Logo Parlement Buxellois

Schriftelijke vraag betreffende de oprichting van een gemengd wetenschappelijk comité dat mee moet nadenken over de toekomst van huisvesting in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

Indiener(s)
Bianca Debaets
aan
Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke regering, belast met Territoriale Ontwikkeling en Stadsvernieuwing, Toerisme, de Promotie van het Imago van Brussel en Biculturele Zaken van gewestelijk Belang (Vragen nr 374)

 
Datum ontvangst: 01/10/2020 Datum publicatie: 24/11/2020
Zittingsperiode: 19/24 Zitting: 20/21 Datum antwoord: 19/11/2020
 
Datum behandeling van het stuk Indiener(s) Referentie Blz.
13/10/2020 Ontvankelijk p.m.
 
Vraag    In een interview met L’Echo op vrijdag 29 mei laatstleden stelde u dat het hele beleid rond huisvesting in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest aan een herdenking toe is in het licht van de coronacrisis, die de grote onderlinge ongelijkheden fel belichtte.

Om dat nieuwe beleid mee te helpen uittekenen en ondersteunen, liet u weten een wetenschappelijk comité te zullen oprichten. Dat comité zal bestaan uit zowel lokale als internationale specialisten en voorgezeten worden door Benoît Moritz. Het wetenschappelijk comité zal niet enkel het post-coronabeleid omtrent huisvesting moeten ondersteunen, ook andere uitdagingen zoals de klimaatverandering en sociaaleconomische hinderpalen moeten daarbij aan bod komen.

In de nota’s van de Ministerraad viel over het desbetreffende comité alvast volgende passage te lezen: “De Brusselse Hoofdstedelijke Regering:

- neemt akte van de oprichting van een wetenschappelijk comité, dat moet nadenken over de impact van COVID-19 op huisvesting en het wonen in de stad;
- Belast de bevoegde ministers ermee het rapport van het comité binnen zes maanden aan de regering te bezorgen.”

Vandaar dat ik u graag volgende vragen stel:

- Kan u toelichten op welke manier dit wetenschappelijk comité omtrent huisvesting tot stand is gekomen? Is daar voorafgaand overleg gepleegd met uw collega’s uit de Regering bevoegd enerzijds voor Huisvesting en anderzijds voor Stedenbouw? Hoe werden zij betrokken bij de oprichting?
- Welke rol krijgen zij in dit comité of hoe zal het comité hen begeleiden in hun prioriteiten en de beleidsuitvoering?
- Kan u toelichten hoe de samenstelling van dit wetenschappelijk comité verlopen is en op basis van welke criteria gebeurde dit? Kan u de volledige samenstelling meedelen en de reden waarom de desbetreffende personen gekozen werden? Kan u in het bijzonder uitleggen hoe de aanduiding van de voorzitter is gebeurd?
- Wanneer voorziet u dat dit comité voor de eerste keer kan samenkomen? Op welke manier is er besloten om in diens organisatie overleg met de betrokken actoren te houden?
- Hoe zal dit wetenschappelijk comité zich verhouden tot de andere adviesinstanties en instellingen, zoals bijvoorbeeld de Adviesraad voor Huisvesting en in het bijzonder de Bouwmeester?
- Welk budget wordt er vrijgemaakt voor de werking van dit wetenschappelijk comité en op welke begrotingsallocatie? Op welke vergoedingen zullen de deelnemende leden en in bijzonder kunnen rekenen? Heeft u samen met het comité bepaalde doelstellingen vooropgesteld?
- In het voorstel van beslissing wordt vermeld dat de Regering akte neemt van de oprichting van dit comité. Waarom keurt de Regering deze oprichting niet expliciet goed? Kan u deze nuance verantwoorden?
- Kan u duiden aan welke ministers u refereert in het tweede deel van de beslissing? Betekent dit dat deze opdracht binnen zes maanden ten einde loopt?
 
 
Antwoord    De oprichting van het wetenschappelijk comité kwam voort uit de vaststelling dat in een context van algemene lockdown en telewerken de bewoonbaarheid van de woningen verslechterde. Op basis van deze vaststelling was het nodig om snel concrete oplossingen te formuleren.

De Regering heeft in dat verband de woning en de intrinsieke band die er bestaat met de dichtheid centraal willen plaatsen.

Daartoe diende een onafhankelijk comité in het leven te worden geroepen waarvan de samenstelling werd voorgesteld door de bevoegde Ministers (ikzelf en de Staatssecretarissen van Volkshuisvesting en Stedenbouw) en goedgekeurd door de BHR (teneinde de regeringspartners van het initiatief op de hoogte te brengen).

Er werd algemeen besloten dat de kabinetten niet direct betrokken zouden worden bij de werkzaamheden van het comité.

Zodra de aanbevelingen in een verslag zijn gegoten en in functie van hun inhoud, zullen we de rol van elk van hen bepalen. De ministers en staatssecretarissen die bevoegd zijn voor Stedenbouw en Huisvesting zullen dan als eersten ingrijpen.

De leden van het wetenschappelijk werden gekozen op grond van de erkenning die ze op nationaal of internationaal niveau genieten of hun deskundigheid op het vlak van stedenbouw, ruimtelijke ordening, architectuur, sociologie, enz.

De voorkeur ging daarbij uit naar een sterke academische verankering. Zo zijn de experten verbonden aan Belgische (ULB, VUB, Saint-Louis, enz.) of internationale universiteiten (TU Graz, Behrens School of Arts te Dusseldorf, EPFL Lausanne) en beschikken ze over specifieke competenties die met huisvesting verband houden.

Het wetenschappelijk comité telt 8 leden: 
- Benoit Moritz - Voorzitter, professor aan de Université Libre de Bruxelles, medecoördinator van het Metrolab.Brussels, architect-stedenbouwkundige MSA
- Susanne Eliasson - architecte en stedenbouwkundige GRAU (Paris), professor aan de Peter Berhens School of Arts – Dusseldorf, werkte mee aan Bordeaux 50000 Logements, een zeer grote ervaring en deskundigheid in het vraagstuk van het collectief wonen 
- Aglae Degros - architecte en stedenbouwkundige, bureau Artegineering , professor stedenbouw aan de TU Graz (Oostenrijk), directeur van het Instituut voor Stedenbouw van de TU Graz 
- Michael Ryckwaert  - architect-stedenbouwkundige, Doctor in de Stedenbouw en de Bouwkunst, professor stedenbouw aan de VUB, programmadirecteur van de MSc Urbanism and Spatial Planning
- Philippe Rahm - architect , docent EPFL
- Appoline Vrancken - architectuur en gender
- Christine Schaut - sociologe, stedelijke vraagstukken
- De expert inzake huisvesting staat van zijn/haar kant in voor het sturen van het project in de schoot van Perspective.

Het wetenschappelijk comité kwam voor de eerste keer samen op 25 juni jongstleden.

De Brusselse Hoofdstedelijke Regering heeft geen werkmethode gedefinieerd, maar wel een maximumaantal werkvergaderingen bepaald (10). De werkmethode werd bijgevolg vastgesteld door de leden van het Comité, op voorstel van de Voorzitter en de Secretaris.

Ze bestond uit:
- de eerste vier vergaderingen, een reeks ontmoetingen met de openbare actoren die woningen produceren of de productie ervan begeleiden, de privésector, ongeacht of het gaat om initiatieven om het privéwoningenbestand te socialiseren of niet, de Brusselse besturen die actief zijn op het vlak van stedenbouw, milieu, ruimtelijke ordening, enz.
- vergaderingen 4 en 5, een reeks uiteenzettingen, waarin elk lid een welbepaald thema aansneed en hierover vervolgens van gedachten werd gewisseld;
- de daaropvolgende vergaderingen, het opstellen van het syntheseverslag en de bijbehorende aanbevelingen, en het bespreken ervan met de besturen die door de Regering aangeduid werden om de werkzaamheden van het comité op te volgen.

De BHR heeft gevraagd dat URBAN, Brussel Huisvesting, de BMA en Perspective het comité bij zijn werkzaamheden zou begeleiden.

Wat de follow-up betreft door de gewestelijke overheidsinstellingen die in de beslissing van de Regering vermeld worden, hebben zij aan de eerste drie en de laatste drie vergaderingen deelgenomen, met uitzondering van de vertegenwoordigers van Perspective.Brussels, die alle vergaderingen hebben bijgewoond.

Tijdens de zesde vergadering vond een ontmoeting plaats met de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie (GOC).

De adviesraad voor huisvesting of de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie spreken zich veeleer uit over strategische kwesties. Bovendien zouden deze instanties om advies kunnen worden gevraagd over de aanbevelingen van het wetenschappelijk comité, zodra deze aan de BHR voorgelegd worden.

Er werd een presentiegeld van 480 euro (incl. btw) toegekend aan elke deskundige, inclusief de voorzitter, per gepresteerde halve dag (dit bedrag ligt in de lijn van wat wordt toegepast in het kader van jury's en andere deskundigencomités (bv.: Be Exemplary, deskundigencomité inzake autofiscaliteit, enz.)).

Het comité wordt benoemd voor een periode van 6 maanden.

De opdracht van het wetenschappelijk comité loopt effectief af zes maanden na de startdatum, d.w.z. in december 2020 en na de indiening van een verslag.

De aanbevelingen van dit verslag zullen in het bijzonder worden voorgelegd aan de bevoegde ministers.