Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de controle van de toegang tot sociale huisvesting in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Indiener(s)
Pepijn Kennis
aan
Nawal Ben Hamou, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegd voor Huisvesting en Gelijke kansen (Vragen nr 330)

 
Datum ontvangst: 14/09/2020 Datum publicatie: 11/11/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 19/20 Datum antwoord: 09/11/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
01/10/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Zoals u ongetwijfeld weet, is er in november 2019 een Brusselse Burgerassemblee opgericht door Agora. De eerste taak van deze Assemblee was het identificeren van de thema's waaraan de uitgelote Brusselaars zouden werken. Er is gekozen voor het thema huisvesting.

Deze Brusselse Burgerassemblee werkt al maanden aan concrete voorstellen om de huidige situatie te verbeteren. In de loop van hun beraadslagingen zijn er bepaalde vragen gerezen over de sociale huisvesting in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Het gaat meer specifiek over de huurverhogingen in Brussel en de maatregelen die de regering heeft genomen om dit fenomeen af te remmen. Zoals u weet, nemen de wachtlijsten voor sociale huisvesting niet af. Dit probleem wordt veroorzaakt door het gebrek aan beschikbare huisvesting. Een van de factoren die bijdragen aan dit knelpunt is het frauduleus verkrijgen van dergelijke huisvesting.

- De procedure voor de toetreding tot de sociale huisvesting omvat een plafond voor inkomen en eigendom op het Belgische grondgebied.

- Hoe wordt dit gecontroleerd vooraleer een woning toe te wijzen? Hoeveel van de mensen die zich aandienen voldoen wel of niet aan de criteria? Hoe zit het met controle op eigendom van onroerend goed in het buitenland?
- Hoe wordt dit gecontroleerd eenmaal de bewoners zijn ingetrokken? Zijn er regelmatige controles op de toegangsvoorwaarden? Welke resultaten leveren deze controles op en wat zijn de gevolgen hiervan?

- Een huishouden waarschuwen dat het uit hun woning moet trekken waar zij is ingetrokken, kan gevoelig zijn. Welke maatregelen worden genomen in het geval van een negatieve controle?

- Mijn collega Joelle Maison waarschuwde onlangs voor de leegstand van gematigde en middelgrote woningen. Is er een procedure voor toeleiding van huishoudens met een inkomen dat hoger is dan dat van de toegang tot sociale woningen naar deze middelgrote woningen? Welke resultaten heeft u hiermee al geboekt?

- In geval van een uitzetting is een periode van zes maanden voorzien opdat de huurders kunnen uittrekken.
- Wordt deze periode gerespecteerd door de huurders en/of door de verhuurders van sociale woningen?
- Wat zijn de uitzonderingen?
- Welke uitzettingsperioden zijn de laatste jaren toegepast in de werkelijkheid?
 
 
Antwoord    Alle kandidaat-huurders die in de gewestelijke databank zijn opgenomen, voldoen op het moment van registratie aan de toelatingsvoorwaarden voor sociale huisvesting. Elke nieuwe aanvraag voor een woning wordt gecontroleerd.

Overeenkomstig artikel 63 van de Brusselse Huisvestingscode, onderzoekt de sociaal afgevaardigde die is aangesteld bij de door de kandidaat-huurder gekozen OVM alle dossiers om na te gaan of ze beantwoorden aan de inschrijvingsvoorwaarden, met name op het vlak van inkomsten.

Aangezien er vele jaren kunnen verstrijken tussen de inschrijving en de effectieve toewijzing van een woning, controleert de sociaal afgevaardigde bij elke toewijzing opnieuw of alle toelatingsvoorwaarden nog steeds vervuld zijn en of de kandidaat nog steeds recht heeft op alle voorkeurrechten die in de gewestelijke gegevensbank zijn ingegeven.

Met de computerprogramma’s voor huurbeheer waarover de Openbare Vastgoedmaatschappijen beschikken kan worden nagegaan of de huurder één of meer eigendommen in België bezit. Deze controle is ook mogelijk voor eigendommen in Nederland, Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, Italië en Duitsland.

Artikel 5 bis §1 van het Besluit van 26 september 1996 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de BGHM of door de openbare vastgoedmaatschappijen, bepaalt dat de kandidaat-huurder of een van de leden van zijn gezin geen onroerend goed mogen bezitten, in volle eigendom, in erfpacht of in vruchtgebruik, dat bestemd is als woning of dat voor beroepsdoeleinden gebruikt wordt. Dit artikel bepaalt evenwel ook dat de maatschappij voor individuele gevallen en in bijzondere omstandigheden van deze bepaling kan afwijken op basis van een gemotiveerde beslissing genomen op advies van de sociaal afgevaardigde.


Wat de inkomens betreft, hebben alle huurders van sociale woningen waarvan de huurovereenkomst is ingegaan vóór 01/01/2013 een huurovereenkomst voor onbepaalde duur. Dit betekent dat deze gezinnen in de sociale huisvesting kunnen blijven ongeacht de evolutie van hun inkomen.

De huurders van sociale woningen met een huurovereenkomst die is ingegaan na 01/01/2013 en gezinnen die in een woning voor middeninkomens of voor bescheiden inkomens wonen, hebben een huurovereenkomst met een duur van 9 jaar.

Huurovereenkomsten die werden gesloten door gezinnen met ten minste een gezinslid dat erkend is als persoon met een handicap of dat ouder is dan 65 op het moment van de ingangsdatum, krijgen echter een overeenkomst van onbepaalde duur.

Bij gezinnen zonder personen met een handicap of ouder dan 65 bij de ingang van de huurovereenkomst wordt het inkomen na acht jaar opnieuw gecontroleerd.

Voor huurders van sociale woningen van wie het inkomen meer dan 150% van het toelatingsinkomen bedraagt, wordt de huurovereenkomst beëindigd middels een opzegtermijn van zes maanden. Hetzelfde geldt voor huurders van woningen voor bescheiden inkomens van wie het inkomen meer dan 200% bedraagt van het toelatingsinkomen voor sociale woningen en voor huurders voor middeninkomenswoningen van wie het inkomen meer dan 250% bedraagt van dat toelatingsinkomen.


Wat betreft de toegang tot het eigendom, bepaalt artikel 14 van de standaardhuurovereenkomst voor onbepaalde en bepaalde duur dat wanneer de huurder of een lid van zijn gezin volle eigenaar, erfpachter of vruchtgebruiker wordt van een onroerend goed bestemd als woning of gebruikt voor beroepsdoeleinden, hij ten laatste binnen een maand de maatschappij-verhuurder schriftelijk moet inlichten.

Artikel 28 §3 van deze standaardhuurovereenkomst voor onbepaalde en bepaalde duur bepaalt dat de overeenkomst eindigt mits de betekening van een opzeg van 6 maanden door de maatschappij-verhuurder wanneer de huurder of een lid van zijn gezin een onroerend goed bestemd als woning of gebruikt voor beroepsdoeleinden, in volle eigendom, erfpacht of vruchtgebruik verwerft. Deze bepaling is ook van toepassing wanneer de huurder of een lid van zijn gezin inkomsten geniet uit vastgoed, behalve ingeval van afwijking toegekend door de maatschappij, overeenkomstig de wettelijke bepalingen die ter zake van toepassing zijn.

Wanneer een maatschappij vaststelt dat een huurder of een lid van zijn gezin een woning in volle eigendom, erfpacht of vruchtgebruik verwerft, wordt de huurovereenkomst krachtens dit artikel 28 §3 beëindigd middels een opzegtermijn van zes maanden.

Artikel 5 bis §3 van het Besluit van 26 september 1996 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering houdende de regeling van de verhuur van woningen die beheerd worden door de BGHM of door de openbare vastgoedmaatschappijen, kan de huurder echter de toelating van de maatschappij krijgen om in zijn woning te blijven overeenkomstig dezelfde toepassingsregels als die vastgelegd in bovengenoemd artikel 5bis, § 1.

Krachtens artikel 5 bis § 3 is bij huurovereenkomsten afgesloten vóór 1 januari 2002 het bezit van een onroerend goed toegelaten indien het kadastraal inkomen niet hoger is dan 250 euro.

Momenteel beschikken 3 OVM’s over woningen voor middeninkomens en voor bescheiden inkomens. Het betreft de Lakense Haard, Le Logement Molenbeekois en de Moderne Woning.

Het gaat om 127 woningen, waarvan 3 studio’s, 65 woningen met 1 slaapkamer, 18 woningen met 2 slaapkamers, 39 woningen met 3 slaapkamers en 2 woningen met 4 slaapkamers.

De inschrijvingen voor middeninkomenswoningen en woningen voor bescheiden inkomens alsook de toewijzingen gebeuren op basis van de hierboven vermelde gewestelijke gegevensbank.

Net als bij de aanvragen voor sociale woningen kunnen personen die voldoen aan de toegangscriteria voor woningen voor middeninkomens en bescheiden inkomens zich inschrijven via het systeem van meervoudige inschrijving bij de maatschappij van hun keuze.

Personen die zich hebben ingeschreven voor een sociale woning en van wie de financiële situatie verbetert, worden automatisch op de wachtlijst voor woningen voor middeninkomens of bescheiden inkomens geplaatst zodra hun referentiemaatschappij vaststelt dat hun inkomen het toelatingsinkomen voor een sociale woning overschrijdt of ten laatste bij de hernieuwing van de kandidaturen.

De website van de BGHM heeft een pagina gewijd aan woningen voor bescheiden inkomens en voor middeninkomens. De principes voor de inschrijving en de verschillen met een sociale woning worden op die pagina toegelicht. De door de Dienst sociale actie van de BGHM uitgegeven brochure “ Zoekt u een woning in Brussel?”  vermeldt de mogelijkheid om zich in te schrijven voor een woning tegen een gematigde prijs en werd ter beschikking gesteld van de maatschappijen zodat zij hun publiek kunnen informeren.

Elke maatschappij die beschikt over woningen voor bescheiden inkomens en middeninkomens kan een actieplan uitwerken om deze woningen gemakkelijker te verhuren, op voorwaarde dat de wettelijke bepalingen inzake inschrijving en toewijzing nageleefd worden.


De maatschappijen respecteren uiteraard altijd de opzegtermijn van zes maanden in geval van uitzetting.

Indien de huurder na zes maanden opzeg de sociale woning niet verlaten heeft, dient de maatschappij, ongeacht de reden van de huurder, een verzoekschrift bij de vrederechter in om de woning effectief te recupereren. Het spreekt voor zich dat er geen uithuiszetting kan gebeuren voordat er op correcte wijze een uitspraak is verkregen van de rechter.

Er bestaat voorts een omzendbrief waarin duidelijk bepaald wordt dat elke beslissing tot het effectief uitvoeren van een uithuiszetting uit een sociale woning, een woning voor bescheiden inkomens of een woning voor middeninkomens, moet worden voorafgegaan door een gemotiveerd en volledig verslag van de OVM en een advies van de sociaal afgevaardigde. In deze omzendbrief wordt ook bepaald dat uithuiszettingen enkel in uitzonderlijke gevallen mogen plaatsvinden tussen 1 december en 15 maart. Het feit alleen dat men een opzegtermijn van zes maanden heeft gekregen en dat men na deze periode de woning niet heeft verlaten, wordt niet beschouwd als een uitzonderlijke omstandigheid.