoeveel extra medewerkers moeten dan worden aangeworven?
 
 
Antwoord    In 2019 heeft Unia 56 nieuwe dossiers geopend betreffende huisvesting in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Voor een meer volledige analyse van de trends in de woningsector verwijzen wij u naar het onderdeel "Goederen en diensten” van het cijferverslag 2019 van Unia, dat te raadplegen is op de website van Unia (cijferverslag 2019 : https://www.unia.be/files/Documenten/Jaarrapport/2020_Cijferverslag_2019_DEF.pdf).

Tot nu toe heeft Unia 9 dossiers doorgegeven aan de DGHI.

De DGHI heeft twee meldingen van burgers ontvangen via het onlineformulier van de website Huisvesting.brussels.

Het gebruik van discriminatietesten door de DGHI is strikt geregeld door de Huisvestingscode (art. 214 bis).

Er zijn drie cumulatieve voorwaarden nodig om een test te kunnen uitvoeren. Er is een klacht of voorafgaande melding nodig; er moeten ernstige aanwijzingen van discriminatie zijn en er mag geen sprake zijn van uitlokking.

Sinds de inwerkingtreding van de ordonnantie heeft de DGHI 17 dossiers geopend: 9 dossiers op basis van meldingen van Unia, 6 op eigen initiatief en 2 op basis van meldingen van burgers.

Voor deze dossiers was er geen discriminatietest uitgevoerd, ofwel omdat er niet was voldaan aan de voorwaarden zoals bepaald door de Huisvestingscode, ofwel omdat de test niet nodig was om de overtreding vast te stellen, ofwel omdat de test niet kon worden uitgevoerd (omdat de woning al verhuurd was).

Er moet op worden gewezen dat de discriminatietests niet altijd noodzakelijk zijn om het bestaan van de inbreuk aan te tonen. Als de overtreding schriftelijk wordt vastgesteld, kan de verhuurder of de vastgoedmakelaar rechtstreeks worden opgeroepen voor een hoorzitting. Er vonden al 6 hoorzittingen met verhuurders en vastgoedmakelaars plaats en er zijn er nog 6 gepland.

Na de hoorzittingen besloot de DGHI de overtreders niet te vervolgen en dus werd er geen dossier overgemaakt aan het parket.

Wat betreft het jaarverslag over de strijd tegen discriminatie op de woningmarkt en het gebruik van discriminatietests, worden momenteel de maatregelen geëvalueerd die bij de ordonnantie van 21 december 2018 werden ingevoerd. Deze evaluatie en de daaruit voortvloeiende operationele conclusies zullen eind 2020 aan het Parlement worden voorgelegd.

Wat betreft het beperkt aantal meldingen, moet worden opgemerkt dat er in samenwerking met Unia en het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen een brochure met de titel “Discriminatie in de huisvestingsmarkt” werd opgesteld, om de nieuwe wetgeving onder de aandacht te brengen. Van deze brochure - die zowel aan huurders als verhuurders is gericht - werden er 20.000 exemplaren verspreid, 10.000 in het Frans en 10.000 in het Nederlands. De brochure kan ook op de website van Brussel Huisvesting worden geraadpleegd.

Begin 2021 zal er ook een bewustmakingscampagne voor het brede publiek gelanceerd worden. De bedoeling is om kandidaat-huurders te informeren over de verschillende vormen van discriminatie op de woningmarkt, hen bewust te maken van hun rechten, en hen aan te sporen om de discriminatie waarmee ze geconfronteerd worden, te melden via een ad-hocwebsite. Het is ook de bedoeling om de verhuurders te informeren over de te volgen handelwijze en hen bewust te maken van eventuele sancties bij discriminatie van een bepaalde categorie kandidaat-huurders.

Momenteel is de aanstelling aan de gang van de dienstverlener die instaat voor deze campagne. De totale kostprijs van de campagne bedraagt 72.600,00 euro incl. btw.

De campagne zal de volgende bewustmakingsacties omvatten:
- Een grootschalige digitale campagne via de sociale netwerken;
- Een website dat als uithangbord dient met allerhande informatie over het thema en met een tool voor meldingen.

De campagne zal in 2021 worden gelanceerd.

Het formulier waarmee men een klacht kan indienen staat sinds 10 juli 2020 online op de website huisvesting.brussels. De DGHI heeft twee meldingen van burgers ontvangen via dit onlineformulier.

De werkgroep werd in juli opgericht. Aan deze werkgroep nemen vertegenwoordigers van Brussel Huisvesting (DGHI, Directie Juridische Zaken, en Algemene Directie), Unia, het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen, equal.brussels en Pieter-Paul Verhaeghe, professor aan de VUB, deel. De werkgroep heeft met name de opdracht om zich te buigen over de kwestie omtrent de invoering van proactieve tests. De conclusies hiervan worden in oktober verwacht.

De in het kader van het ontwerp van personeelsplan 2020 van de GOB geformuleerde vereisten betreffen 3 voltijdequivalenten. De goedkeuring van dit personeelsplan gebeurt in het kader van het begrotingsconclaaf dat momenteel wordt goedgekeurd.