Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de oprichting van een lijst met deskundigen op vlak van wapens en defensiegerelateerde producten.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Pascal Smet, Staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bevoegd voor Stedenbouw en Erfgoed, Europese en Internationale Betrekkingen, Buitenlandse Handel en Brandbestrijding en Dringende Medische Hulp (Vragen nr 257)

 
Datum ontvangst: 29/09/2020 Datum publicatie: 29/10/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 28/10/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/10/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    Op de agenda van de Ministerraad van donderdag 10 september laatstleden viel te lezen dat er een lijst opgesteld zou worden met deskundigen op vlak van wapens en defensiegerelateerde producten (cf. agendapunt 29).

Omtrent uw doelstellingen wat betreft de rol van het bedrijfsleven en de academische wereld bij de evaluatie van wapenvergunningen, wat werd opgenomen in de beleidsnota Internationale Betrekkingen (IV.10.2. OD.10.2.) mocht ik u enkele maanden terug reeds ondervragen (cf. schriftelijke vraag nr. 195).

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Kan u toelichten wat er beslist werd omtrent het opstellen van deze lijst? Welke actoren, personen of organisaties zijn hierin opgenomen? Via welke procedure werd deze lijst opgemaakt? Vond er een oproep plaats? Zo ja, kan u deze toelichten? Zo neen, heeft de Regering deze actoren dan zelf aangeschreven? 

- Welke criteria werden er gebruikt hierbij? Wie heeft er hun aanwezigheid of deelname bevestigd? Welk tijdspad voorziet u voor de start van dit comité? Zijn ook de Gewesten en de federale overheid hierin vertegenwoordigd?

- Kan u de samenstelling van deze lijst nader toelichten? Welke verdeling wordt er gehanteerd naargelang het geslacht en de taalrol waartoe de deelnemers behoren?

- Kan u duiden voor welke doeleinden deze raad zal bevraagd worden? Heeft de Regering hen een gedelegeerde opdracht gegeven omtrent de goedkeuring van de licenties of vervult deze slechts een adviserende rol? Is er een huishoudelijk reglement opgemaakt? 

- Op welke manier zullen zij het beleid inhoudelijk ontwikkelen en voeden? Is er beslist of ze een rol krijgen in de opmaak van het jaarlijks Wapenrapport?

- Welk werkingsbudget heeft de Regering hen toegekend? Zullen de aanwezige deskundigen een zitpenning ontvangen? Hoeveel keer komt deze Raad jaarlijks samen?

- Hoe ver staat de cel Vergunningen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest met het opstellen van een Internal Compliance Program (ICP)? Werd deze reeds voorgesteld aan uw collega-regeringsleden en hub.brussels? Wanneer zal de bredere verspreiding hiervan plaatsvinden?

- Kan u duiden of het eerste ICP-ontwerp inmiddels reeds werd voorgelegd aan de betrokken actoren uit de industriële sector? Indien deze nog niet heeft plaatsgevonden, wanneer plant u deze voor te stellen?
 
 
Antwoord    Er vond geen oproep plaats; de Cel Vergunningen nam het initiatief om alle Brusselse universiteiten te raadplegen, met inbegrip van de Koninklijke Militaire School, om een finale lijst op te stellen. Ook met het GRIP (`Groupe de recherche indépendant sur la paix et la sécurité´) werden contacten gelegd. Dit is een onafhankelijke onderzoeksinstelling, die door de Franse Gemeenschap erkend is als permanente onderwijsorganisatie. De raadpleging van het GRIP heeft ook toegelaten om een onafhankelijke expert op te nemen (die initieel geacht werd als een lid van het GRIP). Ook het Egmontinstituut werd gepolst, maar verkoos niet op het verzoek in te gaan. Het oordeelt dat het niet over de juiste expertise beschikt om zijn steentje te kunnen bijdragen.


De gehanteerde criteria zijn, naast hun vestiging in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, gebaseerd op het vermogen van de aangezochte instellingen om deskundigen te leveren met betrekking tot ten minste één van vijf criteria die zijn opgesomd in artikel 71 van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 3 april 2014 tot uitvoering van de Ordonnantie van 20 juni 2013 betreffende de in-, uit-, doorvoer en overbrenging van defensiegerelateerde producten, ander voor militair gebruik dienstig materiaal, ordehandhavingsmateriaal, civiele vuurwapens, onderdelen, toebehoren en munitie ervan (Belgisch Staatsblad van 17 juli 2014). Ter herinnering, dit zijn de criteria:

Art. 71.
§ 1. De Cel vergunningen stelt een lijst op met deskundigen die wordt goedgekeurd door de Regering.
§ 2. § 2. Deze lijst bevat de gegevens van instellingen en organismen die een relevante expertise hebben aangetoond in minstens één van de volgende domeinen:
1° internationaal publiekrecht;
2° mensenrechten;
3° vredesopbouw;
4° politieke wetenschappen en/of internationale betrekkingen met een geografische expertise op nationaal of regionaal vlak;
5° defensie- of wapentechnologie.

De volgende instellingen met de nodige expertise hebben de uitnodiging aanvaard: de Koninklijke Militaire School, de Vrije Universiteit van Brussel, de Université Libre de Bruxelles, de Université Saint-Louis - Bruxelles en het GRIP (zie hierboven). Zoals gezegd hebben we naast deze instellingen onrechtstreeks ook een beroep kunnen doen op de diensten van een onafhankelijke deskundige, van wie de naam ons ter ore kwam tijdens onze contacten met de GRIP: het betreft dus geen expert die persoonlijk werd geselecteerd. Hij kwam in ons vizier tijdens deze eerste verkennende stappen.


De raadpleging van de deskundigen zal gebeuren wanneer een dossier voldoet aan de criteria van artikel 70 van de voornoemde Ordonnantie van 3 april 2014 aan de Brusselse gewestelijke administratieve overheden wordt voorgelegd. Ter herinnering, deze criteria zijn :

Art. 70.
§ 1. In uitvoering van de artikels 7, § 3; 20, § 3 en 21, § 4, van de Ordonnantie en voor de beoordeling van de criteria voorzien in de artikelen 17, 18, 37 en 38, wint de Cel vergunningen, volgens de nadere regels die vastgelegd worden door deze titel, het advies in van drie deskundigen voordat enige beslissing met betrekking tot aanvraag tot door-, of uitvoer wordt genomen, in de volgende gevallen:
1° het land van bestemming of eindgebruik werd onderworpen aan een embargo dat minder dan vijf jaar voor het indienen van de aanvraag beëindigd werd;
2° het land van bestemming of eindgebruik heeft een staatsgreep gekend tijdens de twee volledige jaren die het indienen van de aanvraag voorafgaan;
3° de aanvraag van een bepaalde onderneming heeft betrekking op een bepaalde bestemmeling en de Regering heeft aan dezelfde onderneming een uitvoervergunning naar dezelfde bestemmeling geweigerd tijdens de drie volledige jaren voorafgaand aan het indienen van de aanvraag;
4° het land van bestemming of eindgebruik is geen partij bij het non-proliferatieverdrag van de nucleaire wapens, het Verdrag biologische en toxische wapens en het Verdrag chemische wapens;
5° gedurende de drie laatste jaren heeft één land van de Europese Unie een uit- of doorvoer naar hetzelfde land van bestemming of eindgebruik voor gelijkaardige producten geweigerd.
§ 2. Onverminderd de toepassing van paragraaf één, kunnen deze deskundigen worden geraadpleegd over elke vraag met betrekking tot de beoordeling van de criteria voorzien door de artikelen 17, 18, 36 en 38 van de Ordonnantie. Deze facultatieve raadpleging is eveneens onderworpen aan de nadere regels, voorzien door deze titel.


Alles samen telt de expertenlijst 22 leden, waarvan 6 vrouwen en 16 mannen. 7 experten zijn Nederlandstalig, 15 Franstalig, maar het voormelde besluit van 3 april 2014 bevat geen bepalingen inzake de taalrol.

Over de samenstelling van de lijst bepaalt artikel 71 van het besluit van 3 april 2014 in het bijzonder het volgende:

Art. 71.
§ 2. In de mate van het mogelijke zal één derde van de gekozen deskundigen een geslacht hebben verschillend aan dat van de andere deskundigen.
[…]
§ 5. De door de Regering goedgekeurde lijst kan op elk ogenblik worden herzien op voorstel van de Cel vergunningen. Zij wordt van rechtswege herzien om de zes jaar.

In verband met deze paragraaf zal de lijst jaarlijks worden herbekeken om het gender- en taalevenwicht te behouden.

Uit het voorafgaande kan worden opgemaakt dat we trots mogen zijn op een uitgebalanceerde lijst.


Wat betreft de doeleinden waarvoor deze raad zal bevraagd worden, verwijs ik naar de criteria in artikel 71 van het voormelde besluit van 3 april 2014.


Artikel 73 van het besluit van 3 april 2014 bepaalt het volgende:

Art. 73.
§ 1. Elke deskundige beoordeelt het dossier dat hem wordt overgemaakt op onafhankelijke wijze en geeft een advies ten persoonlijke titel.
[…]
Het advies moet worden gegeven binnen een termijn van twintig werkdagen, te rekenen vanaf de ontvangst van de adviesaanvraag. In geval van overschrijding van de termijn, wordt geen rekening gehouden met het advies.
§ 2. ontvangst van het advies, voegt de Cel vergunningen het toe aan het aanvraagdossier die het aan de Regering overmaakt. Het gegeven advies bindt de Regering niet.


Het opmaken van een huishoudelijk reglement lijkt overbodig te zijn. Het besluit van 3 april 2014 is immers voldoende duidelijk.


De vraag over hoe de experten het beleid inhoudelijk ontwikkelen en voeden verrast me enigszins, in die zin dat de bepaling van het controlebeleid omtrent de uitvoer van defensiegerelateerde producten het prerogatief van de politieke wereld is. Dit gezegd zijnde, zullen de deskundige analyses door de experten ons uiteraard goed van pas komen bij de dossiers die aan hen zullen worden voorgelegd, maar hun rol zal wel daartoe beperkt blijven.

Voor de experten is dan ook geen rol weggelegd bij het opstellen van het jaarrapport. Het jaarrapport zal daarentegen wel een afzonderlijk hoofdstuk wijden aan de activiteiten van de experten tijdens het afgelopen jaar.


Uitgaand van het aantal dossiers waarvoor de experten de voorbije jaren hun mening hadden moeten geven, wordt er jaarlijks een begroting uitgetrokken van minstens 4.500 en hoogstens 9.000 euro.


De aanwezige deskundigen zullen geen zitpenning ontvangen. Maar artikel 73, § 1 van het voormelde besluit van 3 april 2014 bepaalt dan weer het volgende:

Art. 73
§ 1. Elke deskundige beoordeelt het dossier dat hem wordt overgemaakt op onafhankelijke wijze en geeft een advies ten persoonlijke titel. Elke deskundige ontvangt een forfaitair bedrag voor het opstellen van zijn advies dat binnen de vastgestelde termijn ontvangen wordt door de Cel vergunningen.


Het is belangrijk erop te wijzen dat het begrip `expertencomité´ kan tot verwarring leiden. Artikel 73, § 1 van het voormelde besluit van 3 april 2014 bepaalt immers het volgende:

Art. 73
§ 1. Elke deskundige beoordeelt het dossier dat hem wordt overgemaakt op onafhankelijke wijze en geeft een advies ten persoonlijke titel. Elke deskundige ontvangt een forfaitair bedrag voor het opstellen van zijn advies dat binnen de vastgestelde termijn ontvangen wordt door de Cel vergunningen.

Op basis van het aantal dossiers waarvoor de experten de voorbije jaren hun mening hadden moeten geven, kan er redelijkerwijze worden uitgegaan van vijf à tien raadplegingen per jaar.


Voor de bedrijfswereld en de industrie was het oorspronkelijk de bedoeling alle betrokken ondernemingen te bevragen in het najaar 2020, om ze vervolgens omstreeks de jaarwisseling 2020-2021 een eerste ICP-ontwerp voor te leggen. Een aantal factoren hebben daar echter een stokje voor gestoken: het personeelsgebrek in de cel en vooral de huidige gezondheidscrisis, waardoor het niet vanzelfsprekend was nauw met bedrijven samen te werken.

Voor de universiteiten en de academische wereld is daarentegen al een pakket richtlijnen opgesteld. Ze zijn het resultaat van een samenwerking tussen de cel Vergunningen, het Waals Gewest en de Université de Liège, die verantwoordelijk was voor het redactiewerk en het heeft opgevolgd. Al in november 2019 werden deze richtlijnen in Brussel voorgesteld aan de betrokken onderzoekscentra van de Waalse en Brusselse universiteiten. Een eerste evaluatievergadering die op 25 mei 2020 hadden moeten plaatsvinden, werd door de pandemie uitgesteld. Het was de bedoeling dat de onderzoekers op deze tweede bijeenkomst hun opmerkingen zouden geven over de aangenomen richtlijnen, om ze indien nodig bij te stellen. Uiteraard zullen deze nog evolueren rekening houdend met de voortgang van de in punt a. vermelde werkzaamheden van de commissie. Deze richtlijnen zijn al beschikbaar op de website van de cel Vergunningen :
http://du-arms.brussels/wp-content/uploads/Guidelines-February-2020.pdf

Een eerste, aanvankelijk voor 25 mei 2020 geplande evaluatie, werd tot 31 december 2020 uitgesteld. Op deze datum zou de academische wereld aan het Waals Gewest en aan het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een rapport over de uitgewerkte richtlijnen moeten bezorgen. In Brussel is er in een eerste debriefing voorzien op 11 januari 2021. Tijdens deze vergadering zal de toekomstige agenda worden bepaald.

Voor deze aspecten is de maatregel dus al volop van kracht.